Onbekende kinderen

In de herfst van 1944 vertrok het laatste transport uit Kamp Westerbork. Onder de gedeporteerden bevond zich een groep van vijftig (wees)kinderen. Op 1 na ontsnapten zij aan de dood. Uiteindelijk werden zij elkaars familie.

Een groep van vijftig kinderen vertrok op 13 september 1944 vanuit kamp Westerbork richting het Oosten. Ze waren tussen de tien maanden en elf jaar oud en afkomstig uit het kampweeshuis. De kinderen maakten deel uit van het laatste transport uit het doorgangskamp, met in totaal 279 Joodse gevangenen. 

Louk de Liever (73) was een van de gedeporteerde kinderen. De trein waar ook hij in zat opgesloten had als bestemming Auschwitz, zegt De Liever. ‘Maar omdat de Russen de spoorlijn bombardeerden, moesten de Duitsers uitwijken.’

De kinderen  kwamen niet in het beruchte vernietigingskamp terecht, maar in het concentratiekamp Bergen-Belsen. Uiteindelijk eindigde hun reis, in november 1944, in het concentratiekamp Theresienstadt.

In zijn huis aan een gracht in Amersfoort, op enkele passen van de plaatselijke synagoge, laat De Liever de namenlijst zien van het kindertransport. ‘Als de Duitsers de achternamen niet kenden, noemden zij het kind gemakshalve Israël. Hier: Robert, Freddie, Hans, Frits, Leo, Janneman, Dorothea: allemaal met dezelfde achternaam Israël.’ De meeste kinderen waren, net als Louk de Liever, door de Duitsers opgepakt op onderduikadressen bij niet-joden. Hier waren zij ondergebracht zonder hun ouders, meest vluchtelingen uit Duitsland, in de hoop een grotere kans te hebben om de oorlog te overleven.  ‘Meestal waren ze verraden,’ zegt Louk. ‘Net als ik’.

'Unbekannt'

De Duitsers hadden vaak geen idee wie deze kinderen precies waren en hoe hun echte namen luidden. In 1944 waren de meeste ouders al gearresteerd, gedeporteerd of vermoord. Waarschijnlijk interesseerde het de Duitsers ook maar matig. In Westerbork droegen de kinderen een bordje om hun nek, met daarop de omschrijving ‘Unbekanntes Kind’ (‘Onbekend kind’). Op de transportlijsten wordt de groep eenvoudig ‘Gruppe Unbekannte Kinder‘ genoemd – weer zo’n typisch voorbeeld van de nazi-bureaucratie. Onderweg stierf de jongste, een kind van tien maanden, aan een longontsteking.

Louk, geboren in 1939 en voorzitter van de Stichting Onbekende Kinderen, was pas vijf jaar oud toen hij op transport werd gesteld. Hij had twee jaar lang ondergedoken gezeten toen hij werd verraden. Louk woonde met zijn ouders in Nijkerk. De buurman – een onderwijzer op de openbare lagere school – wees hen erop dat het welicht beter was om de jongen onder te brengen bij niet-joden. ‘Ik kon terecht bij de zus van die onderwijzer, in Amsterdam,’ vertelt De Liever. Achter op de fiets (‘Bij Annie, die zat in het verzet’) reisde Louk van Nijkerk naar de hoofdstad. Het onderduikadres was in de Agamemnonstraat, niet ver van het Olympisch Stadion. Louk heette vanaf die dag Louis Veenstra. ‘Ik had geen idee waar mijn ouders en grootouders waren. Die waren op andere plaatsen ondergedoken.’

Op 16 augustus 1944 kwamen ‘twee SS-mannen met lange leren jassen’ naar het huis aan de Agamemnonstraat. De overburen hadden de jongen verraden. Zijn pleegouders, zoals De Liever zijn onderduikgevers noemt, waren niet thuis. En de hulp, Henny, deed alsof ze Louk, die net aan kwam lopen, niet kende. ‘Maar ik verraadde mezelf door Henny om een boterham te vragen,’ vertelt De Liever. ‘Drie dagen later zat ik in het weeshuis in kamp Westerbork.’

Dat weeshuis – Barak 35 – was in 1942 ingericht en stond onder leiding van de directeur Otto Birnbaum. Hier werd geprobeerd om de gearresteerde kinderen zo goed mogelijk op te vangen en te begeleiden met schoolse activiteiten, sport en spelletjes. Een aantal van de vrouwelijke verzorgers uit Barak 35 – eveneens gevangenen – zou meegaan met het transport van de Gruppe Unbekannte Kinder.

Auschwitz

Over die wonderbaarlijke treinreis van de vijftig ‘weeskinderen’ door Duitsland, terwijl om hen heen de oorlog woedde, was lang weinig bekend. Historici gingen er tot in de jaren negentig vanuit dat dit laatste transport uit Westerbork, net als eerdere transporten, naar Auschwitz was gegaan. Maar de groep kwam uiteindelijk terecht in het concentratiekamp Theresienstadt, in het huidige Tsjechië. Hier werden de kinderen in mei 1945 door het Rode Leger bevrijd.

Louk de Liever heeft vreemde herinneringen aan die tijd in het kamp. ‘Ik herinner me bijvoorbeeld een tuintje, waar we met een gieter bloemen besproeiden. En dat we als een gezin, met ouders die we mama en papa moesten noemen, in een huisje woonden ’ Na de oorlog werd Louk wegens dit soort verhalen voor leugenaar en fantast uitgemaakt. ‘Maar later hoorde ik dat de Duitsers propagandafilms maakten in Theresienstadt, waarvoor ik waarschijnlijk ben gebruikt. Vandaar die herinneringen.’

