Mooie stad achter de duinen, maar hoelang nog?

Een steeds sneller stijgende oceaan zal het leven van honderden miljoenen mensen in de laaggelegen kustgebieden bedreigen. Als stad aan zee ontkomt ook Den Haag niet aan dat lot. Maar hoe groot is dat gevaar? Wat kan er gebeuren als het water komt? Is de kuststad zich bewust dat de zee ook een duistere kant heeft? Wat doet Den Haag om het tij te keren? Als bewoner van "die mooie stad achter de duinen" gaat journalist Marc Konijn in een serie artikelen op zoek naar antwoorden op deze ongemakkelijke vragen. Maar voordat we losgaan, buigen we ons eerst over Den Haag – een stad met een eigenaardige ligging.

Het kan eigenlijk niet genoeg benadrukt: Den Haag ligt op een bijzondere plek. Als je de landkaart erbij pakt, zie je het in één oogopslag. Dan valt op dat Den Haag de enige grote stad is die direct aan zee ligt, met een haven, een boulevard en kilometerslange zandstranden. Hoe uniek dat is, blijkt als we wat verder uitzoomen op de kaart, buiten de landsgrenzen, rondom het stukje van de Atlantische Oceaan dat wij de Noordzee noemen.
Rotterdam, Antwerpen, Hamburg en Londen zijn de imposante zeehavensteden in Europa, van wereldformaat, maar ze liggen zonder uitzondering landinwaarts, aan de oevers van een rivier, met kilometers verderop pas de monding op het zoute water. Volg met je wijsvinger de kustlijn van de Noordzee, en je komt eigenlijk maar een handjevol kleine stadjes tegen, zoals het Franse Calais en Duinkerken, Oostende in België, ons Vlissingen, Esjberg in Denemarken, en misschien dan nog het Noorse Stavanger en Bergen, verscholen achter de fjorden. De enige andere grote stad met een vergelijkbare ligging aan de Noordzee is Edinburgh in Schotland, ook meer dan een half miljoen inwoners, maar dat ligt grotendeels hoger, op golvende heuvels.
Die unieke ligging aan zee van ‘die Haga’ is dan ook eigenlijk een ongelukje. De residentie ontstond in het midden van de dertiende eeuw, dankzij graaf Willem II vooral, die volstrekt onverwacht tot koning van het grote Roomse Rijk werd gekozen en met spoed een indrukwekkend kasteel nodig had om die status te bevestigen. Dat kasteel kwam er, en wel op een politiek-strategische locatie tussen de machtige steden Leiden en Delft in, aan de rand ook van uitgestrekte bossen waar de graaf met zijn gasten kon jagen.

Droge voeten
Maar er was nóg een overweging om die plek te kiezen, mogen we met zekerheid zeggen. Het grafelijke kasteel dat we nu Binnenhof noemen, werd namelijk gebouwd op een relatief hoge en stevige oude strandwal, achter een uitgestrekt duingebied, hemelsbreed ruim vier kilometer verwijderd van het strand. Het was met andere woorden een veilige plek voor het hof, en daarmee ook de meest logische, want het was een tijd dat de kust nog dynamisch was, dat watersnoodrampen en zeedoorbraken nog heel wel denkbaar waren, én gangbaar. De graaf en zijn hofhouding zouden daar op die hoge strandwal zeker droge voeten houden.

Gezicht op de Scheveningse Zeestraat, Cornelis Elandts, 1681-1728

De directe ligging aan zee ontstond feitelijk pas vele eeuwen later. Eerst door de aanleg in de zeventiende eeuw van de kilometerslange Scheveningseweg, die de ‘woeste duingronden’ bedwong en het dorpje van de vissers bereikbaar maakte. De verharde tolweg bracht verandering in het achterland. In de zandstuivende wildernis herrezen landgoederen, zoals het Catshuis, en naast het vissersdorp ontstond een badplaats, waar de adel en de rijke burgerij zich kon verpozen. Het was een rustige aanloop naar de grote sprong voorwaarts, en die kwam in de afgelopen anderhalve eeuw. Toen begon men gretig de oude duinen af te graven, de grond te egaliseren, en de ene woonwijk na de andere te bouwen – helemaal tot aan de voet van het jonge duin zelfs. Den Haag groeide in hoog tempo naar de kustlijn, en werd daarmee alsnog – betrekkelijk kort geleden dus – die stad aan zee.

