Mijn urine zou gecheckt worden op blaasontsteking. De laatste tijd moet ik vaak plassen, maar komt er weinig. Ik vertrouw het niet. Talloze blaasontstekingen heb ik in het verleden al gehad. Hoewel het er niet op lijkt dat het weer raak is, wil de gynaecoloog het toch even uitsluiten. De volgende dag zou ik gebeld worden met de uitslag.
Geen telefoontje.
Een dag later bel ik zelf maar. ‘Ja, je ligt hier nog in de bak om beoordeeld te worden. Er zit wat eitwit in je urine.’ Het is al vrijdag en ik wil graag weten waar ik aan toe ben. Helemaal omdat ik de afgelopen tijd ook last heb van hoofdpijn en een drukkend gevoel op mijn borst. Tintelende vingers ook. Dat, in combinatie met eiwit in mijn urine… Heb ik dan toch zwangerschapsvergiftiging? ‘Ik ga zo niet het weekend in. Helemaal niet vanwege mijn andere klachten.’
Hyper bel ik Jop: ‘Ik heb eiwit in mijn urine! Dit is echt niet goed; in combinatie met die hoofdpijnen en druk op mijn borst. Wat als ik inderdaad pre-eclampsie heb? Waarbij je ook toevallen kunt krijgen en alles.’
Hij probeert me nog enigszins tot rust te manen. ‘Zorg dat je die arts te spreken krijgt. Meer dan ‘er zit eiwit in’ weten we nu niet. Het hangt allemaal sterk van de hoeveelheid af.’
Mijn eiwit blijkt 0,09. Pas bij 30 spreken ze daadwerkelijk van een verhoging. ‘En mijn andere klachten dan?’ Ik word doorverbonden en doe mijn verhaal. ‘k Vertel erbij dat de klachten ook een gevolg kunnen zijn van alle stress rondom ons verhaal, de Inspectiezaak die loopt en het winnen van een grote journalistieke prijs, maar dat ik het graag uitgesloten zou willen zien. De dienstdoende verpleegkundige gaat het overleggen.
‘Ben ik nu paniek aan het zaaien’, app ik Jop nog. Ondertussen belt een vriendin, Sietske. Ze drukt me op het hart zelf te bellen als ik weer niet gebeld word. ‘Anders maak je je het hele weekend zorgen.’
Terwijl ik met haar aan de lijn hang, belt het ziekenhuis terug. De verpleegkundige zegt dat ik over een uurtje terecht kan op de tweede verdieping. Het Anna Paviljoen. Waar pasgeboren baby’s huilen, waar vrouwen het uitgillen van de barenspijn en aanstaande vaders en familie rusteloos in de rondte drentelen bij de koffie-automaat. Waar Mikki werd geboren.
Beertjes
Samen met Jop ging ik een paar maanden geleden terug naar die afdeling, om een mandje af te geven vol gehaakte beertjes in alle kleuren van de regenboog – de een met een hoedje, de ander met een bal, de derde met een tennisracket. Jops moeder, Mikki’s oma haakte deze voor andere kindjes zoals hij, zodat ook zij direct een knuffeltje in de wieg zouden hebben liggen. Hoofdverpleegkundige Margo nam ze geroerd in ontvangst. Zij was bij de bevalling aanwezig, noemde onze zoon ‘een prachtig kind’ en nam met Jop de voet- en handafdrukjes bij Mikki af. Deze lieten we op de geboorterouwkaart en op de urn afdrukken.
Iets na half twee arriveer ik op de afdeling. Een verpleegkundige neemt me mee, de gang door, rechts en weer links, een ruimte binnen. Er staat een echo-apparaat, er is een deur naar een kleiner kamertje waar collega’s achter computers aan het werk zijn en die klok aan de muur… Fok, dit is de kamer waar destijds Mikki’s dood werd vastgesteld. Terwijl de verpleegkundige haar telefoon beantwoordt, wellen de tranen op vanachter mijn bril. Klotezooi. Hou op. Ze hangt op en vraagt wat er is. Met horten en stoten vertel ik het. ‘Zullen we naar een andere kamer?,’ zegt ze. Dankbaar hobbel ik achter haar aan.
We eindigen in bevalkamer 53, helemaal aan de andere kant van de vleugel. Er staat een prachtige couveuse, met een groene kap vol plaatjes van bomen, plantjes en een rode rups erboven, die de aandacht doet afleiden van wat de verpleegkundige net een ‘herbeleving’ noemde. ‘Wat een mooie couveuse,’ zeg ik. Ze begint me er alles over te vertellen. Hij heet de bloem. Een andere collega noemt hem even later de rups. De kap weert het licht en schermt het geluid af. Om zoveel mogelijk de baarmoeder na te bootsen.
