Stil onder de douche

Als hij hier is, praat ik altijd meer dan normaal. Nu hij me uitkleedt, praat ik zeker het kwadraat van mijn gebruikelijke woordenstroom.

Alles om het ongemak van deze situatie niet de boventoon te laten voeren. Bij mijn trui begin ik over het weer. Dit geeft mij genoeg gespreksstof tot slechts mijn slipje nog rest. Het enige dat hij doet, is alles beamen. "Ja mevrouw, klopt, inderdaad, je kan je er gelukkig tegen kleden."

Dan trekt hij mijn inlegkruisje eruit. Het geluid van de plakrand die van de stof wordt getrokken overstemt mijn eerste woorden over het voorjaar. Ik ben volledig uitgekleed en voel me naakter dan ooit. Ik geef de lente op, het is ook hartje winter.

Onder de douche begin ik over vroeger. Dit zou me genoeg stof moeten geven tot het einde. Hij luistert maar half. Terwijl hij een washandje over zijn rechterhand probeert te trekken, gaat zijn aandacht uit naar het onder controle houden van de douchekop die in zijn linkerhand alle kanten opbungelt. "Vroeger, werkten er geen mannen in de zorg. Er waren gewoon nonnen, zusters en verpleegsters. Ik heb zelf nog als verpleegster gewerkt, weet u. Ik kom uit het vak."

"Wilt u even gaan staan?", vraagt hij.

Douchebeugels

Ik leun op mijn goede been en zoek naar houvast bij één van de onlangs geïnstalleerde douchebeugels. Mijn houding is nog niet het ongemakkelijkst. Het is de stilte. Alsof het nog niet erg genoeg is, haalt hij het washandje bij me achterlangs. Ik kijk voorovergebogen naar mijn nu al vermoeide been en zie een bruin stroompje water langs sijpelen. Langzaam, tergend traag, richting het doucheputje.

Alles valt stil. Het kletteren van het douchewater is nog slechts een dof gedempt geluid, ergens in de verte. Het lijkt even of mijn leven hier zal eindigen, dat alles wat ik heb meegemaakt me naar dit punt heeft gebracht. Dat mijn jeugd, die niet eens zolang geleden lijkt, me hier inhaalt. Ik voel me weer als een klein meisje, overgeleverd aan de handen van mijn vader. Ik moet me overgeven denk ik, overgeven.

Het blijft stil. Tot de jongen zijn jas aantrekt en me gedag zegt.

"Nou mevrouw, dat viel toch wel mee. Tot de volgende keer."

 

Tekst: Sander Ritman – uitvoerend schrijver & verpleegpoëet

www.sanderritman.nl

Mijn gekozen waardering € -

Geef een reactie