“Hè, wat ga jij dan doen vandaag?” Het is een logische vraag die mijn kinderen me stellen wanneer ik in een oranje t-shirt en korte broek de autosleutels pak. “Oh gewoon, ik ga naar een wedstrijd van het Nederlands Elftal kijken. Die spelen vandaag in de hitte van Tokio en ik heb me opgegeven als proefpersoon.” Ik grits het rood-wit-blauwe petje, dat ik eerder die dag onderin de verkleedkist heb opgediept, van de keukentafel en open de achterdeur. Het is een grauwe, regenachtige februaridag in Nederland, het kwik zal volgens het KNMI niet boven de 5 graden uitkomen. Ik trek een lange winterjas over mijn oranje outfit aan en stap de auto in. Over een uurtje mag ik de zomerhitte van Tokio in, het is er rond de 35 graden. Het lijkt me op dit moment heerlijk.
Uitdagende omstandigheden
Mochten de Zomerspelen eind juli gewoon van start gaan (want ja, dat hardnekkige virus) dan zullen de atleten die in de Tokiose buitenlucht moeten presteren te maken krijgen met de ‘meest uitdagende weersomstandigheden in de geschiedenis van de moderne Olympische Spelen’, zo lees ik in de informatiebrief die het Radboudumc me heeft opgestuurd. Ik heb me aangemeld om als proefpersoon mee te doen aan het onderzoeksproject ‘In het heetst van de strijd – toeschouwers tijdens de Olympische Spelen’. Niet alleen de sporters maar ook de fans krijgen het voor hun kiezen in Tokio. Flinke dorst hebben is één, maar uitdroging, verwardheid, een hitteberoerte en uiteindelijk shock zijn toch verschijnselen waar je normaal niet aan denkt wanneer je op de tribune je landgenoten toejuicht. Goed onderzoek is er nog niet gedaan begrijp ik, alleen jonge studenten zijn in het verleden onder klimatologisch heftige omstandigheden bestudeerd. Studenten kunnen echter wel tegen een stootje. Bij de gemiddelde oranjefan, in mijn geval een man van middelbare leeftijd die nu in de stromende regen vanaf zijn geparkeerde auto naar de ingang van de Multihal op het Papendal terrein rent, ligt dat waarschijnlijk anders.
Even later loop ik handenwrijvend in mijn korte broek naar het hoofdkwartier van ‘Team Thermo Tokyo’. Ik krijg een hartslagband om (66 slagen per minuut lees ik op het bijbehorende horloge af) en vier elektrodes opgeplakt die mijn huidtemperatuur gaan meten. Al eerder op de dag heb ik een capsule ingenomen waarmee de temperatuur in mijn binnenste -de kerntemperatuur- gemonitord wordt: 36,7 graden, noteert een van de aanwezige onderzoekers. Met een plastic potje verdwijn ik de wc in. Onder deze frisse omstandigheden blijkt plassen geen enkel probleem en ik voel me nog steeds behoorlijk underdressed in mijn t-shirt en korte broek.
Spannende wedstrijd
Ik krijg een ticket in mijn handen gedrukt. Spanje-Nederland, 13-06-2014, Arena Fonte Nova, Salvador. Ah, dat was toch die wedstrijd waar Oranje de eerste helft werd weggespeeld maar uiteindelijk de Spanjaarden volledig van de mat voetbalden? Met die zweefduikkopgoal van Van Persie als kantelpunt? 5-2 einduitslag dacht ik? Hm. De onderzoekers hadden om het allemaal wat echter te maken een spannende wedstrijd beloofd. Dan valt dit wel tegen denk ik. We zullen zien. Ik zit in vak 106A, op stoel 6, en moet bij ingang C naar binnen lees ik op het ticket.
Vak 106A blijkt een ietwat kille en verouderde laboratoriumkamer te zijn. Een wit systeemplafond, grijs vinyl op de vloer, een lange tafel met laatjes aan de raamkant. De opgehangen sliert met oranje vlaggetjes, de banieren met ‘Hup Holland Hup’, en die ene oranje muur roepen bij mij in ieder geval niet het gevoel op dat ik hier in een sfeervol Olympisch stadion in Tokio of in een kolkend Braziliaans voetbalstadion zit. Maar ik ben hier voor een experiment natuurlijk. En bovendien: het is er gelukkig wel lekker warm. Ik neem plaats op stoel nummer 6 van in totaal acht bruine klapstoelen. Ze staan in twee rijen van vier opgesteld in de richting van een tafeltje met daarop een groot televisiescherm van het merk Pioneer. Het hoofd van Louis van Gaal is in beeld. Hij zegt in de microfoon: “Ik moet het nu loslaten. De spelers moeten het doen.”
Jonge koppies
De komende twee uur blijf ik gekluisterd aan stoel 6, alleen tijdens het Wilhelmus en de rust van de wedstrijd mag ik even gaan staan. Vijf jaar later is Nederland Spanje nog steeds een leuke voetbalpot om naar te kijken. De jonge koppies van Daley Blind en Stefan de Vrij, de immer onrustige Daryl Janmaat op de rechtsback positie, Arjen Robben die zijn schoen verliest en de veter ervan maar niet loskrijgt, Joël Veltman die volgens commentator Frank Snoeks als ‘in een stripverhaal’ als invaller zijn debuut maakt nadat hij in Jong Ajax in een wedstrijd tegen Telstar het seizoen begon (Wikipedia bevestigt dit). De glunderende Van Gaal, wiens eerste voornaam Aloysius is volgens dezelfde Snoeks (en ook bevestigd door Wikipedia). Dit tot verrassing van mijn buurman op stoel 5, die er in zijn Hawaii broek en teenslippers als een vakantieganger uitziet. “Ik zou verwachten dat hij Lodewijk zou heten,” zegt hij tegen me.
