‘Soms denk ik: de angst voor God weerhoudt me van het zetten van de definitieve stap naar de dood. Als ik zeker wist dat God aan de andere kant van de dood op mij zou wachten, me zou verwelkomen, mijn ongehuilde tranen zou drogen, dan zou ik gaan.’
Een overpeinzing van Hester (getrouwd, drie kinderen), die haar persoonlijke verhaal doet in Suïcide, Als leven een loden last wordt. Suïcidaliteit en religie is namelijk een van de onderzoekslijnen bij het Kennisinstituut christelijke ggz (Kicg), onderdeel van Eleos en De Hoop ggz. Hanneke Schaap-Jonker, bijzonder hoogleraar Klinische Godsdienstpsychologie aan de Vrije Universiteit en rector van het Kicg, is een van de samenstellers van dit boek, waaraan twaalf auteurs elk vanuit hun eigen expertise een bijdrage leverden.
‘In de multidisciplinaire richtlijn − de behandelrichtlijn voor de ggz wat betreft suïcidaliteit − staat alleen heel summier dat het geloof een beschermende factor vormt bij suïcidaliteit, met een verwijzing naar wat Amerikaanse onderzoeken. Maar welke psychologische mechanismen spelen daarbij een rol en wanneer? Dat werd niet nader uitgewerkt, en dat is nou typisch iets om binnen het KICG te onderzoeken. Inmiddels hebben we voldoende onderzoeksresultaten om die te delen met een wijdere wereld dan alleen academici en de ggz zelf. Want voor degenen om wie het gaat − mensen die kampen met suïcidale gevoelens, hun naasten en verdere omgeving − is dat heel belangrijk.’
In onze samenleving komen we nogal wat doodswensen tegen. Relatief gezonde ouderen achten hun leven ‘voltooid’. Op social media doen jongeren verslag van hun euthanasietraject. Het Expertisecentrum Euthanasie heeft een wachtlijst van twee jaar. Hoe kan het dat in een per saldo welvarend land zoveel mensen dood willen?
‘Ik denk dat we een onderscheid moeten maken tussen suïcidaliteit en een euthanasiewens of dat andere discussiepunt, voltooid leven. Ons boek richt zich alleen op suïcidaliteit, we hebben met opzet die andere thema’s erbuiten gehouden. Bij suïcidaliteit is er bijna altijd sprake van psychisch lijden en psychiatrische problematiek. En ja, soms staan mensen zó lang op ggz-wachtlijsten, dat ze ten slotte zeggen: “Ik wil niet meer, doe mij maar euthanasie.” Dat is gruwelijk. Ik las onlangs een column van psychiater Esther van Fenema in Medisch Contact, waarin ze zegt: “Het land zou te klein zijn als we oncologische patiënten euthanasie zouden verlenen omdat er te weinig oncologen zijn die een levensreddende complexe behandeling kunnen uitvoeren.” Dus bij euthanasie speelt soms ook de toegang tot zorg een rol.
‘Maar de moeite met lijden en behoefte aan eigen regie heeft ook een cultureel-maatschappelijke kant, die om een eigen discussie vraagt. Wat wij in de ggz doen wanneer iemand suïcidaal is en een gevaar voor zichzelf, is diegene beschermen. Dan zeggen we niet: “Nou ja, als jij dat wilt, oké.” Het is echt een ander handelingsperspectief. Ja, mensen kunnen intens lijden. En toch weten we, hoe uitzichtloos hun leven ook lijkt, dat veel mensen gelukkig weer opknappen. Dat er toch iets van herstel komt en dat die mensen zelf weer blij kunnen zijn dat hun doodswens geen realiteit geworden is. En, heel belangrijk: suïcidale mensen willen meestal niet per se dood. Ze willen dat hun leven anders wordt dan het op dat moment is.’
Het boek bevat een liefdevol hoofdstuk over pastoraat, waarin weliswaar staat: ‘Niemand heeft het recht zijn leven te beëindigen wanneer hij het genoeg vindt,’ maar meteen daarop volgt: ‘Een wanhoopsdaad voltrekt zich echter niet zomaar …’
‘Alle monotheïstische geloven kennen het gebod “Gij zult niet doden”, wat impliceert dat je ook jezelf niet doodt. Uit onderzoek blijkt dit een belangrijke beschermende factor: de morele bezwaren tegen suïcide verklaren grotendeels waarom onder gelovigen minder suïcides zijn. En al zegt het gemiddelde cijfer van de groep niets over het individu, deze visie is wel breed ondersteund.
Tegelijkertijd komt die visie meer onder druk te staan. Mensen, ook gelovigen, denken en spreken daar nu verschillend over. Kort door de bocht: waar de één zegt: “Als je de hand aan jezelf slaat, dan ga je naar de hel”, zegt de ander: “God begrijpt het wel. En als je springt, vangen zijn armen je op.” Daartussen zie je nogal wat nuances. Toch blijft het onnatuurlijk dat iemand niet meer wil leven. Mensen zijn gericht op leven. En vanuit het christelijk geloof geldt: God is een God van het leven en niet van de dood.’
Je kunt het vijfde gebod op zoveel manieren duiden … Je kunt er pacifist of vegetariër door worden, of het zelfs uitbreiden in de boeddhistische zin: dat je zelfs geen vlieg wilt doodslaan.
