Vorig jaar maart ging de oliepijplijn tussen Iraaks Koerdistan en Turkije dicht. Koerdische olie kon haar afnemers niet meer bereiken. De sluiting zou al zo’n 19 miljard dollar hebben gekost. Dat is waarop de olieproducenten in Koerdistan (verenigd in APIKUR) de schade voor Irak, de inwoners en de oliebedrijven begroten: een miljard per maand.
De pijpleiding, waardoor dagelijks zo’n 400.000 vaten ruwe olie stroomde, ging dicht na een arbitrage-uitspraak in Parijs. En bleef dicht door een ruzie over de uitkomst daarvan tussen Ankara en Bagdad. Als gevolg daarvan kon Koerdistan zijn olie niet meer kwijt. En dat terwijl de Koerden na jaren van onenigheid juist in ruil voor die olie hun maandelijkse bijdrage uit de Iraakse hoofdstad hadden veiliggesteld.
Een catastrofe, zoals ik eerder vaststelde. Die nu ruim een jaar later toch anders uitpakt dan we toen allemaal dachten. Want sindsdien is er een stroom van tankauto’s met ruwe olie op gang gekomen door de Koerdistan Regio naar de grenzen met Iran en Turkije en erover. Op deze manier gaan meer dan 200.000 vaten per dag de regio uit, en volgens sommige schattingen zelfs zo’n 300.000.
Over de tankautostroom was al wel gerapporteerd door waarnemers en enkele onafhankelijke media in Koerdistan, maar de kwestie kwam pas echt in de schijnwerpers toen Reuters er uitgebreid over schreef.
Ingevoerd
Het persbureau sprak met tal van goed ingevoerde bronnen en schetst een beeld van zo’n duizend tankauto’s die 200.000 vaten ruwe olie per dag naar Iran vervoeren, en in mindere mate naar Turkije, wat zo’n 200.000 miljoen dollar per maand oplevert.
Mooi, zou je zeggen, die olie wordt in ieder geval verkocht en dat spekt de Koerdische kas. Minder dan voorheen, maar het is iets, toch? Fout. Van de opbrengsten is niets terug te vinden in de staatskas. Er is een heel systeem opgezet waardoor allerlei betrokkenen er baat bij hebben, en vooral de regerende Barzani- en Talabani-families, maar niets van de opbrengsten komt bij de gewone Koerden terecht.
Die kampen inmiddels alweer maanden met financiële problemen. Want nu de Koerdische overheid zich niet houdt aan de afspraak dat alle Koerdische olie verkocht wordt via Bagdad, stuurt de Iraakse regering de maandelijkse bijdrage voor de ambtenarensalarissen te laat of slechts gedeeltelijk. Dat leidt tot wat protesten; in Sulaymaniya van onderwijzers en ook van de ambtenaren van de verkeersboetes en rijbewijzen.
Opvallend is hoe stil het verder blijft. Bagdad komt het eigenlijk wel goed uit, want het uitblijven van de Koerdische olie betekent dat de Iraakse autoriteiten zelf meer olie kunnen oppompen en toch aan de afspraken met OPEC voldoen. Die is weliswaar niet blij, maar weet ook dat Bagdad de Koerdistan Regio niet kan beheersen.
Marktprijs
Voor Iran en Turkije is het ook een positieve ontwikkeling, want ze krijgen goede ruwe olie aangeleverd tegen een prijs die ver onder de marktprijs ligt. De internationale prijs voor een vat olie is 85 dollar. De lokale, Koerdische prijs is 35 dollar, of op z’n meest veertig.
Die olie gaat voor een groot deel naar China via Afghanistan, Pakistan, en Turkmenistan, waar voorheen Israël een belangrijke afnemer was (via Turkije). Het vervoer door Iran is Washington een doorn in het oog, want dat is in strijd met de sancties tegen Teheran, maar de Amerikanen houden zich er naar buiten toe nog stil over. Ze weten dat de Koerden ook vastzitten aan hun contracten met de oliebedrijven.