Het is een van de merkwaardige aspecten aan deze geschiedenis: de ‘onbekende kinderen’, van wie er nog 38 in leven zijn, waren destijds in meerderheid peuters en kleuters. Betrouwbare herinneringen aan die negen maanden dat zij in Bergen-Belsen en Theresienstadt  doorbrachten, hebben ze niet of nauwelijks. Niet aan de ziektes waar ze aan leden – tyfus, tbc, hongeroedeem – noch aan het dagelijks leven dat zij er leidden. De Liever: ‘Ik herinner me van de reis enkel een donkere ruimte. Dat moet de veewagon geweest zijn waarin we werden vervoerd.’ Toen hij ooit bij een spoorwegovergang stond te wachten en er een stoomtrein voorbij kwam, kreeg De Liever het ineens te kwaad.  ‘Ik raakte helemaal van de kaart. Die stoom bracht me blijkbaar helemaal terug in de tijd. Sindsdien durf ik niet meer in een trein.’

De terugkomst in Nederland na de bevrijding uit Theresienstadt, in gezelschap van het joodse echtpaar Metz, was een zware teleurstelling. Louks ouders, die eveneens de oorlog hadden overleefd, beweerden hem niet te herkennen. ‘Mijn moeder zei: '‘Dat is mijn kind niet''. Pas toen ik haar een litteken op mijn voet liet zien, was ze bereid om mij te geloven. Maar mijn relatie met haar is nooit meer goed gekomen.’

Mogelijk had zijn moeder emotioneel definitief afscheid van hem genomen op het moment dat Louk naar z’n onderduikadres werd gebracht, vermoedt De Liever. Ook aan zijn vader had De Liever naar eigen zeggen ‘niets meer’. Andere kinderen, die een of beide (getraumatiseerde) ouders terugvonden, hebben soortgelijke ervaringen als De Liever. Voor de verhalen van de teruggekeerde joden bestond vlak na de oorlog nauwelijks belangstelling. Laat staan voor de wederwaardigheden van kleine kinderen.

Orthodox

Louk de Liever verdrong zijn oorlogservaringen. Hij wijdde zich aan zijn loopbaan als manager en aan zijn eveneens joodse echtgenote en z’n gezin. Pas toen in de jaren negentig een van de ‘onbekende kinderen’, de inmiddels overleden Hans Culp van den Broeke, zich vastbeet in het onderwerp en erin slaagde om andere overlevenden van het transport op te sporen, viel veel op z’n plek. De meeste kinderen bleken bij terugkeer in Nederland als wees te zijn ondergebracht in tehuizen of bij pleegouders. Zij leefden inmiddels verspreid over de wereld: van Canada, Israël en Brazilië tot Australië, Frankrijk, Nederland en Duitsland. Een aantal van hen is, sinds zij met elkaar in contact zijn gebracht, de andere overlevenden gaan beschouwen als ‘familie’. De Liever: ‘Elk jaar rond de datum van het transport hebben we een reünie. Een mevrouw is al 98 en woont in Australië, en toch probeert ze er bij te zijn.’

Louk de Liever werd na de oorlog grotendeels grootgebracht door zijn orthodox-joodse grootouders. In het huis aan de gracht, waar hij woont met zijn echtgenote, verwijzen boeken, schilderijen en andere kunststukken naar die joodse wortels. HIj zet zich in voor de joodse gemeenschap in Amersfoort, onder meer als gids in de synagoge. De gemeenschap is klein, zegt De Liever. ‘Soms halen we niet eens de vereiste tien man voor de dienst in de synagoge.’ Sinds 2002 vertelt hij op scholen over zijn opzienbarende geschiedenis. De leerlingen zijn onder de indruk. 'Een jongetje zei tegen z'n leraar:  ‘’Ik heb ADHD, maar ik heb nu anderhalf uur doodstil naar meneer De Liever geluisterd".'

Wat er met de twee SS'ers is gebeurd die hem oppakten, weet hij niet. Maar De Liever heeft ze na de oorlog, samen met de dienstbode Henny, naar eigen zeggen wel kunnen identificeren. ‘Op het politiebureau stonden acht mannen in lange leren jassen naast elkaar. Ik pikte die twee er onmiddellijk uit. Henny, onafhankelijk van mij, ook. Dus daar was geen twijfel over mogelijk.’

Tot en met 2 juni is in Herinneringscentrum Kamp Westerbork een expositie te zien over het weeshuis Barak 35. 

Verschenen bij: De Persdienst

Mijn gekozen waardering € -

Wierd Duk schrijft over Berlijn, de hipste stad van Europa, en bericht over Duitsland, het machtigste land in de Europese Unie, en over Rusland, het ingewikkeldste land tussen Europa en Azië. Hij was correspondent in Rusland en verslaggever voor de GPD en Elsevier. Laat op radio en tv regelmatig zijn licht schijnen over actuele internationale ontwikkelingen. Schreef de boeken ‘Poetin: straatvechter bedreigt wereldorde’ (Prometheus/Bert Bakker) en 'Merkel: koningin van Europa' (Prometheus/Bert Bakker). In 2016 verschijnt 'De Beul en de Heilige: een geschiedenis uit Auschwitz' (Prometheus/Bert Bakker).

Geef een reactie