‘Hier duidt de auteur vanuit een behoudend-christelijke achtergrond. De opmerking daarbij dat er in de Bijbel geen enkele suïcide expliciet veroordeeld wordt, vind ik heel mooi. En tegenover het argument dat er voor moordenaars geen vergeving zou zijn, wordt gewezen op iemand als David: schrijven we die dan dus ook af? Ik hoop dat dit betoog binnenkomt bij groepen waar men redeneert: “God bewaart zijn kinderen voor suïcide, dus als je dat toch doet was je geen kind van God.” Dit is een belangrijk aandachtspunt voor pastores, hulpverleners of wie dan ook: als je over suïcide praat, welke positie neem je dan in? Als je op de rechterstoel van God gaat zitten, alsof jij precies weet hoe het werkt, raak je hoogstwaarschijnlijk het contact met die ander in nood kwijt! Natuurlijk kun je vertellen dat zelfdoding op geen enkele manier de bedoeling is en zeker niet wordt gepropageerd binnen het Koninkrijk van God. Maar vanuit het geloof is er meer te zeggen. En dat gebeurt in dit boek. Er wordt ruimte gecreëerd, wat er hopelijk toe leidt dat het intermenselijk oordeel wordt uitgesteld en niet het contact met die suïcidale mens domineert.’
Denk jij aan zelfdoding? Bel dan gratis 113 of chat via www.113.nl
Waar ik wel van opkeek, was het hoofdstuk over suïcide bij kinderen.
‘Ja, daarover hebben we even geaarzeld, omdat het nog zo’n jong onderzoeksgebied is. In elk geval is het níet zo dat ieder kind dat roept “Ik wil dood!” inderdaad suïcidaal is. Dat was een van de redenen om het hoofdstuk toe te voegen: om nuances aan te brengen en mensen wat houvast te bieden. Sowieso hebben kinderen tot zes jaar nog geen realistisch beeld van wat dood eigenlijk inhoudt. Maar tegelijk zijn er wel signalen waarop je alert kunt zijn.’
Draagt deze maatschappij bij aan gevoelens van wanhoop?
‘Nou, ik heb veel moeite met de maakbaarheidsgedachte en de nadruk op eigen regie. Daarin is onze neoliberale samenleving doorgeschoten. Het gevolg is dat je verantwoordelijk wordt gehouden voor je eigen succes en je eigen geluk. Bereik je die niet, dan ben je bot gezegd een loser. Maar daarmee leggen we mensen een zware en onrealistische taak op de schouders. Want je zult maar geboren zijn in een gezin dat in armoede leeft of waar huiselijk geweld voorkomt.
Binnen de ggz zeggen we steeds vaker: mentale problemen zijn interactieproblemen. Interacties tússen mensen, in sociale, maatschappelijke en culturele netwerken – zelfs kinderen kunnen elkaar al vreselijke dingen aandoen − en ook bínnen mensen: als jij een nacht slecht geslapen hebt voel je je de volgende dag niet prettig. Er spelen kortom zóveel details mee dat het maakbaarheidsideaal bijna lachwekkend is.
Een tweede bezwaar vanuit individueel perspectief is de verheerlijking van autonomie en eigen regie, en daarmee de angst voor afhankelijkheid en betutteling in relaties. Terwijl ik denk: wij mensen zijn relationele wezens, wij worden gevormd in relaties tot anderen. In elk relatie geef je vanzelf een stukje autonomie op. Maar we ontvangen ook van veel elkaar en kunnen elkaar veel geven. Dus laten we daar nou eens wat relationeler naar kijken.’
Wat zou dat concreet inhouden?
‘Ik las laatst een artikel over verslagen van een Regionale Toetsingscommissie Euthanasie bij mensen met een verstandelijke beperking en een autismespectrumstoornis. Met als vraag: wat was nou het ondraaglijk en uitzichtloos lijden dat bij deze groep reden werd voor euthanasie? Daarin bleek bij autisme de sociale isolatie op één te staan. Een sociale factor dus: mensen voelen zich eenzaam en vervreemd van anderen. De auteurs spraken van het falen van sociale zorg. En al is via een sociaal systeem natuurlijk niet alles op te lossen, ik las dit wel als aanklacht. Kunnen wij nog zorgzaam zijn voor elkaar? En als iemand een autistisch brein heeft, kunnen we ons daar met z’n allen op aanpassen? Dus dat niet zien als het probleem van ‘die ander’, maar als onderdeel van onze gezamenlijke manier van leven?
(tekst loopt door onder afbeelding)
Dat doorgeschoten individualisme is een kwalijke zaak. Ik wil ieders eigenheid zeker niet wegpoetsen, laat die alsjeblieft bestaan, maar wel graag in verbondenheid. Het functioneren in warme gemeenschappen waarin iedereen zichzelf mag zijn en kan opbloeien: dat zou mijn ideaal zijn. Dat betekent dat je naast degene staat die uitzichtloosheid of wanhoop ervaart en zegt: “Ja, het is beroerd en ik kan het niet voor je oplossen. Maar ik ben er wél en ik geef om je.” Hiermee wil ik het niet versimpelen, want ook dit lost niet alles op. Maar uitgangspunt is dat jij de suïcidale persoon ziet als een mens zoals jij en ik; iemand met wie je een connectie aangaat. Want laten we wel bedenken: onze eigen levensloop had maar een paar andere afslagen hoeven nemen of wij waren zelf in een vergelijkbare situatie beland.’
Hanneke Schaap-Jonker, Ewoud de Jong en Matthias Jongkind (red.): Suïcide, Als leven een loden last wordt.
KokBoekencentrum, 2024. 160 blz. Prijs €18,99 Meer info: www.kicg.nl/suicide