‘Mijn eetprobleem begon op mijn elfde. Ik werd gepest op school, mijn ouders maakten veel ruzie en ik voelde me anders en alleen. Hoe anders, dat wist ik niet precies. Ik had toen nog geen idee dat ik homo was, maar wellicht speelde dat ook mee. Als ik dia’s bekijk van die tijd, had ik een klein beetje overgewicht. Ik denk dat ik eerst mijn toevlucht zocht in eten, voordat het omsloeg in niet-eten. Ik was sowieso een gevoelig kind. Wat ik eigenlijk nodig had, was aandacht. Maar mijn vader was overspannen en mijn moeder was zwanger van mijn jongste broertje. Er was weinig tijd voor mij.
Op een vakantie in Oostenrijk heb ik mezelf bewust van een berg af laten vallen. Een onhandige manier van aandacht vragen. Ik belandde in het ziekenhuis met een hersenschudding en omdat ik drie dagen niets mocht eten, viel ik vier kilo af. Ik weet nog dat ik heel trots bij de kapper vertelde dat ik was afgevallen. Ineens kreeg ik complimenten en positieve aandacht. Hee, dacht ik, dit werkt!
Ik ging door met minder eten en afvallen en langzaam aan raakte ik steeds verder verstrikt.
Het kantelpunt was de overgang van de lagere naar de middelbare school. Ik voelde me daar zo alleen en verlaten. Toen ging het echt mis. Ik raakte totaal geobsedeerd. Ik wist van alles de calorieën en at bijna niks meer. Het niet-eten gaf mij een gevoel van controle. Ik was een ster in het wegmoffelen van eten, ik speelde ermee op mijn bord, ik gooide het in de prullenbak, ik plakte het onder de tafel… Mijn ouders probeerden van alles om mij te laten eten, maar konden niet tot me doordringen. De huisarts gaf een eetlijst en zei dat ik over twee weken terug moest komen. Twee weken later was ik nog magerder en ook gestopt met drinken. De huisarts stuurde mijn moeder naar huis om een pyjama te halen en ik moest direct naar het ziekenhuis.
Ik was zwaar ondervoed en broodmager. In het ziekenhuis moest ik direct aan de sonde. Ik vond het vreselijk! Ik trok hem eruit, kneep hem dichter en zette hem zachter. Ik lag op een zaal tussen andere patiënten en kreeg geen speciale therapie. De nadruk lag op aankomen. Ik had wel dagbesteding en dat vond ik geweldig. Zo mocht ik een grote kabouter schilderen op een raam en die heeft er jaren gestaan tot het ziekenhuis werd afgebroken! Ik heb uiteindelijk vier maanden in het ziekenhuis gelegen en ben er 19 kilo aangekomen. Toen mocht ik naar huis. Maar de anorexia was er nog steeds. Eenmaal thuis vlogen de kilo’s er weer af. Ik werd naar een pleeggezin gestuurd maar daar vond ik het zó vreselijk dat ik na drie dagen werd opgehaald omdat ik onhandelbaar was.
De artsen wisten niet wat ze met me aan moesten. Ze zieden letterlijk: jongens kunnen geen eetstoornis hebben. Wat ik dan wel had, wisten ze ook niet. Ik werd opgenomen ineen ander ziekenhuis op de kinderafdeling en kreeg isolatie therapie. Ik zat in mijn eentje in een kamer met alleen een tafel en een bed. De deur was open maar ik mocht er niet uit. Er was geen televisie, geen telefoon, geen boeken, niks. Ik zag mijn ouders door het raam het ziekenhuis in en uit lopen. Maar ze kwamen niet bij mij op bezoek, dat mocht niet. Ik mocht niet weten hoe laat het was en ik mocht niet praten met de verpleging. Ik snapte niet waarom ze niks tegen me zeiden en er werd me ook niets verteld of uitgelegd. Het enige wat ik moest doen, was eten en aankomen. De zusters kwamen zwijgend eten brengen en ophalen. Waar ik het meest behoefte aan had – aandacht en liefde – werd me keihard afgenomen. Alleen de schoonmaakster kletste met me. Ik denk dat zij niet wist dat dat niet mocht…
Dertien weken heb ik in isolatie doorgebracht. Ik voelde me erg alleen en verlaten. Af en toe kwam de psycholoog langs met pen en papier en moest ik opschrijven wat ik voelde. Maar ik had geen idee wat ik voelde? Om mezelf bezig te houden keek ik naar de snelweg die ik vanuit het raam kon zien en ik hield bij wanneer de bus voor de deur van het ziekenhuis stopte, zodat ik kon uitrekenen hoe laat het was. Want ik mocht de tijd niet weten. Elke keer als ik wat aankwam, mocht ik iets meer. Na drie weken kreeg ik een boek. Na vier weken kreeg ik de radio. Na zes weken kwam een zuster mijn kamer in met mijn eigen kleren. Ze vertelde dat mijn opa was overleden en dat ik naar de begrafenis moest. Ik werd opgehaald door mijn vader en moest voor in de kerk zitten. Ik mocht met niemand praten en werd na de begrafenis direct terug gebracht naar mijn kamer. Er werd niks verteld of uitgelegd.
