Nu eens een keer een totaal ander verhaal over die Arabische opstanden

De afgelopen maanden buitelden westerse media over elkaar heen met terugblikken op de Arabische Lente.  Die wekten bij betrokkenen ter plaatse soms ergernis. Zij betogen dat er tien jaar later heel wat meer democratische crisisgebieden bestaan dan de Arabische wereld. De Marokkaan Tarik Nesh-Nash, die in 2011 een actieve bijdrage leverde aan een betere grondwet in zijn land, pleit voor een ander perspectief: op democratische vernieuwing, op welzijn, en op gemeenschappelijke oplossingen voor mondiale problemen. Een baanbrekend gesprek over een Arabische Lente van de hele wereld.

Een wanhoopsdaad van een Tunesische fruitverkoper, die zichzelf in brand stak, luidde in december 2010 de zogeheten Arabische Lente in. Een lente die volgens een veelgehoord cliché ‘op een winter uitdraaide’: het volk dat opstond tegen zijn despoten kreeg – op een enkele uitzondering na – niet de democratie die het in veel gevallen eiste.

Wat kreeg het wel? Nog ergere despoten, burgeroorlogen, alsmede stereotyperingen over een regio ‘die altijd al in oorlog is geweest en misschien wel altijd in oorlog zal blijven’. Gewichtige analyses van sombere deskundigen die voorspellen dat het eerst nog erger moet worden voordat er verbetering kan zijn. Zo is het immers ook in Europa gegaan. Democratisering gaat van “au”!

Een alternatieve lezing is dat de opstanden wel degelijk iets opleverden: de kunsten in de Arabische wereld zijn gaan bloeien, de poorten van de geest hebben zich geopend, en ook is er onmiskenbaar sprake van positieve maatschappelijke veranderingen, zoals onder meer blijkt uit de hoge vlucht die het sociaal ondernemerschap in de Arabische wereld heeft genomen.

Een groot aantal publicaties en onderzoeken ondersteunt deze visie. Maar dan nog blijft het de vraag of al die sociaal ondernemers wel de behoefte hebben om netjes op te draven in de vele terugkijkverhalen die er dezer dagen met name in het Westen verschijnen. Wat zegt het begrip Arabische Lente hun nog? Willen ze wel als insecten in de barnsteen van die Lente ten toon worden gesteld, of kijken ze liever vooruit?

Neem de Marokkaan Tarik Nesh-Nash. In de overzichtsverhalen over de Arabische Lente wordt zijn land wel eens overgeslagen. Anders dan in Tunesië of Egypte, bleef de autocraat – koning Mohammed VI – er aan de macht. Toch ging ook in Marokko het volk de straat op. En met succes. Het eiste hervorming van de grondwet. En kreeg die.

Mede dankzij de inspanningen van Nesh-Nash. Schouder aan schouder met zijn ouders en zijn jongere broer nam hij in maart 2011 deel aan demonstraties. Veel belangrijker nog was dat hij een online platform ontwierp waarop hij de hele bestaande grondwet publiceerde en iedere Marokkaanse internetgebruiker de kans bood om, artikel per artikel, commentaar te leveren, hele artikelen te herschrijven, en nieuwe toe te voegen.

Dit was nooit eerder in Marokko of elders in het Midden-Oosten vertoond. De site registreerde 200.000 unieke bezoekers en 10.000 opmerkingen. De internationale pers dook erop, en dat noodzaakte de door de koning benoemde grondwetscommissie om hem uit te nodigen een samenvatting van de online aanbevelingen voor te leggen. Uiteindelijk kon veertig procent van die aanbevelingen in de nieuwe grondwet worden teruggevonden, zo wees een onderzoek van de Universiteit van Marseille uit.

Aangemoedigd door dit ongekende succes ontwierp Nesh-Nash nog veel meer online platforms die bruggen sloegen tussen burgers, het maatschappelijk middenveld, politici en ambtenaren. Aan bod kwamen zaken als een transparante begroting, eerlijke verkiezingen, corruptiebestrijding, en een rechtstreekse dialoog tussen burgers en parlementariërs.

