Uitkijkpost de Wallen (353): Dominee in oorlogstijd

Het is bijna een klassiek verhaal. Dominee stapt binnen bij prostituee. De dame van plezier denkt te maken te hebben met een klant. ‘Dag schat, kom binnen.’ Toen ze eenmaal begreep dat ze te maken had met de dominee van de Oude Kerk moest ze lachen en was het ijs gebroken.

Het voorval speelde zich af midden in de oorlog en het overkwam dominee Govert Cornelis Tromp toen hij aanklopte bij de dame waarvan hij dacht dat ze één van de lidmaten van de kerk was. Dat bleek echter op een vergissing te berusten. De dame die hij zocht, een zieke, oudere vrouw, bleek achter de prostituee te wonen, in een soort tuinkamertje met een keukentje. De voorkamer bleek net als de meeste huizen in de Stoofsteeg, te zijn verhuurd aan dames van lichte zeden.

Het was niet de eerste visite van de jonge en vers benoemde dominee, maar zelfs na een paar maanden moest hij toch nog altijd wennen aan deze omgeving en zijn nieuwe kudde.

In wat voor wereld was hij terechtgekomen nadat hij een paar dagen na zijn laatste examen op 6 februari 1943 in Utrecht op de trein richting Amsterdam was gestapt? Toen hij op het Stationsplein stond en om zich heen keek besefte hij dat dit de buurt was waar hij zou gaan werken: wijk 9, het hart van Amsterdam. ‘Binnen die grens liggen de Dam met het Paleis, de Nieuwe Kerk, de Oude Kerk, De Walletjesbuurt en de Synagogen’, schreef de kersverse dominee.

De in 1912 in Lisse geboren zielenherder was er zojuist benoemd tot hulppredikant. Hij had ook dominee kunnen worden in Baarn of St. Pancras, een dorp tussen Alkmaar en Heerhugowaard, maar hij had gekozen voor de Amsterdamse binnenstad omdat hij de indruk had dat daar in pastoraal opzicht de nood het hoogst was.

Versleten

Zijn eerste gang was richting Nassaukade waar dominee Dijkstra en zijn vrouw woonden.

Dominee Dijkstra was blij met de nieuwe hulppredikant. Tromp ging ook al snel preken maar in de praktijk hield hij zich vooral bezig met het zogenaamde wijkwerk: bezoeken van kerkleden. Officieel stonden er het niet geringe aantal van 12 duizend lidmaten ingeschreven en die zouden allemaal bezocht moeten worden. Dat was hem ook op het hart gebonden door één van de professoren waar hij was afgestudeerd: maak eerst kennis met de leden van de kerk.

Tromp begon opgewekt aan zijn missie waarbij hij zich voorstelde als ‘de dominee van de Hervormde Kerk’. Soms werd er dan geroepen dat men niet ‘christelijk historisch’ was. Waarop Tromp repliceerde: ‘Ik ook niet.’ Meestal mocht hij dan wel binnenkomen.

De dominee gaf zijn ogen goed de kost tijdens zijn bezoeken in de stad die naarmate de oorlog vorderde meer en meer verpauperde. De Wallen of de Walletjesbuurt zoals hij het zelf noemde, toch al niet de sociaal-economisch sterkste buurt van de hoofdstad, leek daarbij zijn speciale aandacht te hebben. Al voor de oorlog was het daar armoe troef en moest alles tot op de draad versleten zijn voor het werd weggedaan, aldus de hulppredikant, maar midden in de oorlog was dat nog erger. Bij een bezoek in de zomer aan Noordwijk aan Zee was hem opgevallen dat de kinderen daar keurig gekleed waren. Dat was op de Wallen wel anders, besefte hij toen.

Wanhoopsdaden

In veel opzichten zal het dagelijkse leven op de Wallen tijdens de oorlog niet veel hebben verschild van dat van andere arme wijken in de grote steden van Nederland. Alleen was alles hier nog een tikkeltje erger en dat leidde tot wanhoopsdaden als die van de koorddanser in de Bloedstraat. De man die de koordanser werd genoemd vanwege zijn speciale manier van lopen, had op de dag dat de nieuwe voedselbonnen konden worden opgehaald alles direct omgezet in eten. Hij had een “feestmaal” aangericht en toen hij alles naar binnen had gewerkt, had hij een einde aan zijn leven gemaakt. Op de tafel in zijn huis vonden ze een briefje waarop hij had geschreven: “Ik zie het niet meer zitten!”

Een ambtenaar, werkzaam bij justitie vertelde de dominee het verhaal van een jongen van vijftien uit de buurt die als souteneur optrad voor zijn moeder. Hoewel de Duitsers niet op de Wallen mochten komen, het was immers “Für Wehrmacht verboten”, zocht het vijftienjarige joch toch contact met de oosterburen en stuurde ze naar zijn niet onknappe, hoogblonde, moeder. Die ontkende alles, maar verweerde zich wel met de opmerking dat haar kinderen nu in elk geval voldoende te eten hadden.

Toen op 26 mei 1943 de zogenaamde Jodenhoek hermetisch werd afgesloten, er huiszoekingen volgden en er joodse buurtgenoten werden afgevoerd, was er weinig verzet, constateerde Tromp. ‘Het had geen zin om tegen de stroom in te willen zwemmen; wie zich liet meevoeren maakte wellicht nog een kans. Apathie kon je het niet noemen, eerder gelatenheid.’

