Steeds magerder dienstverlening tegen steeds vettere tarieven, dat is al jaren het devies van PostNL. Waar dat uiteindelijk op uitdraait, kan elke twaalfjarige je voorrekenen: de complete teloorgang van de postbezorging aan huis. En dat, betoogde Tamminga, is uiterst onwenselijk, zeker in een land dat steeds verder vergrijst. Om het tij te keren wil hij PostNL weer omvormen tot de Tante Pos die ze ooit was: een nutsbedrijf zonder beursnotering, dat daardoor niet langer kwijlend gefixeerd is op aandeelhoudersrendement maar zich richt op superbe dienstverlening tegen een redelijke prijs. En dat is haalbaar, stelt hij: ‘Zoals in krimpregio’s ondernemers en vrijwilligers (publieke) voorzieningen draaiende houden, zoals supermarkten of zwembaden, zo kan de post dat ook opbouwen. Vrijwilligers(organisaties) helpen bij de postbezorging. Met een vrijwilligersvergoeding. De vergrijzing schept genoeg aanbod van hulpkrachten.’
Dat is op het eerste gezicht een verfrissende gedachte. Hier wordt vergrijzing nu eens niet alleen gezien als probleem, maar ook als een deel van zijn eigen oplossing. En dat valt te prijzen, want aan creatieve gedachten over de inmiddels rap doorzettende vergrijzing ontbreekt het ondanks alle urgentie deerlijk.
Arbeidsmigranten
Tegenwoordig bepleit men vooral aan de linker zijde van het politieke spectrum dat het heil moet komen van het binnenhalen van migranten. Dat is om heel veel redenen een heilloos, zelfs verwerpelijk neokoloniaal idee. Eén zo’n reden is dat we zo moeizaam opkrabbelende derde-wereldlanden beroven van hun best and brightest voor ons eigen gewin, want aan kneuzen hebben we niks. Een tweede is dat import van buitenlanders alleen soelaas biedt voor zover die migranten na verrichte werkzaamheden weer braaf naar hun Afrikaanse of Aziatische thuisbasis terugkeren. Maar als de geschiedenis ons één ding over arbeidsmigratie geleerd heeft, is het wel dit: door de bank genomen gaan migranten niet meer weg, zelfs niet als ze dat wel van plan zijn. Vergrijzen doen ze wel. Daardoor bestendigen ze op termijn juist het probleem dat ze kwamen helpen oplossen.
Van rechts valt, behalve hier en daar in werkgeverskringen wat instemmend gemompel over arbeidsmigratie, nog minder te verwachten. Uit die hoek is met betrekking tot het managen van de vergrijzing bij mijn weten nog nooit een zinnige suggestie gedaan. Het is er wegkijken troef. Dat betekent dat de vergrijzing, met of zonder invliegen van buitenlandse billenwassers, zo zal toenemen dat de redding toch echt voor een belangrijk deel van de ouderen zelf zal moeten komen. Gelukkig kan dat ook best, zoals ik laat zien in mijn boek BINK: Zo helpt het universeel basisinkomen Nederland de 21e eeuw door. Op het daar geschetste fundament van een realistisch en onvoorwaardelijk, ook op de zeer lange termijn houdbaar gefinancierd basisinkomen voor iedereen, kortweg BINK, verdwijnt de armoedeval goeddeels, zodat werken altijd weer werkelijk loont.
Kleine banen
Maar misschien nog belangrijker is dat halve en nog veel kleinere banen erdoor aantrekkelijk en profijtelijk worden voor zowel werknemers als werkgevers. Daardoor kan enorm veel werk dat nu blijft liggen of nog op ons afkomt, gedaan worden. Er staan momenteel maar liefst twee miljoen nog niet AOW-gerechtigde Nederlanders langs de kant die aangeven wel degelijk te willen werken. Daar zitten heel veel mensen bij, met name 50-plussers, die om allerlei redenen geen volle baan willen of kunnen draaien, maar wel eentje van een of twee dagen per week. Als een kwart van hen dat dankzij BINK ook echt doet, is al een flink deel van het personeelstekort opgelost. En dan hebben we het nog niet over de AOW-gerechtigden gehad, waarvan er nu al steeds meer blijven werken of opnieuw aan de slag gaan, en nog meer dat best zouden willen, maar opnieuw alleen in deeltijd. Geef die mensen de kans, geef ze BINK en een echte baan!
Maar Tamminga ziet dat heel anders, net als velen met hem. Hij ziet, zo zagen we hierboven, ‘Vrijwilligers […] Met een vrijwilligersvergoeding. De vergrijzing schept genoeg aanbod van hulpkrachten.’ Daar is niks vrijwilligs aan, het is even onversneden als brutale uitbuiting van ouderen en gepensioneerden, die tegen een rotfooi aan het werk geschopt moeten worden. Want dat is wat er met die term ‘vrijwilligersvergoeding’ bedoeld wordt: een fooi, liefst zonder rechten. Zelfs het minimumloon wordt ze misgund. Dat gebeurt vaker, bijvoorbeeld als de regering tegen beter weten in onder het mom van zelfredzaamheid de bevolking opzadelt met steeds verdergaande, steeds veeleisender mantelzorg.
Verarming
Dat soort beleid heeft ook nog een uiterst geniepig neveneffect: naarmate het beter lukt om mensen voor zo’n vrijwilligerskarretje te spannen, komen de gebruikelijke lonen voor soortgelijke werkzaamheden verder onder druk te staan, met verarming als gevolg.
Vrijwilligers, het woord zegt het al, dragen aan de sociale, culturele en economische activiteit bij omdat zij zich daartoe geroepen voelen, uit zichzelf en zonder drang of dwang van anderen. Vaak doen ze dat belangeloos, maar dat hoeft uiteraard niet. Op die basis draait niet alleen het omvangrijke verenigingsleven in Nederland, maar ook een flink deel van het sociaal-culturele weefsel, hier en daar zelfs een deel van de openbare voorzieningen en, zoals gezegd, de snel uitdijende mantelzorg. Dat is niet vanzelfsprekend, dat is iets om groot respect voor te hebben.
Persoonlijke bevrediging
Elke vrijwilliger draagt bij zolang de balans tussen idealisme, persoonlijke bevrediging en praktische haalbaarheid positief is. Anders loopt ie weg, en dat is zijn goed recht. Het is met vrijwilligers precies zoals ideëel onderneemster Fleur Bakker, oprichtster en directrice van Refugee Company, een bedrijf dat asielzoekers aan een baan of een leerwerktraject helpt, op 8 maart in de Volkskrant zei: ‘Ik krijg er ook iets voor terug. Dat moet ook, anders houd je het niet vol. […] Het bedrijf geeft me ook een inkomen, ik leef ervan.’
Bakker is inmiddels het stadium van vrijwilligster voorbij, haar project is een bedrijf geworden. Dat is ook logisch, want het geeft wat bij vrijwilligers ontbreekt: continuïteit en kwaliteit. Die kun je pas garanderen als er voor alle betrokkenen een reden is om ook als het heel slecht uitkomt voorrang te geven aan de zaak en je beste beentje voor te zetten. Wie profiteert van andermans inzet maar daar onvoldoende tegenover stelt, kan geen eisen stellen. Wie dat toch doet, wie van anderen zonder behoorlijke tegenprestatie diensten verlangt, bezondigt zich aan misbruik. Aan uitbuiting.