Verboden! Hoe Nederland 411 Duitsers liet verdrinken

Het gebeurde een maand voordat onze moedige admiraal Karel Doorman en zijn vloot in de Slag in de Javazee ten onder ging. Maar deze iets minder heroïsche daad van Nederland zijn we totaal vergeten, mede omdat de tv-uitzending werd verboden.

10 mei 1940: Duitse troepen overschrijden de oostgrens van Nederland. Niet alleen Nederland is vanaf dat moment in oorlog met Duitsland, dat geldt ook voor de Nederlandse koloniën. Daarom wordt nog dezelfde dag de gouverneur-generaal in Batavia, de toenmalige hoofdstad van Nederlands-Indië, geïnformeerd over de inval. Die laat op zijn beurt direct via de radio het codewoord “Berlijn” omroepen. De Nederlandse bestuurders in de verre buitengewesten, van Nieuw-Guinea tot Borneo, begrijpen onmiddellijk wat hen te doen staat: alle Duitsers die zich in hun gebied bevinden moeten zonder omwegen worden gearresteerd.

Dat is het begin van een uiterst donkere passage in de Nederlandse geschiedenis, waarvan één van de betrokkenen zegt: ‘Achteraf kregen we opdracht over de hele geschiedenis te zwijgen. Het is een zwarte bladzijde in onze geschiedenis geweest.’ Een zwarte bladzijde bovendien die vrijwel onbekend is gebleven, omdat uitzending van een opzienbarende reportage over dit onderwerp in 1965, tot tweemaal toe werd verboden.

Maar terug naar het verhaal. De Duitsers die werden gearresteerd waren voor een deel zeelui van Duitse schepen die vaak al maanden werkloos in een haven ergens in Nederlands-Indië lagen. Die schepen konden niet uitvaren zonder het gevaar te lopen getorpedeerd te worden door een Engels marineschip, want Engeland en Duitsland waren immers al wél met elkaar in oorlog.

Voor het belangrijkste deel echter waren het Duitsers die al langer in Nederlands-Indië woonden: zendelingen, kooplieden, planters, ondernemers. Sommigen verbleven al zo lang in het land dat ze zelfs vergeten waren dat ze Duitser waren. Er waren jongeren bij die afstamden van gemende huwelijken en die geen woord Duits spraken. Maar ook Duitse joden, die na 1933 toen het nazi’s aan de macht kwamen in Duitsland, een veilig heenkomen hadden gezocht en dat gevonden dachten te hebben in Nederlands-Indië.

Doodgeschoten

Deze uiterst heterogene groep van zo’n 2400 Duitsers werd opgepakt en geïnterneerd in kampen verspreid over de archipel, maar al snel werden ze overgebracht naar een centraal kamp op Sumatra in Lawé Sigalagala. De omstandigheden in dat kamp waren in vergelijking met de toestanden in de Duitse kampen en de latere Japanse kampen voor de Nederlanders riant, maar ook hier waren wel degelijk misstanden. Geregeld was er te weinig voedsel en een chronisch gebrek aan drinkwater. De gevangenen zaten opeengepakt in hutten, vaak zonder klamboe of bed. Muskieten en luizen hadden vrij spel.

Excessen waren er ook. Zo werd in één van de noodkampen een Duitser doodgeschoten door de bewakers omdat hij iets te ver over de binnenomheining van het kamp hing. Rudolf Frühstück zoals zijn naam luidde, was nota bene een jonge Duitse jood die gevlucht was voor de nazi’s en dacht veilig te zijn in Nederlands-Indië. Het meest cynische is nog wel dat de Duitse minister van propaganda Joseph Goebbels, het voorval flink opklopte en er een spetterend verhaal van maakte over het Hollandse sadisme in Nederlands-Indië. Dat de man joods was, werd uiteraard niet vermeld.

