‘Nigeria is een apenland!’ Groot en breed staat de bullebak achter de balie van zijn visumbureau aan rand van een troosteloos industrieterrein aan de zuidrand van Breda. ‘Je vliegt al binnen drie weken, dus je gaat spoedtarief betalen. Dat is 150 euro extra voor mijnheer de ambassadeur. En weet je wat hij daarmee gaat doen?’
‘Dat steekt ie in z’n eigen broekzak?’
‘Nee! Dat verdeelt ie onder de armen.’ En met een weids gebaar stopt hij denkbeeldige bankbiljetten onder z’n oksels. ‘Daar gaat ie van rechtop lopen. Heb je de ambassadeur ooit gezien?’
‘Nee?’
‘Daar passen wij met z’n tweeën drie keer in!’
Nu ben ik zelf maar een schriel mannetje, maar aan het postuur van de bullebak af te meten moet de ambassadeur van Nigeria welhaast de omvang van een klein model bestelwagen hebben.
Het is de eerste keer dat ik in zee ga met een visumbureau. Ik weet niet goed wat een visumbureau meer zou kunnen doen dan ik, maar als je de medewerkster van de Nigeriaanse ambassade hebt meegemaakt, dan moet je daar iemand tegenover zetten met kennis en ervaring en een natuurlijk overwicht. Iemand als de bullebak van het visumbureau bijvoorbeeld.
Online betalen
Ik ben Oost-Afrika gewend. Landen als Ethiopië waar je voor tien Amerikaanse dollar een visum koopt bij aankomst op het vliegveld. Kenia kent sinds een paar jaar een digitale overheid: documenten als een visum moeten daar online worden aangevraagd.
Ook Nigeria kent een digitaal inschrijfformulier voor visa. Maar dan meer ter ontmoediging. Het dient in één keer foutloos te worden ingevuld. Daar valt niks meer aan te veranderen. Betalen kan met een creditcard, maar om onduidelijke reden slaag ik daar niet in.
Dat alleen de functie voor Visa is ingeschakeld en dat de optie Mastercard er voor de flauwekul bij zit, krijg je pas ter horen als je aan het loketje van de onvermurwbare Nigeriaanse beambte van de ambassade in Den Haag staat. Ze heeft wel een pinautomaat op haar balie staan, maar die dient hier niet voor. Online betalen met een Visacard is de enige manier. Eerder kijkt ze nog niet eens naar je papieren.
Gele koorts
‘En’, zo blaft de visumman verder: ‘de stempel voor je Gele Koorts is net een maand verlopen’. ‘Nee hoor, die is levenslang geldig’, deel ik hem mee. Ik ben goed geïnformeerd, want ik kom net van de vaccinatiedienst.
Daar was ik juist voor deze Gele Koorts-stempel, omdat ie ten enenmale ontbrak tussen de hele rij stempels, naar ik dacht. ‘Ik heb je al een keer eerder mogen mishandelen’, sprak de vlotte dokter gevat. ‘Ja, dat was toen ik entingen kwam halen voor Tanzania,’ zeg ik. En ik vertel hem hoe vervolgens de dienstdoende douaneambtenaar op Kilimanjaro Airport geen stempeltje kon vinden in mijn vier pagina’s strekkende stempelfestijn. En dat hij toen zei: ‘geeft niet, dat regelen we wel. Wacht hier even’.
En dat ik daar stond te wachten op een ambtenaar met een witte jas en een grote spuit en minstens zo forse factuur. Tot er van de andere kant een reddende engel kwam in de vorm van een gehaaste collega-douanier die me vol onbegrip voor mijn stilstaande positie aansprak met een kort: ‘doorlopen meneer!’
‘En zo kwam ik daar dus onderuit meneer de dokter.
De arts legt het gele paspoort open en haalt de eerste pagina uit het hoesje. ‘Je hebt een pagina teveel in het mapje gestoken’, zegt hij fijntjes. ‘Die gele koorts staat helemaal voorin. Daar is dat hele paspoort om begonnen’.
En die maand verloop was geen énkel probleem. Een gele-koorts stempel is voortaan levenslang geldig. Die einddatum is ongeldig verklaard door de World Health Organisation. ‘Dat is wereldwijd bekend gemaakt.’
