Opnieuw een theatrale ‘Matthäus’ van het Luthers Bach Ensemble

Het Luthers Bach Ensemble uit Groningen ontwikkelde een eigen Matthäus-traditie. Geen plechtige concertceremonie rondom een roerloze Christus in rokkostuum, maar een dynamische, semiscenische voorstelling. Met interactie onderling én met het publiek.

‘Eigenlijk dacht ik: het is nu mooi geweest. Maar ik heb me toch weer laten overhalen,’ lacht regisseur Marc Pantus. Voor de vijfde keer is hij intensief betrokken bij de Matthäus Passion door het Luthers Bach Ensemble, kortweg LBE. Tweemaal zong hij de rol van Christus. Al eerder deed hij de regie en in 2022 zou hij eigenlijk weer de Christuspartij zingen. ‘Maar ik werd geveld door corona, dus kwam er een vervanger en mocht ik alleen toekijken. En dat vond ik eigenlijk wel erg leuk! Dus nu kijk ik alleen vanaf de buitenkant. Zo kan ik als regisseur beter observeren.’

Opera

Ergens is het logisch: Bach paste in deze muziek nogal wat theatrale expressietrucjes toe uit de Italiaanse opera van zijn tijd. Dus ja, waarom zou je er dan ook niet bij acteren? Al gaat dat wel met zo weinig mogelijk rekwisieten: twee krukjes, een glazen schaal en een waterkan. Dat is alles. Geen kostuums. Pantus bedacht dat iedereen in z’n daagse kleren moest komen, met de jas aan: ‘Onze Matthäus-uitvoeringen spelen zich altijd af in een koude kerk, dus het publiek draagt ook jassen en truien. Iedereen ziet er ongeveer hetzelfde uit. En dit effect alleen al − dat de visuele verschillen tussen publiek en spelers wegvallen – werkt heel goed.’

Sterker nog, zo voegt hij eraan toe: ‘Als ik nu een uitvoering bijwoon in een concertzaal, voelt dat opeens raar. Dan denk ik: wat heeft deze muziek hier eigenlijk te zoeken? Die is dan zó ver verwijderd van haar oorspronkelijke liturgische functie, dat ik zo’n twintigste-eeuwse concertpraktijk vervreemdend begin te vinden. Het is toch wonderlijk dat die solisten in galakleding op een rijtje zitten, even opstaan als ze moeten zingen en dan gauw weer gaan zitten?’

Tranen

Dirigent Tymen Jan Bronda knikt instemmend. ‘Het mooie van een semiscenische uitvoering is dat je ook als musicus veel meer beleving voelt vanuit het publiek. Het is toch anders dan een ‘klassieke’ uitvoering waarbij iedereen een zwart pak aanheeft. Wij hebben een groot podium dat eigenlijk midden in het publiek staat, we noemen dat ‘het speelveld’. Daar lopen de solisten naartoe, soms ook letterlijk achter mijn rug om, en zoeken interactie met het publiek. Dan voel ik hoe er achter mij echt iets gebeurt in dat publiek. Die Matthäus is van zichzelf al dramatisch, en in deze setting beleef je dat nog extra intens. De tranen − die voel je. Veel mensen hebben dat bij deze versie.’
Met een zijdelingse blik op Marc Pantus: ‘En zelfs Christus heeft dat, als hij omringd wordt door die kinderen…’

Pantus lacht even: ‘Ja, dat was toen ik nog de Christuspartij zong. In dat fantastische koraal boven dat openingskoor eindigt het jongenskoor met: “… Erbarm Dich unser, o Jesu!” Toen had ik gevraagd: “Willen jullie dat alsjeblieft met het gezicht naar mij toe zingen?” Ik vond dat altijd al zo’n ontroerend moment. Omdat die kinderen nog niet kunnen bevatten wat ze zingen. Althans, dat mag je hopen: dat ze in alle onschuld hun stem geven aan een zin die ze niet begrijpen. Dan moet ik altijd even op mijn tong bijten of in mijn hand knijpen, om de emoties onder controle te houden. Want de Matthäus gaat ook over – ja, toch over ouder worden, over wat het leven met je doet. En als ik dan die jongetjes zie die dat allemaal nog voor de boeg hebben, denk ik: ach, wat erg…’

Historisch

Dan: ‘Er zit een natuurlijk wel een bepaald sentiment in het gebruik van een jongenskoor; dat hebben we nog overgehouden aan de traditie van Willem Mengelberg, vanaf 1899. Maar dat sentiment heb ik totaal geadopteerd! En dat Roder Jongenskoor doet het geweldig, ze zingen het stuk al jaren.’
Tymen Jan Bronda: ‘Nou, we kozen ook bewust voor een jongenskoor omdat we qua bezetting een zo authentiek mogelijke uitvoering nastreven. Met een countertenor, kopieën van historische instrumenten en een historische stemming. Oké, eigenlijk zouden we dan in beide koren alleen jongens moeten hebben, want vrouwen mochten in Bachs tijd niet in de kerk zingen. En ik zou als dirigent achter het klavecimbel moeten plaatsnemen. Maar dat werkt bij deze geënsceneerde opzet volgens mij minder goed.’