Bommen

7 december 1941. Japan bombardeert Pearl Harbour en in het Verre Oosten neemt de oorlog een omvang aan die niet onderdoet voor die in Europa. Nederlands-Indië wordt direct bedreigd door de Japanners en de geïnterneerden moeten als de wiedeweerga worden verplaatst naar een gebied dat ver buiten het bereik van de Japanse oorlogsmachine ligt. Al aan het eind van de maand december vertrekt het eerste schip met Duitse geïnterneerden richting Brits-Indië. Begin januari 1942 volgt een tweede schip. Beide transporten komen veilig aan in Bombay, het huidige Mumbai.

Op 18 januari vertrekt vanuit de havenplaats Sibolga op Sumatra een derde schip richting Bombay, de Van Imhoff en daarmee gaat het mis. Erg mis. De Van Imhoff is een koopvaardijschip van ruim achtduizend ton, gebouwd in 1914 en eigendom van de KPM, de Koninklijke Paketvaartmaatschappij. Het uiteraard onbewapende schip krijgt de taak de derde en laatste groep Duitse geïnterneerden over te brengen naar Brits-Indië. Aan boord: 48 bemanningsleden, 62 bewakers van het KNIL, het Koninklijk Nederlands-Indische Leger en 478 Duitse geïnterneerden. Onder de gevangen Duitsers is een behoorlijk aantal zendelingen, priesters, kunstenaars, geleerden en bejaarden.

De omstandigheden voor de gevangenen zijn beroerd. Ze zitten dicht opeengepakt op het tussendek dat amper één meter tien hoog is. Een deel zit achter prikkeldraad op het achterdek. Er is onvoldoende water en er zijn te weinig sanitaire voorzieningen. Een bewaker zegt daar later over: ‘De Duitsers lagen achter prikkeldraad, dicht op elkaar. In de ruimen hing een vreselijke mensenlucht en het was er niet te houden van de hitte.’

De volgende morgen gebeurt wat velen vrezen: aan de horizon verschijnt een Japanse bommenwerper. Het vliegtuig werpt vier, vijf of zes bommen af, daarover lopen de meningen uiteen. Geen van de bommen raakt doel, maar één komt zo dicht bij het schip neer dat de scheepswand onder de waterlijn openscheurt. ‘Er ging een geweldige siddering door het schip’, vertelt de Duitse planter Albert Vehring, één van de overlevenden van de ramp in een verklaring die hij in 1949 voor de notaris aflegde. Maar paniek breekt er niet uit onder de Duitsers, mede omdat de boot niet onmiddellijk zinkt maar nog uren zal blijven dobberen.

Pompen

De bewakers en de Nederlandse bemanning besluiten echter al snel na het bombardement, als duidelijk wordt dat het schip ten dode is opgeschreven, de Van Imhoff te verlaten. Ze vernielen de pompen waarmee het schip (langer) drijvende kan worden gehouden en stappen dan in vijf van de zes aanwezige reddingsboten.

De Duitsers op de Van Imhoff worden stomweg aan hun lot overgelaten, maar weten zich te bevrijden of – ook daar lopen de meningen over uiteen – worden bevrijd door de laatste soldaat die het schip verlaat. Na het vertrek van soldaten en bemanning heerst er chaos aan boord, zoveel is duidelijk. Sommigen Duitsers bedrinken zich, tientallen springen overboord, een aantal snijdt de polsen open. Weer anderen gaan op zoek naar redding. Voor de 478 Duitse gevangenen is er nog één reddingsboot over die zit vastgeroest in de davits. Na twee uur slagen een aantal mannen er in de boot los te krijgen en te water te laten. Naast die ene sloep waar 42 mensen in passen, maar waar uiteindelijk meer dan vijftig mensen een plaatsje in veroveren is er nog een roeiboot goed voor zo’n 14 personen en zijn er nog wat bamboevlotten waarop enkele tientallen Duitsers hun heil kunnen zoeken. Reddingsboot, roeiboot noch de vlotten hebben riemen, water of eten aan boord. Een aantal Duitsers is zo slim dat te gaan zoeken op het zinkende schip en vindt ook het nodige eten en drinken.