Tariks inspanningen beperkten zich niet tot Marokko, ze breidden zich uit tot Egypte en zelfs tot ver buiten de Arabische wereld, zoals Panama. Hij ontpopte zich tot een technologische onderlegde democratische vernieuwer die de hele wereld als zijn speelveld ziet.

Reden genoeg om hem te vragen of ook hij vindt dat de Arabische Lente in ieder geval op het gebied van sociaal ondernemerschap wat heeft opgeleverd – misschien zelfs grensverleggend veel, te oordelen naar zijn activiteiten.

Een prettig inkoppertje om te beginnen, zou je zeggen, maar het pakt anders uit.

‘Wacht even,’ zegt hij vriendelijk maar beslist. ‘Ik voel er niets voor om in het frame van de Arabische lente te worden geperst. Het hele idee dat er vanuit Nederland wordt geëvalueerd of die Arabische Lente wel of geen succes is geweest, vind ik onzinnig. De hele wereld is nu in de ban van corona.  Ik zie veel liever een verhaal over hoe, laten we zeggen, Marokko, en Nederland en Noorwegen en Spanje het op dat gebied samen doen. Dus ik wil wel mijn mening geven, maar ik heb liever niet dat je mij uitlicht in jouw artikel en onderzoek.’

Ik bezweer hem dat ik hem in geen enkel frame wil plaatsen; dat hij helemaal zijn eigen frame mag kiezen; en dat ik hem nadrukkelijk uitnodig toe te lichten waarom het in zijn ogen nergens op slaat om vanuit pak’m beet Nederland terug te blikken op de Arabische lente.

Hij is nog niet overtuigd. ‘Ik weet waar dit naartoe gaat, ‘ zegt hij. ‘Jij gaat schrijven over de burgeroorlog in Syrië, over Libië, over hoe treurig het allemaal is, en hoe er dan wel democratie is in Tunesië, maar hoe die…’

Ik onderbreek hem, een beetje fel, en houd hem voor dat dit nu net níet is wat ik wil.

‘Maar de term Arabische Lente….  die woordkeuze alleen al legt ons beperkingen op,’ werpt hij tegen.

Opnieuw zeg ik hem dat we dáár dan over kunnen praten. Waarop hij de term ‘white man’s burden’ laat vallen,  waarmee schrijver Rudyard Kipling ooit aangaf dat de westerse beschaving de plicht heeft zich over zogenaamd minder geciviliseerden te ontfermen (bijvoorbeeld door ze te koloniseren). Een bevoogdend principe, dat veel bewoners van het Midden-Oosten nog altijd proeven in de manier waarop westerse media over hen schrijven.

Nóg een keer druk ik hem op het hart dat ik op een ander soort gesprek uit ben – maar wijs ik hem er ook op dat zijn activiteiten begonnen toen de Arabische Lente uitbrak, dat hij er op die manier mee verbonden is, en dat dit het startpunt kan zijn van het interview. Maar niet het eindpunt!

‘Wat mij bezig houdt is niet hoe ik met mijn eigen ecosysteem verbonden ben,’ zegt hij, ‘maar met hoe wij met elkaar zijn verbonden. Wij zitten allebei in een lockdown, we hebben te maken met dezelfde beperkingen, en dus moeten we de prioriteiten van deze planeet misschien herdefiniëren. Dat lijkt me zinvoller dan een verhaal van: hé, kijk eens naar mij, en het nieuwe model dat ik voor het Midden-Oosten heb geschapen. Daar zit een onbalans in die mij stoort.’

Uiteindelijk weet ik hem ervan te overtuigen dat hij een verhaal heeft te vertellen. Mede omdat dit verhaal niet alleen van belang is voor zijn eigen regio. Maar wel een verhaal dat, hoe je het wendt of keert, begint bij de Arabische Lente. En dat overigens ook lijkt te wortelen in een familietraditie: Tariks grootvader verzette zich al tegen de Franse koloniale overheersing, zijn vader richtte een groot aantal mensenrechtenorganisaties op. Het activisme heeft hij dus niet van een vreemde.

Maar ook die term – ‘activisme’ – wekt weerstand.