Dirigent

Wat zijn de eigenlijk consequenties voor de dirigent bij een semiscenische opvoering?
Bronda: ‘Dat is een goeie vraag. Een van de belangrijkste aspecten is dat de koorleden nauwelijks naar mij kijken, alleen vanuit hun ooghoeken. Dat moet je als dirigent accepteren. Je rol wordt anders nu ze meer interageren met het publiek. Maar daaraan zijn we gewend geraakt en dat werkt nu prima. Want doordat ze de muziek uit het hoofd kennen, kunnen ze snel en sensitief reageren op aanwijzingen. Zolang ze met hun neus in de boeken zitten, kunnen ze niet naar de dirigent kijken. Maar nu hebben we de omgekeerde variant: ze mogen nu niet meer naar de dirigent kijken, en tóch zien ze mij. Het mooie daarvan is meer beleving, ook bij het publiek.’

Bij het LBE kortom geen statische Christus in rokkostuum; de betreffende zanger loopt rond in casual winterkleding. Pantus: ‘Er is een zin in het Weihnachtsoratorium die telkens diep ontroert: “So will er selbst als Mensch geboren werden.” Ik vind dat frappant. Als ik God was, zou ik op m’n wolk blijven zitten en denken: zoek het maar uit. Maar Hij wil het écht. En ja, als mens moet je dood. In zijn geval is het zelfs een gruwelijke dood. Vaak wordt de Christuspartij heel gedragen vertolkt, heel kalm en koninklijk. Maar eigenlijk is dat in tegenspraak met het verhaal en de muziek.’

Lijdensweg

Inherent aan de semiscenische setting is dat de Christusfiguur ook in zijn rol blijft wanneer die zelf niet hoeft te zingen.
Pantus: ‘Je ziet hoe anderen zich tot hem richten, bijvoorbeeld als het koor zingt: “Sei gegrüsset, lieber Judenkönig!” Het wordt er allemaal een stuk normaler van. En dat geldt ook voor de aria’s als ‘Erbarme Dich’, waarin Christus wordt toegezongen. In deze setting kan de solist zich ook echt tot hem wenden.’

De Matthäus is ‘extreem beeldend’, benadrukt hij. ‘Af en toe komt zo’n beeld ook letterlijk tevoorschijn, als de countertenor zingt: “Sehet, Jesu hat die Hand / uns zu fassen ausgespannt.” Dat is nou precies de manier waarop ze in de achttiende eeuw de situatie uitlegden: Jezus is niet zomaar een gekruisigde, nee, Hij is iemand die zijn armen uitstrekt om ons allemaal als kinderen op te vangen…! Dus ik laat die zanger ook letterlijk met uitgestrekte armen staan, de hele aria lang. Ja, dat is wel een kleine lijdensweg voor die zanger, haha! Maar ik wil het verhaal zo helder mogelijk overbrengen, juist ook voor de ‘gewone’ bezoeker die geen uitgebreide catechese heeft gevolgd.’

Koralen

Drie tijdslagen onderscheidt Marc Pantus in de Passionen: ‘De eerste laag is het evangelieverhaal dat zich afspeelt omstreeks het jaar 33. De aria’s vormen de tweede laag; die bezingen de belevingswereld van de achttiende-eeuwer. En van die koralen kun je zeggen dat die qua tijdslaag eigenlijk het heden voorstellen; die gaan over wat ‘wij’ erbij voelen. De scènes uit het evangelie, dat zijn ‘zij’, daar en toen. Maar die koralen zijn ‘wij’; die komen ook bij óns binnen. Daar zou je idealiter het publiek willen laten meezingen.’ Half schertsend: ‘Dat doen we de volgende keer?’
Bronda (glimlacht): ‘Mmm, ja…’
Pantus: ‘Om de impact te vergroten. Want waarom willen we dat stuk telkens weer horen en zien? Omdat we willen weten hoe je met wreedheid, verraad, verlies, met al die menselijke imperfecties omgaat. Dat wordt ons ‘voorgespeeld’ door die Christus, die ze allemaal ondergaat en ons toont dat eh… nou ja, dat Hij het zelf soms ook even niet meer weet. Hij wil eigenlijk liever níet lijden. Hij smeekt: “Laat deze beker aan Mij voorbijgaan!” Maar er is niet aan te ontkomen. Tja, en hoe ga je daar als mens dan toch goed mee om? Dat is wat de Matthäus Passion ons laat zien.’

De speellijst voor 2024 van deze semiscenische Matthäus Passion vind je hier.

Mijn gekozen waardering € -

Van Friese afkomst, maar geboren en getogen op de Veluwe. Na het gymnasium deed ik één semester Nederlandse taal- en letterkunde aan de Rijksuniversiteit Groningen. Daarna belandde ik op het conservatorium in Zwolle (nu ArtEZ) en begon als muziekstudent met het recenseren van concerten en cd's. Na mijn eindexamen verbreedde dit schrijfwerk zich naar meerdere genres en opdrachtgevers.
Van 1991-1998 studeerde ik daarnaast psychologie in deeltijd aan de Universiteit Utrecht.
Journalistieke aandachtsgebieden: human interest, cultuur, zingeving.