Tegen half zeven is het definitief voorbij voor de Van Imhoff. Terwijl de helft van de Duitse geïnterneerden nog op het schip rondloopt, verdwijnt de boeg onder de golven en zinkt het schip definitief weg in de diepte van de Indische Oceaan.

Touwladders

De Nederlandse bemanning en militairen zijn dan al ver weg, voortgetrokken door een met een motor uitgeruste sloep die de rest op sleeptouw heeft genomen. De 110 bemanningsleden en bewakers die alle ruimte hebben in de vijf reddingsboten, landen de volgende morgen op een klein eiland, waar ze een paar dagen later worden opgepikt door een Nederlands schip.

Ondertussen krijgt de Boelongan, een schip van ruim duizend ton gebouwd in 1915 en net als de Van Imhoff eigendom van de KPM, opdracht naar de plek des onheils op te stomen. Bij het aanbreken van de dag stuit de Boelongan op de Duitse reddingsboot, de roeiboot en de vlotten. De kapitein van de Boelongan vraagt per scheepsroeper of er Nederlanders aan bord zijn. Als het antwoord ontkennend is wendt het schip de steven en vaart weg. Derde stuurman Tjebbes van de Boelongan die in 1964 werd geïnterviewd over de gebeurtenissen vertelt dat de touwladders al buitenboord hadden gehangen toen er bevel van de brug kwam om ze op te halen en weg te varen.

Ter ontlasting moet erbij worden vermeld dat de Boelongan werd aangevallen door Japanse vliegtuigen en zich verschool in een snel naderende, hevige tropische bui. De vliegtuigen raakten het spoor bijster en verdwenen. De Boelongan keerde terug naar de haven zonder verder om te kijken naar de Duitse overlevenden.

Oppikken

Dat de kapitein van de Boelongan niet zomaar op eigen houtje opereerde wordt duidelijk uit de orders die hij zoals hij zelf meldde meekreeg. “Eerst de bemanning oppikken benevens de militairen die voor de bewaking aan boord waren – daarna op aanwijzing van de militaire commandant betrouwbare elementen onder de Duitse geïnterneerden aan boorde nemen. Overige Duitsers beletten te landen.” Ook vliegtuigen die op een reddingsmissie worden uitgestuurd hebben een soortgelijke opdracht: “Van Imhoff lekgestoten, zinkende. Onderzoek instellen en zo mogelijk assisteren. Bij voorkeur Nederlanders – bemanning en eskort – redden.”

De commandant van de zeemacht in Nederlands-Indië C.E.L. Helfrich, mede verantwoordelijk voor de gebeurtenissen, heeft zich altijd van de domme gehouden en de kapitein van de Van Imhoff, H.J. Hoeksema heeft nooit over de ramp willen praten. ‘Ik heb de hele zaak uit mijn gedachten gebannen, ik weet mij niks meer te herinneren’, verklaarde hij meerdere keren. Tenslotte bereiken 67 van de 478 Duitsers die op de Van Imhoff zaten op 24 januari uitgeput door storm, hitte en dorst het eilandje Nias: de rest was voor eeuwig in de golven verdwenen.

Verboden

Na de oorlog wordt er herhaaldelijk over de gebeurtenissen op de Van Imhoff geschreven in de Duitse pers. Zo wordt bijvoorbeeld de verklaring van de Duitse planter Albert Vehring integraal gepubliceerd. Gotlobb Weiler, een overlevende Duitse dominee die als zendeling in Nederlands-Indië werkte, schreef een ogengetuigenverslag dat in elk geval vijf drukken haalde.

Al die publicaties lopen in 1956 uit op een verzoek van de West-Duitse regering tot een gerechtelijk onderzoek. De kapitein van de Van Imhoff die ook wordt gehoord en dan wel moet praten, doet niet veel meer dan zijn eigen straatje schoonvegen.van de Van Imhoff die ook wordt gehoord doet niet veel meer dan zijn eigen straatje schoonw ‘Ik heb in deze zaak alles gedaan wat onder de gegeven omstandigheden gedaan kon worden’, verklaart hij en het wordt braaf genoteerd. Helfrich wordt niet gehoord. Veel komt er dus niet uit het onderzoek van het gerechtshof te Amsterdam.

