Nu de natuurorganisaties bij Johan Remkes aan tafel hebben gezeten, begint het zelfs bij de politiek langzaam door te dringen dat het huidige landbouwsysteem echt niet langer houdbaar is. Want het draait nu eenmaal niet om stikstofuitstoot alleen.
Het gaat ook om chemische bestrijdingsmiddelen die de insectenpopulatie bedreigen, om de grondwaterkwaliteit, om de waterstand, om luchtvervuiling, stank en fijnstof, om zoönosen zoals Q-koorts waar bijna honderd Nederlanders aan stierven, om megastallen die het aanzien van het platteland aantasten en om de overproductie die met subsidies in zuidelijke landen wordt gedumpt, waar boeren geen markt kunnen opbouwen. Waarvandaan de bevolking naar het rijke Westen komt om te halen wat van hen is. Want ja, boeren zorgen voor eten, maar ook voor honger.
Olifant
Tjonge, zult u zeggen, dat is nogal wat. En inderdaad: het huidige landbouwsysteem is een enorm gedrocht. De stikstofcrisis is met handig cijferwerk, politiek geritsel en innovatieve foefjes wel weer recht te breien, zoals de protesterende boeren willen afdwingen, zoals de lobbyisten de politici op de achtergrond blijven influisteren en zoals zelfs enkele prominente stikstof-D66’ers onlangs fijntjes uittekenden.
Dit is precies waar het kabinet Rutte op lijkt in te zetten. Zoals bij elke crisis onder Rutte IV wordt de inhoudelijke context ingekapseld en naar een politiek niveau getild waarin het ineens om de positie van poppetjes draait, om beweringen die anders geïnterpreteerd moeten worden, om heftige debatten in talkshows en om Geert Wilders en Thierry Baudet.
En zo wordt de inhoud geraffineerd op een zijspoor gezet. De olifant blijft keurig in het midden van de kamer staan, maar dankzij een rookgordijn heeft niemand meer hinder van de olifant die het zicht belemmert. Iedereen krijgt zand in de ogen gestrooid, de olifant als eerste.
Leugens
De uitkomst moge duidelijk zijn: De stikstofcrisis wordt in een politieke beerput gestopt, naast de toeslagenaffaire, het jeugdschandaal en de aardbevingsproblematiek. Het hele Landbouwsysteem wordt fijntjes in nevelen gehuld.
Want niemand mag zien dat het huidige landbouwsysteem dat ons van voedsel voorziet, volledig is opgehangen aan een dogma, geschraagd op drie enorme misvattingen, om niet te zeggen leugens: De voedselproductie is een gevecht tegen de natuur, het voeden van de groeiende wereldbevolking kan niet zonder grootschalige landbouw en tenslotte: de boer is een ondernemer als elk ander.
Genesis 1.27
Het zijn drie grote onwaarheden die zich hebben vastgezet in de hoofden van de gangbare boeren en een groot deel van de burgerbevolking, waaronder eenieder die financieel van de boer afhankelijk is. Het is een dogma dat moeilijker is om te stoten dan een religie, omdat het zowel religieuze als kapitalistische wortels heeft.
Het is een Christelijke opvatting dat voedselproductie een gevecht is tegen de natuur. De mens maakt volgens de bijbel immers geen deel uit van de natuur, God zelf heeft de mens daarboven geplaatst. In Genesis 1.27 lezen wij: ‘God schiep de mens als zijn evenbeeld, als evenbeeld van God schiep hij hem’.
Met andere woorden: het evenbeeld van God mag zijn vernuft tot het uiterste inzetten om de natuur naar eigen goeddunken naar zijn hand te zetten. Het was geen toeval, stelt de Amerikaanse historicus Lynn White, dat de moderne ploeg die de grond doorklieft, werd uitgevonden in het Christelijke Europa. Zo is het ook geen toeval, zeg ik u, dat de boer zich er nog steeds op laat voorstaan trots te zijn op het landschap dat burgers dagelijks zien en op wat ze allemaal wel niet doen om biodiversiteit te vergroten.
Want zonder boeren zou de zaak maar verwilderen. Dan krijg je bossen met bloemen en vlinders en leven in de bodem en schoon water waar misschien zelfs zoetwaterkabeljauwen in gaan zwemmen. En dat wil natuurlijk niemand!
Agrarisch conglomeraat
Ons Goddelijk Vernuft heeft het zo ver geschopt dat we eind dit jaar met z’n achtmiljarden op deze planeet rondlopen. En om die te voeden is veel voedsel nodig. Dus, zo luidt de tweede leugen die het dogma schraagt, moeten we groots inzetten op voedselproductie en dat moet met industriële, intensieve bedrijven. Nederland heeft de vruchtbare grond, de kennis en ervaring om hier te produceren, zo luidt het dogma dat de agromultinationals de boeren aanpraten. Andere landen die dat niet zouden kunnen, moeten hun voedsel maar bij ons komen kopen.
Met alle gebouwen, machines en dure grond wordt een boerderij veel te kapitaalintensief. De bedrijfsrisico’s zijn te groot, zelfs voor een grote ondernemer die kosten moet besparen om geld over te houden, want aan de inkomstenkant kan hij niks verdienen. Bij een faillissement wordt een bedrijf gekocht door een opkoper die er een stroman opzet en zo een nog groter agrarisch conglomeraat uitbouwt.
Omgedraaide cijfers
Het debat over grootschaligheid in de landbouw dat op internationaal topniveau wordt gevoerd, is veel te inhoudelijk voor het Haagse stikstofgeneuzel. Om kort te gaan: kleinschalige boeren produceren meer dan 70 procent van alle voedsel in de wereld. Het rapport Who Will Feed the World uit 2009 becijferde dat de helft van het voedsel afkomstig is van boeren met minder dan vijf hectare grond; twintig procent komt van vaak informele, maar ondergewaardeerde voedselproducenten als jagers, verzamelaars en vissers, herdersvolken en kleinschalige stedelijke voedselinitiatieven.