‘Ik heb mijzelf nooit als activist omschreven,’ zegt hij. ‘Ik zie mijzelf eerder als een betrokken burger. Wat ik niet zo prettig vind aan het woord ‘activist’ is dat het een tegenstander veronderstelt. Ik zie liever geen tegenstander. Ik zie een ontwikkelingsvraagstuk dat we nog niet hebben kunnen oplossen. Hoe kunnen we een zo groot mogelijk aantal mensen welvaart en welzijn bezorgen? Dat is de kwestie. Er zijn op dat gebied trouwens mensen die veel belangrijker dingen doen dan ik. Denk aan de ontwikkelaars van vaccins. Maar goed, ieder draagt zijn steentje bij.’

En hij, opper ik, draagt een steentje bij aan de democratie. Toch? Nou, nee. Voor de zoveelste keer sla ik de plank is. Ik kan het gewoon niet goed doen bij die man!

‘Democratie is niets anders dan een ontwikkelingsinstrument,’ doceert Tarik. ‘En als het geen goed instrument meer blijkt te ziin, moeten we naar iets beters op zoek. Nu, in 2020, dringt de vraag zich op of we een beter model dan democratie kunnen vinden. Want het schiet overal tekort: in Nederland, de VS. We hebben iets anders nodig! Democratie om de democratie is niet waar het om gaat. Het gaat om algemeen welzijn.’

Ik herinner hem eraan dat hij in een Ted-Talk in 2011 Churchill aanhaalde: democratie deugt niet, maar andere systemen deugen nog minder.

‘Klopt. Maar nu is het tijd voor een ander discours. Het probleem is dat we iets wat niet langer voldoet, ‘democratie’ blijven noemen om er een goed gevoel bij te houden. Democratie vereenzelvigen we met verkiezingen en referenda, maar daarmee vallen geen potten meer te breken. We moeten iets zien te bedenken dat beter is toegesneden op de technologie van vandaag de dag en de manier waarop mensen die gebruiken, op real-time communicatie, en op de uitdagingen waarvoor onze hele planeet zich geplaatst ziet. Referenda lossen die niet op.’

Gaat het dan niet nog steeds over burgerparticipatie en de mogelijkheid voor mensen hun eigen lot te bepalen?

‘Dat is precies waar ik mee bezig ben, en waarom ik weet dat democratie niet volstaat. Laat ik het uitleggen. Als jij tandpijn hebt, ga je naar de tandarts. Zonder hem weet je je geen raad. En dat is dus wat er aan democratie ontbreekt. Ze schept consensus, maar zonder de kennis en expertise die er het fundament van zouden moeten vormen. De zwakte van de democratie is dat iedereen gelijk is, ieders stemt telt even zwaar, maar als je tandpijn hebt, is de mening van de tandarts van een andere orde dan die van je buurman. Bedenk dat alle verkiezingen en referenda van de wereld corona niet kunnen oplossen. Dat kunnen alleen geleerden en onderzoekers. We hebben democratie ingevoerd in samenlevingen die nog niet in staat zijn, of gekwalificeerd zijn, om de juiste keuzes te maken. Begrijp me goed, ik ben helemaal voor participatie, sterker, ik werk aan een architectuur om die participatie zo goed mogelijk tot haar recht te laten komen, maar tegelijkertijd weet ik dat die niet voldoende is. Inclusiviteit kan niet zonder kennis. Of misschien moet je zelfs zeggen: wijsheid.’

Ik begin over de website die hij ontwierp ten tijde van de Arabische Lente, toen de bevolking voor een nieuwe grondwet betoogde, en hij Marokkaanse internetgebruikers de gelegenheid gaf de bestaande grondwet te lezen en in detail te becommentariëren. Hij erkent dat dit een succes was, en een ‘toonbeeld van een nieuwe participatievorm’.

‘Maar bedenk dat het geen activistisch platform was. Zowel mensen die te hoop liepen tegen de Makhzen – de gevestigde orde – als de gevestigde orde zelf konden er hun zegje op doen. Het succes van het platform was de neutraliteit ervan. Verschillende maatschappelijke groeperingen konden er met elkaar in gesprek. Dat was het doel.’