Jonge duin
Maar een stad aan zee is niet hetzelfde als een zeestad. De achteloze manier waarop de stad haar oude duinen heeft opgeslokt, maakt duidelijk dat het stadsbestuur weinig kennis had over het gedrag van de achterliggende oceaan. Op Scheveningen heeft men zelfs het jonge duin afgegraven, de natuurlijke kustbescherming, waarna in allerijl een zeedijk moest worden neergelegd. Het is aan natuurverenigingen te danken dat zich ten zuiden van de havens niet hetzelfde drama heeft afgespeeld.
Van voortschrijdend inzicht is vooralsnog geen sprake. Nadat de Norfolkline in 2006 naar Vlaardingen vertrok, kwam er een grote lap grond vrij. Een aantrekkelijke locatie, zo direct achter strand en haven, maar wel buitendijks, en dus minder beschermd tegen de zee. Toch koos het stadsbestuur ervoor om op deze plek een wijk uit de grond te stampen – de laatste woningen worden op dit moment gebouwd. In die jaren stond al als een paal boven water dat de zeespiegel door de opwarming van de aarde zou gaan stijgen, maar dat speelde in de politieke debatten over de nieuwe bestemming van het Norfolkterrein geen enkele rol.
De aarde is inmiddels met 1,23 graad opgewarmd – gerekend vanaf de periode vóór de Industriële Revolutie. De wereld heeft in 2015 in Parijs afgesproken om de uitstoot van broeikasgassen zodanig te beperken, dat de temperatuurstijging onder de 2 graden blijft, en als het even kan onder de 1,5 graad. De wetenschap drong altijd sterk op het laatste aan, uit angst dat het smeltproces op delen van de grote ijskappen onomkeerbaar wordt. Tevergeefs. Het akkoord van Parijs is inmiddels acht jaar oud, maar het aandeel CO2 in de atmosfeer stijgt ieder jaar gewoon door, naar nieuwe recordhoogtes. De 1,5 graad is al niet meer haalbaar, en we liggen op koers voor 3 graden.

Het ondenkbare
Het is dan ook niet zo vreemd dat de ontwikkelingen in de afgelegen wereld van het ijs steeds heftiger worden; een zeespiegelstijging van meer dan 1 meter voor het jaar 2100 niet meer uitgesloten wordt. Het meest verontrustend is nog wel dat het versnelde smelten van gletsjers en ijskappen daarna nog eeuwen zal doorgaan. Het ondenkbare wordt dan ineens onvermijdelijk: dat de beschaving niet meer in staat is om het tij te keren; dat het vast staat dat een deel van Den Haag en Nederland onder water zullen lopen.
Het is nogal wat, deze laatste alinea’s. De boodschap is ongemakkelijk en roept tal van vragen op. Hoe betrouwbaar zijn de scenario’s van de klimaatwetenschappers? Waarom zijn er nog zoveel onzekerheden in de klimaatmodellen? Hoe ziet de toekomst van Den Haag eruit? Hoelang kan de stad zich beschermen tegen de rijzende zee? Maar ook: wat kunnen we doen? Wat heeft het gemeentebestuur gedaan aan klimaatbeleid? En hoe reageren de bewoners, wat zijn de initiatieven uit de stad? Voelt de stad de dreiging van hun zee?
Het zijn cruciale vragen die in het politieke debat niet of nauwelijks gesteld worden. En dat terwijl het voor Den Haag – en voor Nederland – letterlijk van levensbelang is dat de uitstoot van C02 wereldwijd sterk wordt beperkt. Alleen dan kan de opwarming van de planeet – en daarmee ook het smelten van het ijs – vertraagd worden, blijft die piek van zeespiegelstijging aanzienlijk lager, én wint Nederland kostbare tijd om zich voor te bereiden op die stijgende zeespiegel.
De komende weken verschijnen achtergrondverhalen en interviews waarin gezocht wordt naar een antwoord op bovenstaande vragen, afgesloten door een beschouwing waarin we conclusies trekken. De aftrap van de serie is een diepe duik in de klimaatwetenschap: want hoe zit het nou precies met die stijging van de zeespiegel?

De artikelen voor deze serie zijn tussen september 2019 en juni 2020 verschenen in de Haagse weekkrant Den Haag Centraal, en zijn voor de publicatie op deze website waar nodig herschreven en geactualiseerd. De illustraties zijn gemaakt door tekenaar Nicolas Journoud. De serie heeft in 2021 een van de Haagse persprijzen gewonnen: de Flaneur.

Mijn gekozen waardering € -