Olympische Winterspelen zijn gemiddeld vijf keer duurder dan vooraf beloofd

Sportgeschiedenis heeft de kosten van de Winterspelen geanalyseerd, van de eerste editie in 1924 tot en met die van Sochi vier jaar geleden. Slechts bij hoge uitzondering benaderde de eindafrekening het bedrag dat de organisatoren aan het begin hadden beloofd. De laatste keer dat dit gebeurde, was in 1964!

In bijna alle andere gevallen, en in ieder geval in de halve eeuw tussen 1964 en Sochi 2014, lagen de totale uitgaven veel hoger dan in de aanvankelijke begroting. Van de Winterspelen van 1924, 1928 en 1952 zijn niet alle bedragen gevonden, maar uit de aard van de artikelen uit die tijd is wel degelijk op te maken dat ook toen de kosten hoger waren dan vooraf was bedacht.

Hieronder de tabel, waarbij alle bedragen zijn omgerekend naar de euro van 2014, inflatiecorrecties meegerekend. In de komende weken gaan we al die Winterspelen per geval beschrijven, zodat duidelijk wordt wat er in die tijd is gebeurd. Statistieken zijn zeker handig, maar kunnen ook veel verbergen.

Jaar – Startbedrag – Eindbedrag

1924 – 3 miljoen – 3 miljoen
1928 – 3 miljoen – 3 miljoen
1932 – 13 miljoen – 24 miljoen
1936 – 14 miljoen – 15 miljoen
1948 – 4,5 miljoen – 4 miljoen
1952 – 19 miljoen – 19 miljoen
1956 – 26 miljoen – 62 miljoen
1960 – 10 miljoen – 145 miljoen
1964 – 47 miljoen – 39 miljoen
1968 – 418 miljoen 1,9 miljard
1972 – 1,4 miljard – 3,3 miljard
1976 – 13 miljoen – 189 miljoen
1980 – 75 miljoen – 373 miljoen
1984 – 270 miljoen 325 miljoen
1988 – 350 miljoen – 1,1 miljard
1992 – 1,17 miljard – 2,8 miljard
1994 – 234 miljoen – 1,3 miljard
1998 – 1,17 miljard – 14,6 miljard
2002 – 600 miljoen – 1,5 miljard
2006 – 1,18 miljard – 2,1 miljard
2010 – 1,5 miljard – 5 miljard
2014 – 7,7 miljard – 40 miljard

Zestig miljard euro duurder dan begroot

Als we alle bovenstaande startbudgetten bij elkaar optellen, komen we uit op een totaalbedrag van zo’n 16 miljard euro. De daadwerkelijke uitgaven van al die Winterspelen bedroegen echter ongeveer 75 miljard euro. Dat is dus bijna zestig miljard meer dan beloofd, bijna vijf keer zo veel! Elke begrote euro aan het begin werden er uiteindelijk vijf.

Dat is een aanzienlijk verschil met onderzoek uit 2012 van de Universiteit van Oxford, dat stelt dat de Winterspelen gemiddeld ‘slechts’ anderhalf keer zoveel hebben gekost als vooraf beloofd. Dit enorme verschil met ons onderzoek wordt veroorzaakt door het gehanteerde startbedrag per Winterspelen. De onderzoekers van Oxford kozen voor de begrotingen uit het officiële bidbook, waar wij zijn gestart met de bedragen waarmee de organisatiecommissies zich aan het begin hebben gepresenteerd. En er is een groot verschil tussen dat officiële bidbook en zo’n allereerste presentatie, want in het laatste geval wordt meestal nog niets gezegd over andere kosten dan voor stadions en onderkomens. Dat er ook veel geld nodig is voor een verbeterde infrastructuur, de beveiliging en heel veel onvoorziene uitgaven wordt in die prilste beginfase nog even genegeerd – al dan niet bewust.

Het geval van Athene 2004 laat dit verschil goed zien. Op 25 juli 1997 schreef het ANP dat het organisatiecomité uitging van 2,6 miljard gulden – gelijk aan ongeveer één miljard euro in 2004. Nog geen jaar later, op 15 januari 1998, ging het bidbook uit van 3,2 miljard gulden. Nog voordat het bidbook werd gepresenteerd, waren de kosten zo al bijna met een kwart opgelopen. Oxford rekent die stijging niet, maar wij wel.

Tenslotte moeten ook die uitgaven uiteindelijk worden betaald, wat volgens ons onderzoek in de meeste gevallen is gebeurd na stevige belastingenverhogingen achteraf voor de plaatselijke bevolking. Toen de inwoners en andere betrokkenen helemaal aan het begin instemden met zo’n kandidaatsstelling wisten ze nog niets van die enorme extra uitgaven, maar aan het eind van het verhaal mochten zij daar wel voor opdraaien. Voorbeelden hiervan zijn onder meer Grenoble 1968, Lake Placid 1980, Sarajevo 1984, Lillehammer 1994 en Vancouver 2010.

Daarom is het van belang dat dit allereerste bedrag als uitgangspunt wordt genomen, en niet pas het officiële budget in het bidbook. Met de presentatie van de allerprilste financiële cijfers werd de olympische trein in beweging gezet. Politiek gezien werd een station gepasseerd, waarna de trein pas weer kon stoppen na afloop van de Olympische Spelen – het moment waarop definitief werd bepaald hoeveel het treinkaartje had gekost en vooral wie dat mocht gaan betalen.

De olympische beweging heeft hierbij de gewoonte ontwikkeld om de winsten zelf te houden en de lasten af te wentelen op de plaatselijke bevolking. Hierbij zijn de gekste dingen gebeurd, zoals het plunderen van een fonds voor werkloosheidsbestrijding, chantage en het verbranden van de administratie. In de komende weken worden al die gevallen behandeld op Sportgeschiedenis.

Het IOC is machteloos

Al bijna een halve eeuw zegt het IOC dat het zo niet verder kan. In 1969 gaf het IOC hierover een document uit, waaraan het Nederlandse IOC-lid Van Karnebeek meewerkte. In 1972 later was het IOC-voorzitter Avery Brundage die deze uitgaves onverantwoordelijk vond. En ook zijn opvolger Lord Killanin zei in 1976 dat het IOC niet wilde dat er zoveel geld werd verspild met de Winterspelen.

Het IOC lijkt machteloos om dit patroon te doorbreken. We gaan daarom opnieuw rekenen als de komende Winterspelen zijn afgelopen met als vraag: worden de Winterspelen van 2018 wel of niet vijf keer duurder dan de organisatoren in 2011 hebben beloofd?

Mijn gekozen waardering € -

Sporthistoricus. Auteur van de Bosatlas van het Nederlandse voetbal. De enige Amsterdammer, die is afgestudeerd op Feyenoord.