Van ei naar kipfilet in de giga-stal

Kuikens komen straks nooit meer buiten in Grubbenvorst. Een slachterij op eigen terrein voorkomt transportstress bij de dieren. Efficiënt en milieuvriendelijk, zeggen de bedenkers van dit giga-bedrijf.

De bevolking van het Noord-Limburgse Horst aan de Maas stijgt fors binnenkort. Althans, het aantal dierlijke inwoners. De huidige 1,4 miljoen kippen, samen toch al de grootste ‘bevolkingsgroep’, krijgen dan gezelschap van nog eens 1,1 vleeskuikens.

Tenminste, als het meezit voor de ondernemers van het ‘Nieuw Gemengd Bedrijf’. Tegenstanders hebben de bouw in de buurt van Grubbenvorst met juridische procedures al met vijf jaar vertraagd.  Omwonenden zien de kippen liever niet komen. En de 30.000 vleesvarkens ook niet. Zij spreken van een ‘giga-stal’.

Geen kip komt het terrein op

De dat terwijl het gecombineerde varkens- en kippenbedrijf juist erg duurzaam is, zo claimen de initiatiefnemers. Geen kip komt straks het terrein op, en geen kip gaat het terrein af. Van geboorte tot slacht brengen de dieren door in drie met elkaar verbonden hallen. De eieren komen uit de in de gigantische stal waar de dieren ook de rest van hun zes weken lange leven doorbrengen. Op de dag van de slacht komen ze via langzaam bewegende vloeren op een lopende band terecht, waar ze met gas worden verdoofd. Via een verbindingsgang komen ze in de slachterij terecht, waar volautomatisch een einde komt aan hun bestaan.

Industrieel

Leken mogen gruwelen van deze industriële gang van zaken, maar dat is onterecht, vindt Marcel Kuijpers, een van de mannen achter het kippenbedrijf. Uiteindelijk is het voor de dieren prettiger dat ze niet gevangen hoeven te worden, of vervoerd. Tja, de kip komt inderdaad nooit buiten. Maar de kans op dierziektes is zo minimaal, en preventieve antibiotica zijn niet meer nodig. En door luchtwassers is er minder uitstoot van fijnstof.

De kippen scharrelen rond in een bak van 2,5 meter breed en honderd meter lang, die ze nooit verlaten. Scharrel of biologisch is het niet. De kippen hebben ietsje meer ruimte dan in gangbare veehouderij, maar het gaat wel ‘plofkippen’, zoals ze in de volksmond heten. Zijn dieren zijn wel gezonder, zegt Kuijpers. Dat komt omdat de eitjes in de stal uitkomen, in plaats van in een broedmachine. Kuikens hebben daardoor meteen eten en drinken.

Keurmerk

De varkens krijgen 0,2 vierkante meter per dier extra dan in de gangbare veehouderij. Genoeg voor één ster volgens het Beter Leven-keurmerk, ware het niet dat de dat de dierenbescherming die erkenning nooit geeft aan een bedrijf van deze omvang. Martin Houben, een van de ondernemers achter de varkens-tak, zoekt nog naar een ander keurmerk. Maar dierenwelzijn staat niet voorop, erkent hij meteen. ‘Voedselveiligheid wel. Ons doel is voedsel maken op een hoogwaardige manier. Als je dat kunt doen door meer dierenwelzijn te bieden, dan is dat mooi.’

Ik wilde per se geen kippen meer transporteren. Dat levert stress op

Maar moet het allemaal zo groot? Ja, zegt Kuijpers. ‘Ik wilde per se dat de kippen niet meer getransporteerd zouden worden. Het welzijn op die transporten is niet geweldig, en stress levert een slechtere vleeskwaliteit op. Bovendien vond ik het erg frustrerend om die kippen hier te zien vertrekken. Dat was het dan. Ik wil bij het hele proces zijn, liefst tot en met het moment dat ze ze opgegeten worden.’

Vierduizend kippen per uur

Om de slachterij rendabel te maken, moeten er vierduizend kippen per uur geslacht moeten worden, acht uur per dag. Om dat te realiseren zijn één miljoen kippen nodig. ‘Wat wij beginnen, is eigenlijk de kleinste slachterij van Nederland. Geen schaalvergroting, maar een extreme schaalverkleining’, zegt Kuijpers.

Houben en Kuijpers denken 800.000 vrachtwagenkilometers te besparen ten opzichte van de gangbare veehouderij. Bij de helft daarvan gaat het om dierentransporten. Maar ook mest wordt niet via de weg vervoerd. Het kippenbedrijf en het varkensbedrijf liggen straks één kilometer uit elkaar, verbonden door een ondergrondse mest-leiding. De mest gaat in een gezamenlijke biovergister. Die levert genoeg energie voor tienduizend huishoudens, zo staat in de plannen. Een deel verbruikt het bedrijf zelf, de rest levert het aan een energiebedrijf. Zonnepanelen op het dak van het varkensbedrijf leveren stroom voor 250 huishoudens. En dan is er nog restwarmte, die het bedrijf wil leveren aan kassen in de omgeving. Al die innovaties zijn niet mogelijk zonder veel, heel veel dieren.

Grote bedrijven

Maar Houben heeft nog een argument. ‘Het buitengebied wordt steeds meer van ons allemaal’, vervolgt Houben. ‘Burgers willen er recreëren. Het pas niet meer in deze tijd om overal maar bedrijven neer te zetten.’ Dan liever een beperkt aantal grote, vindt Houben.

Als mensen hier niet tegen kunnen, dan moeten ze geen vlees kopen

‘Ik begrijp het wel’, zegt Kuijpers over de weerstand. ‘De consument raakt steeds verder vervreemd van onze producten. Ze zien op tv dansende bejaarden die olijven plukken. Zo gaat dat niet in de werkelijkheid. Er wordt keihard gewerkt. En zo is dat ook in de veehouderij. Als mensen daar niet tegen kunnen, dan moeten ze het vlees niet kopen.’

Dit artikel verscheen eerder in Trouw.

Mijn gekozen waardering € -

Marten van de Wier is zelfstandig journalist en communicatieprofessional. Hij heeft speciale aandacht voor duurzaamheid, natuur en onderwijs, en is daarnaast specialist Zuid-Nederland.