De visumman is niet onder de indruk. ‘Ja, dat weet de dokter. Dat weet ik ook en jij weet dat. Maar ga er maar niet van uit dat dat in dat apenland is doorgedrongen. Ze grijpen daar alles aan om jou geld uit de zak te kloppen! Ga maar terug en vraag maar gewoon om een stempeltje.’
Je deugt niet
Ja, drie weken is erg kort. Te kort zo blijkt. De rigide beambte van de Nigeriaanse ambassade houdt de visumdienst lekker bezig met een spoedaanvraag voor een journalistenvisum. Ze zal niet zeggen welke hindernissen er allemaal genomen moeten worden. Ze signaleert slechts één onvolkomenheid, daarmee stuurt ze de visumdienst heen, vervolgens vindt ze wel een ander gebrek.
‘We hebben een probleem’, zegt de visumman een week voor vertrek door de telefoon. ‘Jij bent journalist, dus je deugt niet. Je hebt dus een officiële toestemming nodig van het Nigeriaanse ministerie van Informatie.’
Dat ik niet deug in de ogen van een regime met een ministerie van Informatie snap ik. Wat ik niet begrijp is dat dat nu pas tot de Nigeriaanse autoriteiten lijkt door te dringen. In de uitnodiging van mijn collega-journalist en inmiddels goede vriend Stanley Ihedigbo staat immers duidelijk dat ik als agrarisch journalist wordt gevraagd een toespraak te houden over de Nederlandse Europese landbouw en die van Nederland in het bijzonder.
Wat nu? De visumdienst geeft het op. Zij zeggen nog weinig voor me te kunnen doen. Ik moet zelf contact opnemen met het ministerie van Informatie, maar ze geven me weinig kans. De aanvraag voor een journalist is immers een procedure op zich.
Ik geef het op
Het vliegticket is betaald, de visumdienst zal evengoed een gepeperde factuur sturen (een blik in hun voorwaarden leert dat ze een inspanningsverplichting hebben. Geen resultaatverplichting). En in Nigeria wordt op me gerekend.
Ik trek dus alles uit de kast. Ik bestook mijn collega in Nigeria die me heeft uitgenodigd via email en sms om die toestemming te regelen bij het ministerie. Hij trommelt op zijn beurt zijn eigen contactpersonen bij het ministerie van Landbouw op om iets te regelen bij dat andere ministerie.
Van een Nederlandse collega-journalist krijg ik via Facebook telefoonnummers en mailadressen van een contactpersoon van het ministerie van Informatie toegespeeld. Die geeft mij vriendelijk te kennen dat de procedure tot zijn spijt twee tot drie weken in beslag gaat nemen. En nee, hij kan niet bellen met de ambassade in Den Haag. ‘Dat ligt niet in mijn vermogen.’
Van de Nederlandse Ambassade in Abuja krijg ik het bericht dat ze ‘in beginsel’ niet mengen in visa-aangelegenheden. Ik zie hier een kleine opening, dus blijf aandringen, maar krijg geen antwoord meer.
Het is maandagmiddag. Mijn vliegticket meldt: vertrek: woensdagochtend om 7.55. Het wordt tijd om mijn spullen te pakken, maar ik geef het op. Zonder visum kom ik Nigeria immers niet in. Ik zet de hele reis uit mijn hoofd.
Koffers
De mail die om 17.17 binnenkomt verandert daar weinig aan. Het is de Nederlandse ambassadeur in Abuja zelf. Hij vraagt me alle verzamelde documenten naar hem te sturen zodat hij nog een poging kan wagen om de afgifte te bespoedigen.
Dat doe ik dan nog maar. Ik antwoord hem dat ik zijn actie waardeer maar dat ik er geen vertrouwen in heb. Ik laat m’n frustraties de vrije loop en zeg hem dat hij dat ministerie van Informatie gerust mag laten weten dat hun overheid in het buitenland een flater slaat. Dat Nigeria op deze manier overkomt als een bureaucratisch gedrocht en dat dat het onderwerp wordt voor mijn verhaal. En dat, als er tijdens de bijeenkomst in Lagos gevraagd wordt waarom ik niet kom, de beschuldigende vinger in de richting van het ministerie van Informatie gaat. ‘Maar ja, ik ben geen diplomaat’, voeg ik eraan toe.
