Sanne:
‘#SOSMoria is een noodoproep, een actieplatform om Europese leiders ertoe te bewegen de vluchtelingen op de Griekse eilanden in veiligheid te brengen. Samen met huisarts Steven van de Vijver en zorgverleners uit heel Nederland en Europa, zijn we in maart gestart met de actie. We vrezen voor een humanitaire ramp als corona in het kamp uitbreekt. Als ‘zwaan kleef aan’ sloten binnen no time allerlei mensen zich aan bij de actie: artsen, journalisten, een campagneleider… De actie is door bijna 7.000 artsen ondertekend, samen met zo’n 50.000 burgers en gedeeld door diverse kranten in onder andere Nederland, Zwitserland, Engeland, Zweden, Ierland, Litouwen en Portugal.
In april hebben we ons ook aangesloten bij het initiatief om 500 kinderen in veiligheid te brengen. We willen eigenlijk iedereen weghalen uit Moria, want de situatie is vreselijk, een soort hel. Maar laten we dan in godsnaam beginnen met die kinderen. Die kinderen zijn getraumatiseerd en alleen, zonder familie. Die moeten daar als eerste weg. Door ons aan te sluiten bij dit initiatief klinkt die stem nog luider. Meer dan 150 gemeentes in Nederland hebben aangegeven kinderen op te willen nemen. Het zou dus gaan om ongeveer 12 kinderen per gemeente. We hebben in veel van deze gemeentes actiegevoerd, op verschillende manieren. De ene met een wethouder of burgemeester, de ander met een kunstenaar… Veel acties waren in samenwerking met een kerk. Mijn eigen gemeente, Bergen, deed ook mee. In de Rooms Katholieke kerk werd gesproken door de priester en de wethouder en werd het SOSMoria lied gezongen. Dit lied werd speciaal geschreven voor SOSMoria door Nawras Altaky, zelf gevlucht uit Syrie en zwemmend vanuit Turkije aangekomen in Griekenland. Nawras studeert nu aan het conservatorium van Utrecht.
Inmiddels heeft de overheid besloten om geen kinderen op te nemen maar wederom geld te geven aan Griekenland. Zo van: hier is geld, los het maar op. Dat vind ik zo waardeloos. Dat was wel even een domper. Ik schaam me heel erg dat wij niet meedoen terwijl omliggende landen wel kinderen opnemen. Maar we geven niet op en zijn nog steeds druk met de politieke lobby. Ook onderzoeken we andere, juridische mogelijkheden. Ik voel me heel verdrietig en gefrustreerd over de situatie. Maar het helpt om iets te doen. Niets doen is voor mij geen optie.
Er zat altijd al een activist in mij. Werken in ontwikkelingslanden of in landen waar de zorg minder is, heeft me altijd getrokken. Tijdens mijn studie geneeskunde heb ik een stage gedaan in Guatemala en een coschap in Peru. Als arts in opleiding heb ik in een Birmees vluchtelingenkamp in het noorden van Thailand gewerkt en later, met de kinderen, een paar maanden in Zuid Afrika en in Suriname. Ik ben ook heel bewust bezig met duurzaamheid. Ik eet geen vlees, we vliegen zelden en onze meubels zijn van de kringloop. Ik koop mijn kleren tweedehands en ook die van de kinderen. Maar er zat nog een extra vonkje in mij. Dat werd aangestoken toen ik geconfronteerd werd met het menselijke leed in kamp Moria.
Ik ging voor het eerst in april 2019 en kwam op het idee door een interview in de krant. De vluchtelingenproblematiek gaat me aan het hart en ik vind het moeilijk om erover te lezen. Maar dit interview was met de weduwe van die huisarts in Tuitjenhorn die zelfmoord pleegde nadat hij werd aangeklaagd vanwege onzorgvuldig handelen bij euthanasie. Ik was benieuwd naar haar verhaal. Ze vertelde over haar werk op Lesbos via Stichting Bootvluchteling en hoe erg de situatie daar is. Het raakte me enorm. Hoe kan het nou dat dit zo dichtbij gebeurt en wij deze mensen niet helpen? Ik heb uitgezocht wat de mogelijkheden waren om te werken via Stichting Bootluchteling en was direct enthousiast. Boele zei ook meteen: ga het doen! Hij kent mij en begrijp dat ik dit soort dingen graag wil doen. Ik kon niet lang weg in verband met werk en de kinderen, maar twee weken was te organiseren. Ik heb vakantiedagen opgenomen en ben gegaan.
Het was verschrikkelijk. Samen met een team van artsen, psychologen en andere deskundigen bemanden we de medische hulppost van Stichting Bootvluchteling middenin het kamp. Kamp Moria is een vluchtelingenkamp in een voormalige gevangenis met een capaciteit voor 3000 mensen. Toen – een jaar geleden – woonden er zo’n 6.000 mensen. Wij draaiden de dienst van vier uur tot middernacht. Ik heb best al wat armoede, problemen en geweld gezien in mijn leven, maar zoveel wanhopige mensen bij elkaar had ik nog nooit gezien. Deze mensen zijn met gevaar voor eigen leven gevlucht en hebben huis en haard achtergelaten. Ze leven al jaren onder erbarmelijke omstandigheden en hebben geen vooruitzicht. Dit leidt tot allerlei psychiatrische en andere gezondheidsproblemen. Mensen met angst- en paniekaanvallen. Jongeren die zichzelf in hun armen snijden uit pure wanhoop. Mensen met schurft. Longproblemen. Gewrichtsklachten. Wonden van bombardementen die niet helen. Zelfmoordpogingen. Kindjes met brandwonden. Er werd op een avond een kind binnengebracht dat een hele kan hete thee over zich heen had gekregen. Mensen zitten hutje mutje op elkaar thee te maken op een vuurtje, dus een ongeluk is zo gebeurd…
In het begin was het heel moeilijk. Ik ben gynaecoloog dus bij heel veel dingen dacht ik: geen idee!? Mijn werkterrein is natuurlijk vrij specifiek. Ik voelde me machteloos. Wat helpt het nou wat ik doe, dacht ik? Het is niet genoeg. Maar na een tijdje merkte ik toch dat alles wat je kan doen, een beetje helpt. En dat alle kleine beetjes voor die mensen heel waardevol zijn. Wat je ook kan doen, verzorgen, hechtingen plaatsen, een luisterend oor bieden… Veel mensen in de kampen hebben ernstige klachten waar ze al lang mee rondlopen, maar heel veel mensen hebben ook kleine klachtjes. Die willen vertellen hoe ze zich voelen en wat ze hebben meegemaakt. Ze willen – net als iedereen – gezien en gehoord worden. Met behulp van vrijwillige tolken uit het kamp kon ik naar ze luisteren en kijken wat ik voor ze kon betekenen.
Terug in Nederland wilde ik heel graag iets doen met wat ik had meegemaakt. Maar wat? Ik praatte erover met mensen, maar ik had geen facebook dus mijn verhaal grootschalig delen was lastig. Ook werd ik al snel weer opgeslokt door het leven hier met mijn werk en de kinderen. Toch bleef het trekken en in februari dit jaar ben ik teruggegaan. Deze keer een week en ditmaal met Because we Carry, een organisatie die vluchtelingen helpt met allerlei acties. Wij gaven workshops aan zwangeren over zwangerschap, bevalling, kraamtijd en borstvoeding. Ook deelden we kraampakketten uit in het ziekenhuisje in de hoofdstad van Lesbos, waar vrouwen uit Moria bevallen. De kraamvrouwen liggen hier in vieze bedden en krijgen geen hulp met de borstvoeding. De zorg in het ziekenhuis schiet tekort, omdat het zorgpersoneel het ontzettend druk heeft nu er zoveel vluchtelingen op het eiland wonen. Na drie dagen in het ziekenhuis gaan de vrouwen terug naar hun tentje, met de pasgeboren baby. Wij probeerden te helpen waar we konden.
Ik kwam deze keer ook in contact met een Spaanse organisatie die een gynaecologische post heeft en kon nu ook echo’s maken en spiraaltjes inbrengen. De situatie in het kamp was nog verder verslechterd. Het kamp is afgelopen jaar explosief gegroeid. Er wonen nu zo’n 22.000 mensen. De hele omgeving rondom het kamp, een oude olijfboomgaard, staat tjokvol met krakkemikkige tentjes, eromheen zandmodderige paadjes, afval en mensen hutjemutje bovenop elkaar. Het was nóg indrukwekkender en verschrikkelijker dan het jaar daarvoor. Ook is de lokale bevolking inmiddels in opstand gekomen. Ze eisen dat de situatie wordt opgelost. Grieken zien hoe hun eeuwenoude olijfbomen omgehakt worden om vuurtjes van te maken. Je snapt dat mensen die bomen kappen want ze hebben niets. Maar je snapt ook dat de Grieken boos zijn. Bootjes met vluchtelingen die nog steeds aankomen, werden teruggeduwd met stokken en zelfs vrijwilligers werden aangevallen. Het liep volledig uit de hand.
Toen ik terugging naar Nederland, barstte het verder los met protesten en zijn de meeste vrijwilligers weggehaald uit veiligheidsoverwegingen. En toen kwam ook de coronacrisis erover heen… Ik wist: nu móét ik er iets mee doen. Dit is zo verschrikkelijk, hier moet men meer over weten. Ik schreef een stuk over mijn ervaringen in Trouw. Over het leed van de mensen daar en dat ik ’s nachts niet kan slapen omdat ik het zo oneerlijk vind dat ik hier in een fijn bed lig en zij daar op een matje in een tent. Al jaren lang… Ik kreeg veel reacties op het artikel en van het één kwam het ander. Ik kwam in contact met Stefan, een huisarts die ook gewerkt heeft in Moria en erover had geschreven in NRC. Samen bedachten we de actie SOSMoria en steeds meer mensen haakten aan. Ook heb ik inmiddels een facebookaccount. Ik doe alles om de boodschap naar buiten te brengen: deze mensen hebben onze hulp nodig! Ze zitten zo dicht op elkaar en er zijn nog maar weinig artsen en vrijwilligers. Het kleine ziekenhuisje in de hoofdstad heeft zes IC bedden dus als corona uitbreekt wordt het één groot drama, een humanitaire ramp.
Sinds ik terug ben, vind ik het lastig om mijn gewone leven weer op te pakken. Ik ben heel veel met de mensen in Moria bezig en lig er nog steeds wakker van. Ik wil graag terug, maar dat is nu met corona heel moeilijk. Ik voel me verscheurd. Ik heb natuurlijk ook de kinderen en mijn werk, dus ik kan niet heel makkelijk weg. Ik heb ook hier mijn verantwoordelijkheden. Ik heb een intensieve baan en werk drie dagen, een nacht en regelmatig weekenddiensten. SOSMoria doe ik ernaast en ertussendoor. Nu de kinderen thuis zijn door corona is het aardig druk. Maar ik kan niet anders. Ik moet iets doen. Anders overheersen gevoelens van machteloosheid en frustratie. Dat enorme leed in de wereld, waarom laten we dat met zijn allen gebeuren? Met een beetje goede wil zouden we alle wereldproblematiek kunnen oplossen. Waarom doen we dat niet? Ik begrijp het niet en vind het lastig om mee om te gaan. In hoeverre mag je zelf nog genieten als je weet dat er zoveel leed in de wereld is? Ik worstel ermee.
Aan de andere kant weet ik ook dat zij er niks aan hebben als ik helemaal niet meer van het leven geniet. Ik vind mijn heerlijke comfortabele leven ook fijn en vind het belangrijk om mijn kinderen hier gezond en in veiligheid te laten opgroeien. Maar het voelt wel wrang. Ik kan niet accepteren dat het zo oneerlijk verdeeld is. Ik vraag me wel eens af of ik niet beter tropenarts had moeten worden. De wens om in het buitenland te werken is er altijd. Ook met de kinderen. Ik denk vaak, hoe nodig ben ik hier nu écht? Er zijn zoveel landen waar ik meer nodig ben. Waar maakt me niet uit. Afrika, Zuid Amerika… Als ik maar kan werken en bijdragen. Maar de kinderen zijn nu nog te klein. Ze gaan naar school en hebben hier vriendjes en familie. We zitten toch een beetje vast. We zijn ook al twee jaar een oud huis aan ’t opknappen en hebben hier een fijn, stabiel leven. Dat gun ik onze kinderen. Als ze wat groter zijn, kunnen ze wellicht zelf meebeslissen. Tot dan, zijn mijn buitenlandplannen vooral dromen voor later…
Hoe het komt dat ik zo maatschappelijk betrokken ben, weet ik eigenlijk niet. Allebei mijn ouders hadden sterke idealistische ideeën, dat wel. Ze zijn gescheiden toen ik heel klein was waardoor ik me al op jonge leeftijd heel verantwoordelijk voelde voor alles en iedereen. Ik denk dat die scheiding ook meespeelt. Maar het zit vooral gewoon in mij. Ik heb er al heel lang last van, een gevoel van weltschmerz, van waar gaat het heen met de wereld? Ik kan er een beetje in doorslaan. Alles raakt mij en ik voel me overal verantwoordelijk voor. Bij vlagen ben ik somber, dan vliegt het me aan. Maar in grote lijn ben ik optimistisch van karakter. Ik prijs mezelf ook heel gelukkig. Ik heb leuk werk, ik woon prachtig en ik heb een fijn gezin. In de basis, voel ik me goed. Maar die hel in Moria, die kan ik niet vergeten. En ik wil dat ook niet, want we mogen onze ogen niet sluiten voor dit leed. Wegkijken is makkelijk. Juist omdat wij het zo goed hebben – zelfs in deze coronacrisis hebben wij het nog relatief goed – hebben wij de verantwoordelijkheid om deze mensen te helpen. Daarvan ben ik overtuigd. Als dit interview uitkomt, zijn we wellicht in een ander stadium van de actie beland. Ik ben benieuwd hoe het zich gaat ontwikkelen. Ik hoop dat onze noodkreet serieus genomen wordt. Eerder werd ook naar artsen geluisterd. Kijk naar de coronacrisis. Hoe dan ook, we gaan sowieso door. Ik kan het niet loslaten voor de actie geslaagd is. We moeten en zullen die mensen helpen.’
Tijdens een hoofdelijke stemming in de nacht van 2 op 3 juli stemde een meerderheid van de Kamerleden tegen, zodat het oorspronkelijke voorstel van staatssecretaris Ankie Broekers-Knol (Asiel) ten uitvoer wordt gebracht. Dit houdt in dat de kinderen in Griekenland blijven, maar Nederland wel meebetaalt aan hun opvang. Ruim 150 gemeenten hebben aangegeven de kinderen te willen opvangen. Vluchtelingenwerk geeft niet op en is een nieuwe petitie gestart: https://500kinderen.nl/petitie-griekenland?ref=stv