Die teenslippers lijken me wat overdreven wanneer ik door de beslagen ramen naar een grauw wolkendek staar. Want hoewel het met 33 graden en een relatieve luchtvochtigheid van 75 procent zeker goed warm in de klimaatkamer is -het gevoel dat je in een subtropisch zwemparadijs bent-, mis ik de échte warmtebron die ons in de zomer doet snakken naar koelte en verfrissing: de zon! Waar is de koperen ploert hier? Ik kijk naar het plafond maar die twee lullige tl-lampen, die hoef ik niet te vrezen wat betreft hun warmteafgifte. In deze omstandigheden is het eigenlijk prima toeven. Ieder kwartier, als de proefpersonen gevraagd wordt om de vragenlijst naast hun stoel in te vullen, noteer ik dan ook steevast een magere ‘1’ (lichtelijk warm en comfortabel, respectievelijk) voor mijn gevoel van ‘thermische sensatie’ en ‘thermisch comfort’. Bij het scoren van ‘mate van opwinding’ blijft het verticale streepje dat ik zet anderhalf uur in de buurt van ‘niet spannend’. Het andere uiterste punt op de scoremaat, die van de ‘spannende wedstrijd ooit’, blijft tijdens de hele wedstrijd heel ver weg. Daar verandert de dubieuze penalty die de Spanjaarden na een half uur krijgen (een VAR momentje avant la lettre) niks aan, laat staan dat legendarische doelpunt van Van Persie op slag van rust. Want ja, je wist gewoon dat die vroeg of laat ging komen.
Lichte aandrang
Bij gebrek aan spanning en échte hitte lijkt mijn lichaam ook amper te reageren op deze challenge. Mijn hartslag loopt iets op (68, 73, 75, 77, 80, 83 zie ik op het horloge) terwijl mijn bloeddruk lichtjes varieert (122/79, 115/85, 114/83, 111/85, 123/85, 131/85) tijdens het experiment. Als een soort automatisme neem ik een slok van het flesje water dat mij aan het begin van de wedstrijd is toegereikt. (De onderzoekers hadden graag bier geserveerd maar dat vond NOC*NSF geen goed idee). Ik krijg een lichte aandrang om te plassen, ik moet maar eens stoppen met drinken. Ik voel in mijn knieholten of ik al wat zweet produceer. Het is minimaal.
Ik kijk naar de fancy hometrainer waar de Olympische atleten op getest worden in de hoek van de kamer. Ja, daar ga je wel op zweten, dat kan ik me goed voorstellen. Maar passief op een stoel kijken naar een voetbalwedstrijd die al eerder gespeeld is, daar krijg ik het niet heel warm van. Misschien kan het nog en maken ze er een psychologisch experiment van, bedenk ik me. Dan blijkt de voorste rij proefpersonen toch ineens een horde Spaanse hooligans te zijn die mij te lijf willen gaan. Of laten ze op tv Sergio Ramos een ongekend prachtige goal scoren waarna de Spanjaard uitdagend zijn shirt uittrekt en treiterend naar de getatoeëerde leeuw op zijn rug wijst? Misschien komen de onderzoekers zo dadelijk vertellen dat ze de deur van de klimaatkamer niet meer openkrijgen en we genoodzaakt zijn om nog 24 uur te blijven?
Iets aangekomen
Het gebeurt niet, het experiment blijft zoals het is en Nederland wint met 5-1. En niet met 5-2, zoals ik voor de wedstrijd nog dacht. Heb ik die fout in mijn geheugen in ieder geval weten te corrigeren vandaag. Wanneer ik de klimaatkamer heb verlaten (kan de deur ervan überhaupt wel op slot?) en op de weegschaal ga staan, blijk ik iets te zijn aangekomen. Het zal het flesje water zijn. Maar op n=1 mogen we niet afgaan bij een wetenschappelijk experiment natuurlijk. De meeste proefpersonen in mijn ‘supportersvak’ vonden de warmte ook wel meevallen maar er is er ook één die het wel zwaar heeft gehad, bekent hij met een rood aangelopen en bezweet gezicht. Het is precies de reden waarom sommige Nederlandse atleten aangeraden wordt om méér tijd te nemen om te acclimatiseren dan anderen, niet iedereen reageert hetzelfde.
“En?”, vragen mijn kinderen wanneer ik me weer thuis heb gemeld. “5-1 gewonnen, van Spanje”, roep ik enthousiast. “Zegt het voort, zegt het voort. Ga nu naar de buren en zeg tegen ze dat ze de tv moeten aanzetten”, herhaal ik Frank Snoeks zijn raad een uur eerder in de klimaatkamer. Ik heb het koud in mijn zomerse kloffie. Ik ga snel iets warms aantrekken.
Fotograaf : Verhoeff, Bert / Anefo / CC
Auteursrechthebbende : Nationaal Archief