Het zijn cijfers die de agribusiness niet welgevallig zijn, dus komen er nieuwe rapporten die ook veevoer, biobrandstoffen en andere non-food-producten als bloemen meetellen. Grootschalige bedrijven hebben 80 procent van het boerenland in handen, dus produceren ze 80 procent van het voedsel, luidt de simplistische conclusie.
Alsof dat niet rampzalig genoeg is, gaan ze ook nog eens uit van slechts 55 landen, ofwel twee vijfde van de wereldbevolking. En dan alleen dat deel waar industriële landbouw de dienst uitmaakt. Grote gebieden in Afrika en Oost-Azië waar juist kleinschalige landbouw de boventoon voert, worden volledig genegeerd.
En zo worden de cijfers eenvoudig omgedraaid: volgens de officiële getallen die de FAO, de wereldvoedselorganisatie van de Verenigde Naties hanteert, wordt maar liefst 70 procent geproduceerd door grootschalige bedrijven.
828 miljoen hongerigen
Dit soort cijfers liggen aan de basis van besluitvorming in de landbouw. Zo gaat in de EU 80 tot 90 procent van alle budgetten voor landbouwonderzoek naar de conventionele industriële landbouw.
Niet alleen het beleid richt zich op grootschalige bedrijven, misschien nog erger is hoe de kleinschalige landbouw wordt gemarginaliseerd, ofwel, keuterboeren worden gekleineerd. Kleinschalige boeren zijn uitstekend in staat de wereld te voeden, maar krijgen simpelweg de kans niet.
Industriële landbouw daarentegen, lukt dat niet. Dat hebben ze inmiddels voldoende bewezen. Ondanks alle investeringen in grootschalige industriële landbouw telde de wereld in 2021 nog steeds 828 miljoen hongerigen. Ofwel: een tiende van de wereldbevolking. En dat aantal neemt alleen maar toe.
En dan te bedenken dat met een focus op kleinschalige boeren we de honger in de wereld kunnen beëindigen, plus aan alle 17 duurzame ontwikkelingsdoelen kunnen voldoen.
Stoer
Maar terug naar de olifant in de kamer. We zien hier hoe de eerste twee misvattingen elkaar in stand houden: Het vechten tegen de natuur gaat het best met grootschalige, industriële landbouw. De vroegchristelijke opvattingen vinden dus aansluiting bij de kapitalistische visie van geld verdienen door te investeren in voedselproductie en voedsel produceren voor het geldelijk gewin. Het zijn de multinationals die de winst van deze leugens incasseren en het dogma in stand houden.
En dat geldt bovenal voor de derde, op het kapitalisme gestoelde misvatting: Een boer is een ondernemer als alle anderen. Boeren zelf zijn het daar volmondig mee eens, het alternatief is immers iets minachtends als keuterboer. Het vechten tegen de natuur en het grootschaligheidsdenken zitten diep geworteld, want het is ook gewoon stoer. Het is spitsvondige technologie, het zijn potige tractoren en machines.
Geen fietsenmaker
Maar met al dat fraais leiden we de aandacht af van waar het om draait: de boer is juist géén ondernemer als alle anderen. Een boer kun je onmogelijk vergelijken met, laten we zeggen, een fietsenmaker. Een boer is nog steeds volledig afhankelijk van het weer, de natuur en het klimaat, al lijkt dat soms van niet.
Bovendien produceert een boer versproducten. Als ik te weinig biedt, dan laat de fietsenmaker zijn rijwiel mooi staan tot een ander zich aandient, of tot ik tot inkeer kom. Wanneer een handelaar de aardappelen vandaag niet koopt, kan de boer ze nog best een week bewaren. Maar niet veel langer. Je ziet hoe kwetsbaar een boer is op de markt.
Veel belangrijker nog is dat een boer een primaire levensbehoefte produceert. We willen geen tekorten, dus dient een boer beschermd te worden tegen de wereldmarkt. Nu moet die ‘ondernemer’ met zijn toch al kwetsbare product ook nog concurreren met zijn collega in Oost-Europa of waar ook ter wereld. Met een boer die minder kostprijsverhogende maatregelen voor zijn kiezen krijgt en op veel goedkopere grond kan produceren.
Vastgeroest
Kortom: Ons landbouwsysteem is één groot dogma, gefundeerd op leugens. Als we de stikstofcrisis werkelijk aan willen pakken, dan hebben we geen landbouwtransitie nodig, maar een compleet ander landbouwsysteem. Een systeem waar boeren voedsel produceren in samenwerking met de natuur. Waar niet het aantal boeren omlaag gaat, maar het aantal dieren. Er komen juist meer boeren, het zijn immers de kleinschalige boeren die de wereld voeden. En die kleine kwetsbare boer moeten we beschermen tegen de wereldmarkt, in plaats van nog meer overschotten van grootschalige boeren te subsidiëren en deze met Europees belastinggeld te dumpen in ontwikkelingslanden.
Het dogma zit echter vastgeroest als een religie. Er zal dus niet snel iets veranderen, vrees ik, want een bijbel gooi je ook niet zomaar in de prullenbak. En de belangen van het grote geld, het kapitalisme en de multinationals zijn niet te onderschatten. We kijken allemaal naar Den Haag, maar de lobbyisten die op de achtergrond hun werk doen, houden zich bedachtzaam buiten beeld. Zij houden de olifant overeind en blijven met zand strooien.
Lees ook: Boeren zorgen voor eten… en voor honger