Het hele concept van het traditionele referendum zat hem dwars. ‘Iemand duwt je een tekst onder de neus, en vraagt: ja of nee? Ja, maar waarom ja? Waarom nee? Dat moet je weten om tot een weloverwogen besluit te kunnen komen. Een land bestaat niet uit maar een paar meningen. Dat is in zekere zin het dilemma. Ik wilde dus een uitgekiender soort referendum. Een door alle partijen geaccepteerd platform waarop iedereen kennis kon nemen van de grondwet en erover kon discussiëren.’

Dat was het begin van een hele reeks vergelijkbare platforms waarmee Nesh-Nash, die in Seattle en Beijing voor Microsoft heeft gewerkt, tot op de dag van vandaag bezig is, in de overtuiging dat moderne technologie een grote rol kan spelen in het versnellen van maatschappelijke ontwikkeling.

De lijst van Tariks platforminitiatieven is lang: er was er een dat hielp bij het opsporen van verkiezingsfraude in Marokko. Meest concrete resultaat: ongeldigverklaring van verkiezingen in een bepaald district wegens fraude. Vervolgens kwam er een platform over overheidsbegroting: ‘Het idee daarachter was dat als je mensen belasting wil laten betalen, ze moeten weten waar het geld naartoe gaat,’ aldus Nesh-Nash. ‘Dus dan moet je laten zien hoe het geld onder ministeries en instellingen wordt verdeeld. En dat moet je op een zo toegankelijk mogelijke manier doen, zodat iedereen erover kan discussiëren. Want dat kan nu nog niemand. Daarvoor is de materie te ingewikkeld. Makkelijke toegang tot kennis en informatie, om vertrouwen in het systeem op te bouwen: dat is de hele filosofie.’

Het mag duidelijk zijn: de burgerschapsinitiatieven van Tarik Nesh-Nash ontsprongen in de Arabische Lente, maar zijn inmiddels ruim buiten haar oevers getreden. Hij vermijdt onbescheiden te klinken, maar toch: hij schat dat hij direct of indirect bij online platforms in een veertigtal landen betrokken is geweest. ‘Interessant is dat mijn ideeën destijds amper bekend waren, maar nu tot internationaal erkende bestuurlijke best practices behoren.’

Hij benadrukt dat de problemen waarover hij zich de afgelopen tien jaar heeft gebogen op geen enkele wijze specifiek waren voor het Midden-Oosten en Noord-Afrika. Het gaat om uitdagingen waar democratieën wereldwijd mee worstelen. En dat was zo’n tien jaar geleden, in het midden van de Arabische Lente, eigenlijk niet anders. In 2011 was ‘democratie’ een toverwoord, en keek de westerse wereld nieuwsgierig toe of het Midden-Oosten in staat zou zijn het algemeen geaccepteerde model van democratie – ofwel: de westerse vertegenwoordigende democratie – te omhelzen. Zo niet, dan was het Midden-Oosten simpelweg niet tot democratie in staat, althans niet binnen afzienbare tijd, en bleef het Westen het enige democratische baken in de wereld.

In een Ted-Talk van eind 2011 wees Tarik Nesh-Nash er al op dat er iets mis was met dit beeld: de Occupy Wall Street-beweging in New York verklaarde zich niet vertegenwoordigd te voelen. In Spanje deden de activisten van “¡Democracia Real YA!” (‘Echte Democratie NU!’) van zich spreken. Ze vonden kennelijk dat Spanje niet werkelijk democratisch was.

Nesh-Nash merkte op dat al deze ontevredenen hetzelfde soort eisen had en zich op dezelfde manier manifesteerden, ongeacht land, regio, ras of religie. Steeds was er sprake van ‘urgentie’: men wilde ‘nu’ veranderingen, en niet pas na verkiezingen. Verder waren de eisers een ‘crowd’: ze kenden amper leiders. En ze wilden meer participatie, ofwel directere deelname in de besluitvorming. En dan is een relatie tussen deze eisen en moderne technologie gauw gelegd: die is immers ook gericht op onmiddellijke bevrediging (urgentie), egalitair van aard (‘crowd’) en interactief (‘participatie’).

Nesh-Nash ontkent niet dat er in Europa meer vrijheid is dan in Marokko. Maar ook al is er een achterstand, de wereldwijd gelijkluidende klachten over democratie die er de laatste jaren zijn, suggereren dat het Midden-Oosten niet hetzelfde democratiseringstraject zal volgen als het Westen. We zitten nu immers allemaal in dezelfde digitale werkelijkheid, een werkelijkheid die een nieuwe vorm van burgerschap vergt. Op mondiale schaal.