‘Ik ga nu je bloeddruk niet opmeten, hoor. Dat heeft geen zin.’ Ze loopt weg om spullen te halen om mijn bloed te kunnen prikken en een potje voor mijn urine. Snel maak ik een foto van de couveuse, die me oprecht opvrolijkt. Ik app die naar Jop en zeg hem waar ik nu zit. Dat ik net in dezelfde kamer zat. Dat het me aanvloog. Hij wou nog mee, maar ik zei: ‘Nee, joh, gaat wel.’ Die couveuse geeft me een fijn gevoel. Mocht Mikki’s broertje onverhoopt te vroeg komen, dan ligt hij daar straks prinsheerlijk in.
De verpleegkundige komt terug. Mouw omhoog, afbinden, naald erin. Ik draai mijn hoofd weg van de naald. ‘Kun je je schouder laten zakken?’ Dat doe ik. Iets te abrupt. De naald schiet uit mijn arm en mijn bloed gutst over mijn hand, de bank en de verpleegkundige heen. ‘Oh, sorry! Ja, ik heb mijn schouders altijd hoog opgetrokken.’ Plas nog even in een potje en dan kan ik weg.
‘Neenee, je bent hier voor een spoedopname op de short stay. We wachten op je uitslagen, dan komt een verloskundige nog even een echo maken.’ Ze zegt goed te snappen dat ik uit wil laten sluiten dat er iets aan de hand is. ‘Ook al is het stress, dan weten we dat.’ Ze brengt me een warme choco en wat Flow magazines. Gelukkig, geen zwangerschaps- of mamabladen. Toch pak ik maar mijn mobiel erbij en lees wat verhalen op Blendle/Cafeyn.
Na dik twee uur wachten druk ik op de knop om te vragen of mijn uitslagen al binnen zijn. Er komt een andere verpleegkundige binnen. Ze vraagt me wat ik hier doe. Ze wist eigenlijk niet dat er hier iemand zat. ‘Oh, voor de short stay?’ Ik leg uit waarom ik aan de andere kant niet goed werd. Ik zie een blik van herkenning. Even later komt ze terug: ‘Kijk eens wie ik heb meegenomen!’ Het is Margo.
‘Ja, ik las toevallig gisteren jullie verhaal op Facebook. Daar stond onze Margo ook in genoemd’, zegt de verpleegkundige. ‘Toen hoorde ik jouw naam en viel het kwartje. Ik dacht: misschien is het wel leuk als jullie elkaar even zien.’
Kort vertel ik waarom ik hier nu ben. Margo snapt het: ‘Je zult nooit meer een onbevangen zwangerschap hebben.’
Even later komt er een verloskundige binnen om een echo te maken: ‘Het hartje klopt.’ Elke keer weer een golf van opluchting: hij leeft nog! Jop vertelde pas dat hij verwacht een dood, geruisloos kindje uit me te zien ploffen. Dat is immers wat hij eerder heeft gezien en opgeslagen. Een levende baby? Daar kunnen we ons geen voorstelling van maken.
Om een uur of zes komen de uitslagen binnen. Mijn bloed en urine zijn goed. Ik heb last van Carpaal tunnel Syndroom, waardoor mijn handen tintelen, en de hoofdpijn en druk op de borst zijn dus stress. Fijn dat andere oorzaken echt zijn uitgesloten.
Voor ik wegga vraag ik Margo nog naar de beertjes die mijn schoonmoeder Ieta haakte. ‘Komen ze van pas?’ Jazeker, ze hebben er al twee meegegeven. ‘Babytjes overlijden hier ook, helaas. Die beertjes zijn uiteindelijk mee het kistje in gegaan.’
Een derde gaf ze mee aan een pasgeboren baby die uit huis werd geplaatst. ‘Het was even zoeken in de mand naar een beertje dat bij het kindje paste. Ik vond er eentje met een rugzakje op. Want dit kindje heeft nu al een rugzakje.’ Hopelijk komt de baby bij een liefdevol gezin terecht. En blijft zijn of haar rugzakje even klein als op dat beertje.
Zo’n formaat rugzakje streef ik ook voor mezelf na. Zodat onze tweede zoon later geen last heeft van alles wat aan hem vooraf ging, en van een overbezorgde moeder.
De hele serie teruglezen?
Hier staan de eerste zes afleveringen:
1: Gefriemel
2: Zombies
3: Anders onder controle
4: Doorgetrokken streep
5: Kompas
6: Kikker
En lees verder bij de volgende aflevering: