Toen hij hoorde dat in China zich een nieuwe epidemie ontwikkelde, bekroop de Italiaanse schrijver en natuurkundige Paolo Giordano (38) direct een gevoel van onrust. Waakzamer dan normaal hield hij het nieuws bij. ‘Als wetenschapper was ik me bewuster van het gevaar van de situatie, ik besefte dat dit weleens heel ernstig zou kunnen worden.
Ik had net jarenlang gewerkt aan mijn roman De hemel verslinden, waarin een epidemie onder olijfbomen in Apulië een rol speelde. Ik had daar onderzoek naar gedaan en zag allerlei parallellen met de Covid-epidemie, bijvoorbeeld in het complexe samenspel tussen de persoonlijke perceptie, de daadwerkelijke dreiging, de wetenschap, het geloof en vertrouwen van mensen en het onvermogen van organisaties en overheden om hiermee om te gaan.
Bovenal was deze crisis denk ik een confrontatie met onze vooroordelen, met als belangrijkste: dit treft anderen, niet ons. Binnen Europa zéggen we wel vaak dat we een verenigd zijn, maar nu werd er gereageerd alsof er hoge muren tussen onze landen stonden die dit virus wel zouden tegenhouden.’
‘Chinees virus’
Terwijl het in Italië al ernstige vormen begon aan te nemen, dacht men in Nederland dat dit wel aan de kwaliteit van de Italiaanse gezondheidszorg zou liggen en dat het bij ons wel los zou lopen.
‘Dat was ook de eerste reactie in Italië. Eind januari werden de eerste twee gevallen van corona ontdekt bij twee Chinese mensen in Rome; ze werden in quarantaine geplaatst op honderd meter afstand van mijn huis. Iedereen noemde het toen nog een Chinees virus en dacht dat alleen Chinezen het konden krijgen en verspreiden; er werden toen ook nog alleen verdachte gevallen onder Chinese reizigers getest.
Die manier van reageren herkende ik van de olijfbomenepidemie. Vanuit het zuiden van Italië rukte de ziekte steeds verder op naar het noorden. In het dorpje in Apulië waar ik een huis had, hoorde ik mensen in mijn straatje verkondigen: die olijfbomenziekte heerst verderop aan het einde van de weg, maar niet hier; wij krijgen daar geen last van. Terwijl het natuurlijk allang gaande was.
Ook bij die crisis speelde de wisselwerking tussen het gemeenschappelijke belang en persoonlijke offers een belangrijke rol. Toen de olijfbomenziekte zich begon te verspreiden, moesten talloze gezonde bomen worden gekapt zodat de bacterie zich niet verder kon verspreiden.
De analogie met de quarantaine en afstand houden zal duidelijk zijn; soms moeten we persoonlijke offers brengen voor het algemeen belang. Hoewel voor mij als 38-jarige het risico op corona minder groot was dan voor een heleboel anderen, moest ik net zo goed als iedereen de sprong maken van een individuele positie naar een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid.’
Vertaler van kennis
Die verantwoordelijkheid nam u ook door erover te schrijven.
‘Italië verkeerde in shock. We zagen de getallen van zieken en doden in een razend tempo hoger en hoger worden – een angstaanjagende aanblik. Hoewel het lezen van romans voor mij altijd een basisbehoefte is geweest om het leven te begrijpen, kon ik me nu totaal niet op fictie concentreren. Ik vulde mijn dagen met informatie verzamelen van zoveel mogelijk verschillende bronnen: kranten, dokters, politici, andere journalisten.
Veel mensen voelden zich overweldigd en verward door de enorme hoeveelheid wetenschappelijke gegevens waarmee ze ineens werden geconfronteerd. Ik realiseerde me dat ik voor hen als het ware een vertaler kon zijn, juist omdat ik het perspectief van een wetenschapper, een schrijver en een normale burger kon verenigen. In tegenstelling tot de politici en wetenschappers op tv, die zich uitsluitend op de feiten richtten, kon ik als schrijver ook rekening houden met toegankelijkheid, toon en de gevoelens en frustraties van gewone mensen.
In een mum van tijd schreef ik het essay In tijden van besmetting, en daarna publiceerde ik meer dan een jaar artikelen in de krant. Normaal gesproken plan ik mijn schrijfwerk heel zorgvuldig, maar nu voelde ik zo’n brandende noodzaak dat ik gewoon begon met schrijven en niet meer ophield.’
Hielp dat om kalmte te bewaren?
‘Ja, want het voelde zinvol wat ik deed, op een manier die ik nog niet kende: wat ik schreef had een veel directere invloed en uitwerking op lezers dan bij een roman. In een tijd die zo somber was voor veel mensen hield het schrijven me energiek.’
Vergeten doden
Uw bundel heet Wat ik niet wil vergeten. Wat staat voor u bovenaan?
‘Het klinkt misschien akelig, maar dat zijn de doden. Ik wil niet vergeten dat er zoveel mensen zijn gestorven en nog steeds sterven. Miljoenen wereldwijd, en hier alleen al in Italië honderdduizenden. De doden: dát is waar deze epidemie over gaat, en tegelijk is dat wat we als eerste weer vergeten. Wat we zelfs al bijna vergeten zíjn. Want in de collectieve en individuele herinnering draait het vooral om de lockdowns, de avondklok, de vele restricties en de coronapas, en het gedoe dat dat ons persoonlijk opleverde.
Maar dat is niets vergeleken bij de miljoenen doden die deze pandemie heeft gekost. Dít is wat ik nooit wil vergeten: dat al die mensen op een heel nare manier gestorven zijn, vaak helemaal alleen, thuis of in het ziekenhuis waar ze werden omringd door verplegers in astronautenpakken, zonder contact of aanraking. Een situatie die tot voor kort volkomen onvoorstelbaar was in onze huidige beschaving. Ik zie het als de taak van een schrijver om die herinnering levend te houden, zo wreed als het was.’
Bent u door de pandemie veranderd?
‘Zeker weten. Ik probeer bijvoorbeeld minder haastig te leven dan voorheen, al valt dat niet mee nu alles weer op gang komt en je in datzelfde stramien probeert terug te duwen. Belangrijker is dat deze periode me iets wezenlijks heeft laten zien. De donkerste periode vorig jaar was tegelijk het moment dat ik voor het eerst voelde dat we wel degelijk een sterke band kunnen hebben als mensheid. De saamhorigheid was bijna tastbaar.
Ik denk dat het belangrijk is dat we dat allemaal hebben ervaren. Dat gezamenlijk gevoel van lijden en erdoorheen komen – het was verschrikkelijk en tegelijk ook heel hoopvol. Dat heeft bij veel mensen iets in beweging gezet, denk ik. Bij recente gemeentelijke verkiezingen hebben populistische partijen bijvoorbeeld verloren, terwijl ze aan het begin van de coronacrisis niet te stuiten leken.’
Toch lijkt het alsof we vooral álles willen vergeten en verdergaan alsof er nooit iets is gebeurd.
‘De pandemie heeft ons tijdelijk afgeremd en even laten stilstaan, maar een alternatief voor het leven dat we allemaal kennen, hebben we nog niet voor ogen gekregen. De acute situatie leidde te aandacht af van de oorzaken van deze pandemie. Een gemiste kans. Maar ik hoop dat we er wel lessen uit trekken, zoals hoe belangrijk het is om meer goed geïnformeerde burgers te hebben. Als dat ertoe zou leiden dat we kinderen en tieners meer in contact brengen met wetenschap op school of er vaker wetenschappelijke onderwerpen worden besproken op televisie, is dat al winst.’
Getuigenis
Welke rol kan een boek als het uwe spelen?
‘Dit boek is een getuigenis. Een eerlijke getuigenis van hoe het was en voelde op dat moment en hoe we als individuen langzamerhand kennis vergaarden. Als je deze stukken achter elkaar leest, is het denk ik alsof deze situatie zich voor je ogen voltrekt. Misschien dat veel mensen nu nog geen zin hebben om erover te lezen of erop te reflecteren. Nu hebben we nog een levendige herinnering aan deze periode, maar over tien jaar niet meer. Ik hoop dat dit boek iets van de betekenis van deze ervaring bewaart. En dat anderen zich in mijn gedachten en gevoelens kunnen herkennen. In tijden van verwarring is het prettig te voelen dat je niet alleen bent.’
Misschien wakkert het weer een beetje saamhorigheid aan?
‘Dat zou geweldig zijn. Dit is een manier… mijn manier… de énige manier waarop ik kan proberen deze ervaring niet verloren te laten gaan. Het zou een zonde zijn als al dit lijden en al die doden voor niets zijn geweest.’
Paolo Giordano, Wat ik niet wil vergeten. Vertaald door Pietha de Voogd, 176 p., De Bezige Bij, € 16,99.
AQM” AQM”