Nesh-Nash: ‘Als we er met zijn allen over eens kunnen worden dat algemeen welzijn uiteindelijk is wat er toe doet, kan er veel sneller vooruitgang worden geboekt. Discussies over wat nu precies democratisch is en wat niet zijn mooi als je genoeg te eten hebt en naar de dokter kunt. Verbetering van democratie moet leiden tot verbetering van welzijn. Daar moet een direct verband tussen zitten. Die puzzel moeten we oplossen. En de sleutel is kennis. Maar essentieel is ook dat mensen niet lang op verbetering willen wachten.’

Hij lacht als hij zegt: ‘Wij hebben geen zin om een Franse revolutie en wat er allemaal daarna voor ellende kwam te moeten doorstaan. Dat vooruitzicht spreekt me totaal niet aan. Ik ben op zoek naar een alternatieve, snellere route. Is dat zo gek?’

Ik vat samen dat de geaccepteerde, westerse, indirecte vorm van democratie is ontstaan vóór de digitale revolutie en dat die digitale revolutie nu waarschijnlijk directere vormen van democratie vereist. En dat dit voor alle samenlevingen in de wereld geldt, ongeacht in welk stadium van democratische ontwikkeling ze zich bevinden. Wat voor problemen we ook hebben, we stevenen allemaal af op hetzelfde soort oplossing.

Nesh-Nash knikt instemmend, en brengt de Franse filosoof Jean-Jaques Rousseau (1712-1778) in herinnering. De westerse democratie is gebaseerd op diens ‘sociale contract’, waarbij een regering belooft de wil van de geregeerden als uitgangspunt te nemen. Zo niet, dan verliest ze haar macht en legitimiteit.

‘Moet je horen,’ zegt hij met een guitige twinkeling in zijn ogen, ‘toen Jean-Jacques Rousseau leefde kostte het een dagenlange reis te paard om een boodschap van A naar B te brengen. En kijk ons nu eens vrijelijk op grote afstand converseren. En dan zouden we ons nog steeds met Rousseau’s model van democratie moeten behelpen?’

Niet alleen Jean-Jacques Rousseau is uit de tijd, maar ook het conflictmodel tussen burgers onderling en tussen burgers en staat waarop de verlichtingsideeën rond democratie leken te zijn gebaseerd. Tenminste, als je Nesh-Nash moet geloven. Hij haalt daartoe een andere filosoof aan, Thomas Hobbes, en diens beroemde Leviathan. De Leviathan, oorspronkelijk een afschrikwekkend Bijbels zeemonster, maar in Hobbes’ filosofie de soeverein, die voor ieders bestwil heerst over burgers. Vaak wordt hij afgebeeld als een enorme, vrees inboezemende, uit kleine mensjes opgebouwde reus.

‘Vergeet even dat angstaanjagende beeld,’ zegt Nesh-Nash. ‘Ik heb persoonlijk nog nooit een overheidsdienaar ontmoet die mij heeft gezegd dat hij mensen geen goede diensten wil leveren. Ik heb nooit een ambtenaar horen zeggen: Ik heb toch zo’n bloedhekel aan mensen, ik doe niets liever dan ze met hele slechte medische voorzieningen opzadelen. We hebben ambtenaren die tekort schieten enerzijds, en mensen die betere diensten eisen anderzijds, maar beide zijn van goede wil. Corruptie? Die heeft niets met individuen te maken, maar met een systeem. Humaniseer die corrupte ambtenaar, die gewoon het beste wil voor zijn gezin. Niemand wil corruptie om de corruptie zelf, omdat corruptie “goed” is. Dus moeten we streven naar systemische verandering die door mensen wordt ondersteund.’

Zodat we de Leviathan kunnen afbreken, vul ik aan.

‘Precies,’ zegt Nesh-Nash verheugd. ‘Dankjewel.’

Ik vertel hem dat toen ik twintig jaar geleden in Marokko was, niemand die ik sprak geloofde dat de Makhzen – de Marokkaanse Leviathan – ooit iets van haar macht zou inleveren. Dat Marokko bestaat niet meer, maak ik uit zijn woorden op. Het gesprek heeft nu een prettige wending gekregen. Maar dan verpest ik het door te vragen of Marokko in een overgangsfase zit naar democratie.