Wat zich in Nigeria bij de ambassade en op ministerieel niveau vervolgens heeft afgespeeld weet ik niet, maar de volgende dag, om kwart voor vijf ‘s middags, gaat de telefoon. De visumdienst meldt onderweg naar Den Haag te zijn om daar vlak voor sluitingstijd mijn visum op te halen. Het is dan 15 uur voor vertrek. Snel pak ik mijn koffers.
Abuja
Bij het afgesproken loketje op Schiphol ligt het inderdaad klaar. Zoals afgesproken. Mijn paspoort met een mooi groen visum. En een brief van de Nigeriaanse ambassade: een Document waarin staat dat ik me moet melden op het ministerie van informatie in Abuja.
Ik moet in Lagos zijn. Het economische hart van West-Afrika. En ik wil best nog wat meer van het land zien, maar om in anderhalve week ook nog een binnenlandse vlucht te boeken, gaat me eigenlijk wel erg ver. De hoofdstad Abuja ligt een uur vliegen verderop.
Bezorgd kijkt hij van mijn Ministeriele Document naar mij, de deftig geklede lange kerel naast me in het vliegtuig. Hij is van het Nigeriaanse ministerie van energie, dus hij kent de ministeriële gang van zaken. ‘Zorg dat je er om tien uur bent’, drukt hij me op het hart. Meer woorden maakt hij er niet aan vuil.
‘Ik zou er niet heengaan, zegt een Nederlandse vrijgevochten zakenman in Lagos. ‘Jamaar, op de Nederlandse ambassade zeggen ze dat ik erheen moet. Anders kunnen ze niet voor de gevolgen instaan.’
Ministerie van Informatie
Het Ministerie van Informatie bevindt zich op de compound van het Radio House, de nationale omroep. De ingang van de twaalf verdiepingen tellende toren bestaat uit twee enorme deuren die wagenwijd openstaan. Het is niet druk. Ik kies de linkerdeur waarop de wachter in uniform opvliegt en me terugroept. Ik moet terug naar buiten en door de rechterdeur naar binnen. Daar sta ik weer in dezelfde hal.
Ik verontschuldig me, denkend aan de woorden van schrijver Peter Enahoro die al in de jaren zestig over dit soort Nigeriaanse beambten schreef: ‘He’s not being rude, he’s only being bureaucratic.’ Het is niet persoonlijk, maar ik zet me schrap voor mijn aanstaande procedure in dit gebouw.
Ook de wijze waarop de madam achter de balie door me heen kijkt mag bureaucratisch genoemd worden. Ik ben in elk geval blij dat ik me aan haar loketje kan registreren, dan is er in elk geval bewijs dat ik op het ministerie geweest ben, zoals afgesproken.
Van de zes liften werkt er maar één, dus ik sluit aan in de rij. Eenmaal in de lift gepropt bedenk ik me dat ik op de negende verdieping moet zijn. Dus ik reik naar de liftknop waarop een vrouw me toebijt: ‘She’s there!’ Wijzend op een geüniformeerde lift-bediende op een stoeltje die ik echt over het hoofd had gezien.
Wederom zijn welgemeende excuses op z’n plaats. Niet alleen omdat ik haar werk afneem, maar vooral omdat ik haar werk niet serieus leek te nemen.
Als op eieren loop ik de lift uit en meld me bij een geüniformeerde kerel achter een tafeltje in de hal dat dienst doet als loketje. Hier geen arrogantie. Met de benadering van een beginner of een stagiair beoordeelt hij mijn Document en vraagt aan mij of ik bij ‘registration’ of bij ‘accreditation’, moet zijn.
Nu moet ik opletten. De bal ligt bij mij. Stellig kies ik voor ‘registration’, want dat klinkt me iets minder bureaucratisch in de oren. Hij brengt me naar een kantoortje dat met zes archiefkasten, drie bureaus en bijbehorende stoelen propvol is. Bij de deur hangt een jongedame ongeïnteresseerd over een tafeltje. Een jongeheer met een stropdas ontfermt zich over mij en mijn Document. Het is een strever die duidelijk nog punten moet verdienen wil hij kans maken op promotie. Dus hij maakt alvast aanstalten voor het in gang zetten van een langdurige procedure.