In januari 1965 verheugt journalist Dick Verkijk zich op de uitzending van de door hem gemaakte documentaire over de Van Imhoff die zal worden vertoond in het VARA-actualiteitenprogramma Achter het Nieuws. Maar zover komt het nooit. De VARA- televisiecommissaris J. W. Rengelink steekt er, in samenspraak met de voorzitter J(aap).A.W. Burger, een stokje voor. De uitzending wordt stomweg verboden. In een memo aan de hoofdredacteur van het actualiteitenprogramma, Herman Wigbold, schrijft Rengelink: “De erkenning dat ook Nederland – zij heet incidenteel – een fout of zelfs fouten heeft gemaakt, kan juist een verzwakking zijn van de opvatting dat het in de eerste plaats de Duitsers zijn geweest, die een haatpsychose hebben veroorzaakt die hier en daar buiten de nazikringen tot felle reacties heeft geleid. (…) Dat soort incidenten als schuld belijden moge ethisch fraai zijn, feitelijk zijn zij niet ter zake doende.”

Regering

Ondanks het protest van Wigbold dat één van de eerste eisen van de journalistiek is dat men geen nieuws achterhoudt, blijft Rengelink bij zijn weigering. Ook een door Verkijk later gemaakte ingekorte versie stuit af op een veto. Dit keer is het de VARA-voorzitter zelf die de uitzending verbiedt.

De vraag blijft onbeantwoord of VARA-voorzitter Jaap Burger op eigen houtje opereerde of dat hij wellicht contact heeft gehad over de uitzending met de regering. Jaap Burger was als oud-fractievoorzitter van de PvdA onder Willem Drees en senator uiteraard geen onbekende in het Haagse circuit. Gezien het feit dat de PvdA in 1965 deel uitmaakte van de regering lijkt enig overleg niet geheel onwaarschijnlijk, maar vast staat dat niet.

Natuurlijk laat Verkijk het er niet bij zitten en in samenspraak met Wigbold besluit hij in elk geval de essentie van zijn half uur durende documentaire op te schrijven en te publiceren in het Parool. Op vrijdag 16 april 1965 verschijnt dat verhaal in het dagblad, gevolgd een stroom berichten in andere kranten.

Uiteindelijk komt ook de Tweede Kamer er aan te pas. Na vragen van kamerlid Henk Lankhorst van de PSP aan de toenmalige minister van Defensie, Piet de Jong, komt de laatste met niet veel meer dan wat dooddoeners waarbij hij vooral verwijst naar het onderzoek uit 1956, en waarbij hij opmerkt dat er voor strafrechtelijke vervolging geen grond aanwezig was en is.

Daarmee is de kous af en gaat Nederland over tot de orde van de dag. De ooit door Dick Verkijk gemaakte documentaire is niet meer te vinden in de nationale tv-archieven van het Instituut voor Beeld en Geluid in Hilversum. ‘Als de documentaire niet is uitgezonden, zit hij niet in ons archief’, zegt men bij Beeld en Geluid. En ook Verkijk weet niet wat er mee gebeurd is.

En zo wordt er uiteindelijk niemand verantwoordelijk gesteld voor de gebeurtenissen op 19 januari 1942 en blijft de belangrijkste oorlogsmisdaad van Nederland gedurende de Tweede Wereldoorlog onbestraft.

Mijn gekozen waardering € -

Ik schrijf over alles wat mijn nieuwsgierigheid wekt. Dat is veel. Vaak kom ik uit bij verborgen hoeken van de geschiedenis, maar soms ook bij het persoonlijke verhaal. Het alledaagse leven èn het drama. Actueel, maar soms ook wat minder. Wel altijd goed geschreven en een plezier om te lezen.