Twee jaar geleden heb ik mijn behandelend arts gebeld en gevraagd hoe hij toentertijd tegen mij aankeek. Hij vertelde dat hij direct een arts in België had gebeld die veel met eetstoornissen deed om te vertellen over dit ‘interessante geval’, een jongen met een eetstoornis. Dat hadden ze nog nooit gezien. Hij vertelde ook dat de verpleging ontzettend veel moeite had gehad met mij. Iemand die niet beter wilde worden, daar konden ze niet mee overweg. Ook de psycholoog heb ik opgezocht en gevraagd hoe zij terugkeek op die behandeling. Ze zei letterlijk dat ze het niet meer op die manier zou kunnen doen en dat het bij mij niet werkte. Ik kan me niet voorstellen dat het bij iemand anders wel gewerkt zou hebben…
Toen ik een bepaald gewicht bereikt had, mocht ik uit de isoleer. Ik moest wel in het ziekenhuis blijven omdat ze mijn thuissituatie niet rustig genoeg vonden. Maar de periode die volgde, was totaal anders dan de weken ervoor. Heel waardevol. Ik mocht meehelpen met eten rondbrengen en afwassen, met bedden wegbrengen en afhalen, ik mocht zelfs mee als er een bruiloft was. De zusters gingen met me wandelen en fietsen. Ik had mijn eigen fiets op de kinderafdeling. Mijn ouders mochten op visite komen en ik ontmoette mijn broertje dat inmiddels geboren was. Ik werd onderdeel van een warme omgeving en dat was precies wat ik nodig had.
In totaal ben ik een half jaar in het ziekenhuis geweest. Toen mocht ik terug naar huis. Ik had bijna een jaar niets aan school gedaan en wilde absoluut niet terug naar de MAVO. Ik wilde iets met mijn handen doen: kok worden of bakker… Op de LTS in Wageningen kon ik beginnen op het eerste jaar Brood & Banket. Met de anorexia ging het ondertussen weer bergafwaarts. Wat ik in het ziekenhuis was aangekomen, ging er thuis weer net zo hard vanaf. De obsessie was terug. Weinig eten, 24 keer de trap op en af, oefeningen doen in mijn kamer… Ondanks dat, haalde ik mijn diploma en vond ik een baan bij een bakkerij. Die werkplek was mijn redding. De bakkerij heeft mij van mijn eetstoornis afgeholpen!
In die bakkerij gebeurde er iets met mij. Ik had een fijne baas en leuke collega’s. Ik voelde me goed en gezien op het werk. Ik kreeg weer zin in het leven en mijn zelfvertrouwen groeide. Ik moest vaak om zeven uur beginnen maar was er al om half zes. Zo greedy was ik om te leren! Ik wilde niet alleen werken, ik wilde ook op dansles en ik wilde sporten in de sportschool. Ik wilde leven! Ik ging me steeds meer afvragen waar ik mee bezig was. Waarom zat ik mezelf zo in de weg?
Op een middag kreeg ik de opdracht om in mijn eentje gemberkoekjes te maken. Ik weet nog dat ik bezig was en letterlijk dacht: hoe goed wil je in dat niet- eten worden? Daar, in die keuken, heb ik het besluit genomen: het is klaar! Oprotten met dat gezeik. Mijn levenslust won het van de eetstoornis.
Vanaf dat moment – ik was zeventien jaar – ben ik gaan eten wat mijn ouders aten. Als mijn moeder ’s ochtends een beschuit at, at ik dat ook en als ze tussendoor een plak ontbijtkoek nam, nam ik dat ook. Heel kort was er een boulimia periode: snoepbuien en overgeven. Maar dat zette niet door. Het lukte steeds beter om normaal te eten en om een leuk leven op te bouwen. Tot mijn 27e heb ik in de Bakkerij gewerkt en daarna een tijd in een winkel.
Ongeveer tien jaar geleden ontstond het idee om iets met mijn eetprobleem-ervaring te doen. Een vriendin van mijn zus die werkt met mensen met eetstoornissen en wist van mijn anorexiaverleden vroeg op de man of ik daar nog iets mee deed? Het was inmiddels 25 jaar geleden dat ik anorexia had overwonnen. Wat moest ik daar nog mee? Ze vertelde dat er veel mannen met een eetstoornis zijn en dat mijn verhaal ze zou kunnen helpen. Ze vertelde ook dat er vrijwel geen informatie beschikbaar was voor mannen met een eetstoornis. Een kleine zoekactie op Internet bevestigde dat. Bij het SABN vond ik één regeltje ‘Ook mannen kunnen een eetstoornis krijgen.’ Verder was er niks te vinden…
Het bracht me op het idee van Stichting Anorexia voor mannen, in eerste instantie gericht op informatievoorziening. Dit is nog altijd belangrijk want er is nog steeds weinig aandacht voor mannen met een eetstoornis. Mannen vinden het ook moeilijk om naar buiten te treden en vaak herkennen ze het probleem niet. Sinds een aantal jaar werk ik daarnaast fulltime als coach voor mensen met een eetprobleem. De reguliere zorg is meestal vooral gericht op gedrag, op het eten en het gewicht. Mijn ervaring is daar een extreem voorbeeld van. Het laat ook zien dat dit niet goed werkt. Ik geloof in een aanpak die gericht is op lichaam én geest. Ik weet als geen ander hoe belangrijk het is om je gehoord en gezien te voelen. Pas toen ik in een fijne en veilig omgeving de ruimte kreeg om te groeien en mijzelf te ontwikkelen, kon ik afscheid nemen van mijn eetstoornis. Die ervaring zet ik nu in om anderen te helpen.’
Peter is een alias
Foto van Axel Holen via Unsplash