In een kast zoekt hij formulieren op voor het fabriceren van een officieel document. Een mooi ding waar hij een sealapparaat voor nodig heeft. Maar dat ding doet het niet. “Daarvoor moet je vanmiddag terugkomen”, meldt hij. In zijn stem bespeur ik weinig vertrouwen dat het apparaat het vanmiddag gaat doen. Het klinkt meer als: “Dat ding werkt al weken niet en niemand weet of het ooit gemaakt kan worden.”
Voorlopig ben ik dus nog wel even in Abuja. Ik heb in elk geval genoeg tijd om de vereiste kopieën te laten maken van mijn paspoort en mijn visum. En voor het organiseren van twee pasfoto’s.
Vergeeld oranje T-shirtje
De redding komt van een gedrongen vijftiger die onmiskenbaar de baas is. Niet zomaar een meerdere, maar echt de hoge baas. Wie anders zou het zich kunnen permitteren om met veel bravoure te komen binnenwandelen, al knoeiend met een laatste stukje sinaasappel op een vergeeld oranje T-shirtje.
Hij geeft me een hand zonder z’n naam te noemen en de jongeheer met stropdas legt hem keurig de situatie uit aan de hand van mijn Document. De man grist het papier uit zijn handen, werpt er een vluchtige blik op en vraagt me: ‘Wanneer is de conferentie?’
Hij lijkt me een aardige kerel. Hij heeft goeie zin en wil vandaag niet teveel gedoe aan z’n kop, zo lijkt het. Dus het komt erop aan dat ik vriendelijk en respectvol blijf en vooral geen ergernis laat blijken.
Hij doelt op de toespraak die ik mocht geven in Lagos. Het is daarom dat dit Ministerie op het laatste moment nog goedkeuring gaf aan de ambassade in Den Haag om het visum in orde te maken. Dus ik zeg hem eerlijk: ‘Die is al geweest. De dag nadat ik aankwam in Lagos.’
‘Wat doe je dan hier?’ vraagt hij streng, maar zijn ogen verraden dat z’n goede zin nog niks heeft geleden. Hij speelt slechts met me. Hij is de kat, ik ben de gewonde muis.
Dus ik zeg hem vriendelijk maar beslist: ‘Omdat dat moet volgens deze brief.’ En ik wijs hem op het Document in zijn handen.
‘Jamaar. Het evenement is al geweest. Dan heb je van ons geen toestemming meer nodig. Of ben je gekomen om mij iets te brengen?’
Steekpenningen
Dit is Nigeria. Eén van de meest corrupte landen ter wereld. Als ik hem een fors bedrag toesteek, kan ik vast zo naar buiten lopen. Maar als ik het geld er voor had en als ik al zou willen meewerken aan het in stand houden van een corrupt systeem, dan weet ik nog niet welk bedrag ik hem zou moeten toeschuiven. Als het te weinig steekpenningen zijn, voelt hij zich misschien beledigd en ben ik nog verder van huis.
Maar ik had me voorbereid. Bij het Kruidvat verkopen ze pepermunt in een prachtig oudhollands kartonnen doosje met schilderingen van Hollandse meesters.
Ik leg hem uit dat ik de minister van Landbouw had willen spreken tijdens de conferentie. En dat ik speciaal voor hem een cadeau had meegenomen. Maar, omdat die minister niet kwam opdagen wil ik het cadeau graag aan hem overhandigen.
Ik heb geluk. Hij voelt zich vereerd. Hij straalt zelfs. ‘Dus nu is het niet voor het ministerie van Landbouw, maar voor het ministerie van Informatie’, lacht hij. ‘Zeker’ zeg ik. ‘Please. Deel het met deze jongeheer. En met deze aardige dame’, en ik wijs op de luie meid die inmiddels rechtop is gaan zitten om het tafereel geamuseerd te volgen.
Hij bedankt me. En ik mag gaan. Geen stempel of formulier. De jongeheer met stropdas is intussen druk in de weer met mijn Document, een perforator en een ordner. En zo liep alles met een sisser af.
Tot ik thuiskwam en de factuur van het visumbureau aantrof: alleen het visum kostte meer dan het vliegticket…