Mandy (1963): “Rond mijn 16e kwam de interesse voor mode en make-up. Inez en ik volgden de trends nauwkeurig en waren hip in ons kleine boerendorp. We haalden onze ideeën uit tijdschriften. Zo zijn we wel eens uit gegaan in kimono’s, dat was toen helemaal in. Ook wat betreft make-up lieten we ons inspireren door de bladen en door de fel gekleurde airbrush posters van toen. Wat helemaal ‘in’ was, was een zwart kohlpotloodlijntje ín de ogen. Ik herinner me nog dat de halve klas met ontstoken ogen rondliep, omdat we allemaal elkaar ’s potlood gebruikten. Lipgloss was ook essentieel. We hadden van die kleine glazen potjes en smeerden de hele dag. En natuurlijk het haar! Ik toupeerde het met suikerwater en had altijd een kam in mijn zak. Mijn moeder vond het vreselijk: “Je hebt zulk prachtig haar, wat doe je ermee?”
Mijn spulletjes bewaarde ik in een toilettasje. Ik was er heel zuinig op en maakte alles elke zaterdag helemaal schoon. Die draaipotjes met natte oogschaduw en monstertjes gingen namelijk makkelijk open, en iemand had eens gezegd dat make-up kon beschimmelen. Mijn liefde voor make-up is nooit meer weggegaan. Ik krijg nog steeds een warm hart van mooie make-up.
Ilse (1963): “Rond mijn vijftiende, begon ik met make-up. Zwart oogpotlood, twee kleuren oogschaduw, rouge op de wangen en knalroze lippenstift. Mijn ouders vonden het niet leuk, maar lieten ons toch begaan. ’s Ochtends stonden Sandra en ik samen voor de spiegel in de badkamer. Luchtjes hoorden er ook bij: Blasé van MaxFactor, White Musk en natuurlijk Anais Anais. We vroegen om monstertjes bij de drogist in het dorp. Vaak gingen we in het weekend met een groepje meiden naar de locale disco. Van te voren hielden we dan the final srubdown, zoals Sue en ik dat noemden. We gingen in bad, namen maskertjes, zochten de juiste kleren uit en natuurlijk haar en make-up. Ik was ‘de schilder’. Later heb ik een opleiding visagie gedaan, zo leuk vond ik het.
Ik herinner me dikke, zachte oogpotloden met aan iedere kant een kleur. Wittige, zilverachtige glitterkleuren, waarmee we het randje in onze ogen kleurden zodat ze groter zouden lijken!? Toen kwam punk en new wave. Banarama was het voorbeeld: henna in het haar en dik zwart eyeliner boven de ogen. Ik ben nog steeds dol op make-up, maar gebruik aanzienlijk minder dan vroeger. Wat ik echt nooit meer zou doen? Knalroze lippenstift en rouge.”
Annemarie (1962): “Mijn grote voorbeelden in die tijd waren Purdey van de Wrekers en Blondie. Ik haalde inspiratie uit de Viva en Avenue. Het had ook te maken met afzetten tegen de gereformeerde omgeving van ons dorp. Wij waren stoere meiden van de wereld en dat mocht iedereen zien! Ik gebruikte oogpotlood, mascara, nagellak, rouge… Het geld ervoor, verdienden we zelf bij elkaar. Inez en ik stonden achter de kassa bij de supermarkt en Sue werkte bij de bakker. In het dorp was maar één drogist, maar een paar dorpen verder was een Hema. We kochten merken als Rimmel, Miss Sporty, Miss Helen en Theatre. Nagellak gewoon van het Hema huismerk, 1,75 gulden per potje. In de zomervakantie rooide ik aardappelen bij de boer voor een paar gulden per dag, en sjeesde dan meteen door naar de Hema. Ik had alle kleuren van de regenboog: geel, blauw, roze…
We hebben ook wel eens proletarisch inkopen gedaan. Het ging zo makkelijk. Tot mijn vriendin en ik een keer werden gepakt met nagellak. We stonden bij de kassa en het viel zo tussen mijn kleren uit. Gelukkig kwamen we er met een waarschuwing vanaf. Ik heb het nooit meer gedaan! Mijn liefde voor make-up is altijd gebleven, maar tegenwoordig ga ik voor minder opvallend: mascara, potloodje en soms oogschaduw en lipgloss.”
Floor (1966): “Op de mavo had ik er niets mee. Ik was een sportmeisje en een beetje te serieus voor make-up. Pas op de havo begon het uiterlijk een rol te spelen. Ik was New Wave en hield van bands als The Cure, Simple Minds, U2, Duran Duran en Spendo Ballet. Ik kleedde me overwegend zwart en gebruikte een beetje make-up: zwarte mascara en af en toe lippenstift. Mijn haar vond ik veel belangrijker. Hoe dat komt weet ik niet. Misschien omdat mijn moeder wekelijks naar de kapper ging? Als klein meisje ging ik altijd mee en mocht dan de haren aanvegen. Maar ik had ook moeilijk haar. Het pluisde. Ik moest er wat mee. In ieder geval was ik er veel mee bezig. Fohnen, krultang, touperen, haarlak… the works! Het liefst droeg ik het kort, met de zijkanten weggeschoren. Wat mijn ouders ervan vonden weet ik niet. Ik deed het gewoon. Ik betaalde het van mijn zakgeld en van zomerbaantje bij Hans Textiel. Tot ik een super truck ontdekte. Ik gaf me op als proefmodel bij een hippe kapperszaak in het centrum van Rotterdam. Zo hoefde ik niets te betalen en had ik toch een hip kapsel! Tegenwoordig is het overigens precies omgekeerd. Mijn haar draag ik heel ‘gewoon’, maar ik gebruik wel dagelijks make-up.”
Yvonne (1974): “Ik zat op het gymnasium en was tot mijn 15e druk met leren. In de derde klas ontdekte ik dat er meer was dan alleen Grieks en Latijn. Jongens bijvoorbeeld! Toen kwam ook de interesse in make-up. Het mocht niet van mijn moeder, maar daardoor wilde ik het alleen maar meer. Ik ging keurig naturel van huis, en op school verdween ik met vriendinnen in de wc. Ik had een schooltas vol: knalrode lippenstift, zwarte eyeliner, blauwe oogschaduw, gifgroene mascara en natuurlijk gel en een borstel want het haar was minstens zo belangrijk. Ik zie mijn vriendin Bregje nog staan, het hoofd voorover gegooid druk borstelend voor de juiste coupe. Natuurlijk moest alles er weer af voor ik naar huis ging, met babyolie. Ik kocht het allemaal in de plaatselijke drogist in Capelle aan de IJssel, met geld dat ik zelf verdiende met oppassen.
Nu vind ik mijn smaak van toen afschuwelijk! Maar toen vond ik het stoer en wilde ik alleen maar ouder lijken. Mijn grote jeugdliefde vond het alleen helemaal niks, vooral die lippenstift. Langzaam aan ben ik steeds wat minder gaan gebruiken, tot alleen de mascara overbleef. Die is altijd gebleven. Ik ga de deur niet uit zonder mascara…”
Foto van Raphael Lovaski via Unsplash