Sla maar eens een wielerwoordenboek open en het wordt meteen duidelijk dat wielrennen zich profileert als een loodzware sport. Aanklampen, afrotten, attaqueren, afzien; en dan zijn we zijn pas aan het begin van het alfabet. Denk aan een afgepeigerde Mathieu van der Poel die na de finish van de Amstel Gold race op het hete asfalt neerzijgt. Wielrennen is voor bikkels. Voor doorzetters. Voor stoere kerels.
Het lijkt daarom best logisch dat de internationale wielerunie UCI de vrouwen met hun relatief tengere lijven -minder spieren, een kleiner uithoudingsvermogen- wil beschermen door ze een korter en lichter parcours voor te schotelen. Net zoals schaatsters de 5 kilometer als hun langste afstand kennen en tennissters geen best-of-five spelen.
Maar het moet natuurlijk wel in verhouding staan. En dat doet het niet, zo laat recent gepubliceerd onderzoek onder 20 mannen en 10 vrouwen bij een professioneel wielerteam zien. De naam van het team wordt niet genoemd in de publicaties maar echt moeilijk is het niet om dat uit te vogelen. De auteurs zijn Dajo Sanders, Teun van Erp en Jos de Koning; van Van Erp weten we dat hij Scientific Expert bij team Sunweb is. Die zal geen mooie sier willen maken met de data van een andere ploeg. De data behelzen vier jaar aan getrapte vermogens, hartfrequenties en afgelegde afstanden. Van alle wedstrijden; 3024 waar de Sunweb mannen aan meededen, 616 waar de vrouwen acte de présence gaven. En van alle trainingen; 9822 files totaal, 7319 van de mannen, 2503 van de vrouwen.
Begrensd bij 160 kilometer
Laten we eens beginnen met de wedstrijddata. De mannen fietsten meer kilometers op een racedag dan de vrouwen. Dat is logisch want volgens de UCI regels mag een vrouwenwielerwedstrijd op World Tour niveau niet meer dan 160 kilometer beslaan, terwijl bij de mannen de grote eendagskoersen zelfs boven de 250 kilometer kunnen gaan, zie ook het WK in Yorkshire dit weekend. Gemiddeld genomen reed een Sunweb renner 183 kilometer in een wedstrijd, tegenover 116 kilometer voor een renster; het kostte de mannen 4 uur en drie kwartier, de vrouwen fietsten anderhalf uur korter. Het gemiddelde vermogen dat de Sunweb mannen trapten in een race was 216 Watt, bij de Sunweb vrouwen was dit 167 Watt. Niks nieuws onder de zon, mannen zijn fysiek nu eenmaal beter toegerust om harder te trappen op de fiets, ze hebben grotere longen en een groter hart, meer bloedvaten en meer spiermassa.
Maar nu komt het. De intensiteit waarmee de Sunweb vrouwen hun wedstrijden fietsten lag beduidend hoger dan die bij de mannen. Dat konden de onderzoekers afleiden uit de hartfrequentie. Die lag gemiddeld genomen tijdens een wedstrijd twintig slagen per minuut hoger bij de vrouwen -152 slagen per minuut (=79% van hun maximum) versus 133 bij de mannen (=69% van hun max)-, wat werd veroorzaakt door het feit dat de vrouwen tijdens de race veel vaker de hoogste hartslagzones aantikten; de vrouwen fietsten 63% van de tijd in zone 4 en 5, de mannen maar 30%. Terwijl de mannen tijdens hun race dus grotendeels rustig aan het peddelen waren en er af en toe een snok aan gaven, trapten de vrouwen de meeste tijd pittig door.
Mannelijke coureurs mogen dan wel een grote motor hebben, ze zijn er ook heel zuinig op en durven maar af en toe vol gas te gaan, bang als ze zijn voor een lege tank. De vrouwen daarentegen knallen vanaf de start meteen het gaspedaal van hun brommers open. Wat zuinig aan doen? We zijn geen watjes! Dit racegedrag ligt ook wel voor de hand: de vrouwen moeten in een veel kortere tijd dan de mannen hun energie kwijtraken. Inderdaad, wanneer de renners (m/v) na de wedstrijd gevraagd werd hoe zwaar de inspanning op de fiets was op een schaal van 6 (‘ik merk er niks van’) tot 20 (‘ik ga dood’), gaven beide seksen 15,4 als gemiddelde score aan. Maar de lichamelijk inspanning en belasting van het lichaam per kilometer of per minuut was daarom wel gewoon een stuk groter in de vrouwenrace.
Kort maar heftig
Ook in de trainingen zien we dit patroon. Een trainingsrit duurt korter bij de vrouwen (64 versus 92 kilometer, 145 versus 182 minuten) en hun getrapte vermogen ligt lager (138 versus 191 Watt). Maar ze knallen er wel vaker in (gemiddelde hartfrequentie: 136 versus 125 slagen per minuut; % van de tijd in hartfrequentie zone 4 en 5: 24 versus 11%). Net als in de wedstrijden compenseren de vrouwen hun lagere trainingsvolume dus door met een hogere intensiteit te trainen.
Je kunt je afvragen waarom de vrouwen niet gewoon meer rustige kilometers tijdens de training maken, en op die manier meer richting het mannenwielrennen opschuiven. Maar waarom zouden ze? Omdat de wedstrijden ook kort en intensief zijn, is het logisch dat hun trainingsprogramma daar op aansluit. Misschien maar goed ook: het leeuwendeel van de vrouwen in het wielerpeloton fietst nog steeds voor een hongerloon en werkt of studeert ernaast. Zij hebben de ruimte niet om hun trainingskilometers eventjes uit te breiden.
Vrouwenwielrennen willen vergelijken met wat de mannen doen, heeft momenteel gewoonweg geen zin. Het is appels en peren. Een mannenkoers is meer een lange wandeling, die van de vrouwen een lange sprint. En al helemaal tijdens het WK dit weekend. 285 tegenover 150 kilometer, wie verzint het? Nou, de UCI dus. Dat de wielerunie behoorlijk conservatief is, is al langer bekend maar het mag echt wel eens anders. Het kan ook makkelijk anders. Voeg een extra lus aan het vrouwenparcours toe, of laat ze in Huddersfield in plaats van Bradford starten.
Maar nog beter: kort de mannenkoers in naar pak hem beet 200 kilometer zodat ook zij een stuk intensiever gaan trappen dan ze nu doen. Zo kunnen die ‘stoere’ kerels ook eens voelen wat de wielervrouwen elke race moeten doorstaan.