Tarik Nesh-Nash rolt met zijn ogen. ‘Dat is nou precies het soort vragen die gasten als jullie graag stellen. Ik heb niet eens zin om daar antwoord op te geven. Hebben we tegenwoordig eerlijke verkiezingen? Ja, hoor. Hebben we tegenwoordig een commissie die corruptie bestrijdt? Zeker weten. Alle vakjes die jullie willen afvinken, kun je afvinken. Maar wat mij veel meer bezig houdt is de lage positie van Marokko op de ranglijst van de Human Development Index (121ste op 189, CS). Ik wil gewoon dat mensen een goed leven hebben, snap je?’

Ik haast me om het anders te formuleren. Marokko beweegt zich in de richting van een participatieve samenleving voor het welzijn van haar burgers.

‘Ja. Er zijn tal van initiatieven op dat gebied ontwikkeld. En daarnaast wordt ook voldaan aan allerlei traditionele democratische vereisten waaraan ik zeker wel waarde hecht, zoals eerlijke verkiezingen. Maar er is meer nodig dan dat. Als we kijken naar Tunesië, begrijp je misschien waarom de vraag me niet bevalt. Tunesië wordt, anders dan Marokko, beschouwd als een democratie. Toch zijn mensen er nog steeds arm, en zuchten ze onder een ernstige economische crisis.’

Tunesië, zeg ik, wordt beschouwd als dat ene succes dat de Arabische Lente heeft voortgebracht. Maar dat succes is erg betrekkelijk.

‘Precies. Geloof me, als Tunesië nu een bloeiende economie had, dan zou haar democratische voorbeeld elders in de regio wel navolging hebben gevonden. Niemand zegt: ik wil geen welzijn. Het Tunesische model is interessant, maar niet meer dan dat. Want tot nu toe is het niet succesvol. Ik ben heel vaak in Tunesië geweest en ik denk dat mensen in Marokko het beter hebben.’

Hij geeft toe dat hij in zijn werk ook tegenslagen heeft gekend. ‘Veel platforms zijn mislukt, zoals een platform over gendergelijkheid. De Marokkaanse regering heeft inmiddels een wet aangenomen die geweld en discriminatie jegens vrouwen verbiedt, maar destijds waren maar weinig burgers te vinden die zich openlijk voor gendergelijkheid wilden uitspreken. Dus zou een keuze voor democratie in Marokko geen keuze voor gendergelijkheid zijn geweest. In sommige gevallen is de regering dus niet het probleem, maar het volk. Of is de regering de spiegel van het volk: als het volk lelijk is, is de regering dat ook. Ik ben in ieder geval nog lang niet klaar met experimenteren. We moeten hoe dan ook beseffen dat de problemen verder gaan dan democratie en de Arabische Lente. Er zijn wereldomspannende existentiële problemen gemoeid met de manier waarop wij samenleven. Dat is waarover me moeten nadenken. Fijn voor jullie dat je het Midden-Oosten en Noord-Afrika een tijdje als democratisch laboratorium hebben kunnen observeren, maar nu is het tijd om samen te werken.’

Tarik Nesh-Nash is CEO van GovRight, een groep specialisten op het gebied van technologie, recht, en beleid, die werken aan verbetering van de relatie tussen overheden, organisaties en het algemene publiek. Voorbeeldproject is Legislationlab.org, een platform voor burgerparticipatie op het gebied van wetgeving. http://govright.org/

Hoofdfoto: Marokkanen demonstreren in het hele land voor diepgaande hervormingen (februari 2011) Foto Magharebia/Wikimedia Commons.

Mijn gekozen waardering € -

Carl Stellweg is geboren in Beiroet en groeide op in Libanon, Egypte en Syrië. Als
buitenlandverslaggever van het AD reisde hij het hele Grote Midden-Oosten af, en schreef hij honderden reportages, interviews, analyses en achtergronden. Sinds 2009 is hij freelancer. Hij publiceerde een roman en is medeoprichter van Het Grote Midden Oosten Platform.