Toch is er niets mis met de pijpleiding die olie van Koerdistan naar de Turkse haven Cheyhan kan brengen, en de Turken zeggen dat ze er weer helemaal klaar voor zijn die te heropenen. Maar dat is in Bagdad helemaal onderaan de lijst terechtgekomen; ze heeft voor de Koerdische noch de Iraakse machthebbers op dit moment prioriteit. En ze kan alleen weer open als Irak de miljoenen betaalt die ze de Turken schuldig is – en daar hebben ze in Bagdad duidelijk geen zin in.
Bovendien zit Bagdad zelf ook tot de nek toe in oliesmokkel. Het is een van de manieren waarop pro-Iraakse milities aan inkomen komen. De pot verwijt de ketel? Stilte is beter.
Tankauto’s
Die duizend tot tweeduizend tankauto’s die dagelijks door Koerdistan rijden zijn bepaald niet populair bij de bevolking. Ze zijn een gevaar op de toch al drukke wegen die ze kapotrijden, en dat leidt tot ongelukken. Dat knelt temeer omdat gewone burgers niets terugzien van de winsten, terwijl ze wel de negatieve gevolgen ondervinden.
Ook in de vorm van toegenomen luchtvervuiling. Niet alleen door al die extra dieselauto’s op de weg. Een deel van de olie blijft in Koerdistan en wordt daar geraffineerd. In honderden walmende, illegale raffinaderijtjes, waarna een deel ervan alsnog als benzine wordt geëxporteerd. En ander deel is echter voor de lokale markt. Goedkoop, maar van slechte kwaliteit, waardoor de vervuiling nog verder toeneemt.
De gouverneur van Erbil verordonneerde daarom dat 138 olieraffinaderijen moeten sluiten, want inmiddels is de Koerdische hoofdstad de op een na meest vervuilde stad van Irak, na Bagdad. De rest van de naar schatting vierhonderd benzinefabriekjes die even illegaal en vervuilend zijn blijft echter gewoon operationeel.
En of het besluit ook echt wordt uitgevoerd is de vraag, want ook de raffinaderijen zijn in handen van getrouwen van de regerende families, of ze dragen toch tenminste een bepaald percentage van de winst aan hen af. Zonder hun toestemming zouden ze helemaal niet kunnen opereren. De kans dat de gesloten bedrijfjes na een paar dagen het werk weer gewoon hervatten is dan ook groot.
Gedwongen
Koerdische ambtenaren zeggen dat ze door de sluiting van de pijpleiding in deze situatie zijn gedwongen. Ze zien het als onderdeel van de inzet van sjiitische partijen in Bagdad om de relatieve autonomie voor de Koerden terug te dringen. De boodschap is dat druk van buiten om de smokkel te beëindigen ernstige gevolgen kan hebben voor de Koerdische Regio die erdoor economisch zou kunnen instorten.
De vraag is hoe realistisch die boodschap is, als de opbrengsten van de grootscheepse oliesmokkel niet in de staatskas terechtkomen. En dat feit wordt bevestigd door betrokken ambtenaren. Voor de machthebbers zijn de gevolgen van de sluiting van de pijpleiding beperkt; wat ze toen afroomden van de inkomsten verdienen ze nu aan de smokkel.
De enigen die er niet beter van worden zijn de Koerdische burgers. Niet alleen zien ze er niets van terug in de vorm van tijdig uitbetaalde salarissen of overheidsinvesteringen, bijvoorbeeld om iedereen van drinkwater en stroom te voorzien. Ze krijgen er gevaarlijke wegen voor terug, en de luchtvervuiling neemt toe.
Ondertussen wordt de kloof tussen hen en de machthebbers alleen maar groter. Die blijven zich verrijken, terwijl de meeste gewone Koerden allang door hun spaargeld zijn. En wie bezig is te overleven, heeft geen energie om tegen die situatie in opstand te komen.