Een paar dagen later werd hij naar een man geroepen in de Warmoesstraat, die zoals dat heette “gemengd gehuwd” was. Hij trof een breedgeschouderde kerel aan met rode ogen van het huilen. Hij was portier van een bioscoop en toen hij ‘s avonds was thuisgekomen had hij een leeg huis aangetroffen. Zijn joodse vrouw en zijn zoon waren opgepakt. Een paar dagen later doken ze toch weer op: er was, zo werd gezegd, een fout gemaakt.

Spek

Maar er waren, ook in deze donkere tijden lichtpuntjes, aldus de dominee. In de zomer van 1943 werkte hij mee aan een uitje voor de vrouwenclub, georganiseerd door zuster Annie, een diacones met hart voor haar wijk. Annie had het idee geopperd een rijtoer te maken met drie janplezieren. De eerste stop zou het Vondelpark worden waar een kopje surrogaatkoffie zou worden gedronken. Daarna ging het verder naar speeltuin ‘t Kalfje om tenslotte te eindigen in het Bosplan zoals het Amsterdamse Bos toen nog heette, voor een glaasje limonade.

Iedereen nam zijn eigen eten mee en de limonade werd vervoerd in een melkbus die was geleend van een bevriende melkboer. Het uitstapje werd een groot succes, ook voor de tachtigjarige vrouw die al haar hele leven in Amsterdam woonde, maar die nog nooit het Vondelpark had gezien. Er werd veel gelachen en er werd nog lang over nagepraat.

Een andere succesvolle actie kwam uit de koker van dominee Dijkstra. Hij schreef in de slachtmaand november verschillende kerkraden van plattelandsgemeentes aan met de vraag of ze een pond spek konden missen. Het vervoer in koffers per trein ging goed ondanks de controles onderweg. Het resultaat: er kwam meer dan 150 kilo spek binnen die tijdens de kerstdagen van 1943 werd uitgedeeld onder de buurtbewoners van de Wallen.

Sneeuwstormen

Maar over het algemeen was het kommer en kwel. De oorlog sleepte zich voort ondanks een kort moment van hoop in juni 1944 tijdens D-Day. Het bericht van de geallieerde invasie ging als een lopend vuurtje door de buurt en de stad. Ook op Dolle Dinsdag in september flakkerde de hoop even op en verspreidde zich het gerucht dat de Geallieerden donderdag al in Amsterdam zouden arriveren.

Die hoop werd echter snel de bodem ingeslagen en het leven in de binnenstad werd met de dag triester, schreef Tromp. Als hij ergens op bezoek was geweest zat hij onder de vlooien. Niemand kon meer iets schoon krijgen. Ruzies waren aan de orde van de dag omdat er gevochten werd om de laatste restjes eten. Moedeloze en strakke gezichten overheersten. Honger, iedereen had honger.

November bracht storm en regen en in het huisvuil dat niet meer werd opgehaald hadden ratten nu vrij spel. Januari kwam met sneeuwstormen en temperaturen van meer dan tien graden onder nul. Het laatste hout verdween in de kachel. Sommigen gingen ertoe over om de andere tree van de houten trap weg te zagen. Katten en honden, voor zover nog aanwezig, waren niet veilig op straat.

Geruchten verspreidden zich snel. Meisjes van 17 die dachten dat ze in Duitsland moesten gaan werken trouwden vlug met de Chinezen die in de buurt woonden. Communiceren gebeurde veelal met behulp van gebaren.

Begrafenissen waren er eveneens meer dan ooit. Van opoe Stokman bijvoorbeeld, tachtig, ex-prostituee en woonachtig op het Oudekerksplein. En van die Surinamer uit de buurt die werd begraven door twintig andere Surinamers (er was één niet-Surinamer bij) en waarvan de dominee opmerkte dat het ontroerend was ‘deze donkere mensen tegen de achtergrond van het witte landschap en de besneeuwde bomen, te horen zingen: ‘Ach blijf met Uw genade, Heer Jezus ons nabij’.

Uiteindelijk kwam de langverwachte bevrijding dan toch in mei 1945. Ook in de binnenstad drong dat besef langzaam door en zag Tromp voor het eerst weer blijde gezichten. ‘Is het nu werkelijk waar? Zijn we dan eindelijk bevrijd? We zijn vrij!’

De Uitkijkpost sluit voor even de luiken. Eind januari, begin februari zullen ze weer worden geopend. Ik wens de lezers mooie dagen toe en een voorspoedig 2024.

Willem Oosterbeek, Wallenbewoner, doet in vijfhonderd woorden regelmatig verslag van het dagelijks leven vanuit de beroemdste buurt van Nederland.

Mijn gekozen waardering € -

Ik schrijf over alles wat mijn nieuwsgierigheid wekt. Dat is veel. Vaak kom ik uit bij verborgen hoeken van de geschiedenis, maar soms ook bij het persoonlijke verhaal. Het alledaagse leven èn het drama. Actueel, maar soms ook wat minder. Wel altijd goed geschreven en een plezier om te lezen.