Het was op een zomerse maandagochtend in september dat zo’n zestig staatshoofden en ministers uit binnen-en buitenland zich over een rode loper richting het drijvende kantoor van het Global Centre for Adaptation (GCA) in Rotterdam begaven. Onder hen grootheden als IMF-directeur Kristalina Georgieva, WTO-directeur Ngozi Okonjo-Iweala en Eurocommissaris Frans Timmermans.
Ze komen hier voor de internationale ‘African Adaptation Summit’. Want landen die het minst bijdragen aan klimaatverandering, vangen de zwaarste klappen op. De feiten spreken voor zich: In Afrika, een continent dat minder dan 3 procent heeft bijgedragen aan de huidige klimaatcrisis, bevinden zich verreweg de meeste klimaatslachtoffers.
Om hele bevolkingsgroepen in Afrika te leren zich aan te passen aan het veranderende klimaat, is veel geld nodig. De energieke CEO Verkooijen heeft die taak op zich genomen. Hij verzamelt namens het GCA miljarden voor het Africa Adaptation Acceleration Program (AAAP).
Vieze smaak
De dag begon zo mooi, maar liep uit op een deceptie. Niet alleen het verzamelde journaille, voornamelijk afkomstig uit Afrika, klaagde over het gebrek aan bereidheid van de kant van Europa. Ook Afrikaanse leiders waren niet blij dat gastheer premier Rutte van Nederland als enige Europese staatshoofd kwam opdraven. Slechts enkele Europese ministers bezochten deze subtop, die als voorzetje voor de grote klimaattop COP27 in Sharm El Sheik in november wordt beschouwd.
Bovendien werd er nauwelijks geld ingezameld. Van de 52,7 miljard dollar die jaarlijks nodig is voor Afrikaanse landen om zich aan te passen aan de klimaatverandering, stroomt er slechts 11,4 miljard binnen. Doel is dus om nog 41,3 miljard bijeen te harken. Alleen het Verenigd Koninkrijk, Noorwegen, Frankrijk en Denemarken lapten in totaal een schamele 55 miljoen dollar bij. Van gastheer Nederland ontvingen ze slechts mooie woorden van de premier.
Het was een bittere pil voor met name de Afrikaanse delegaties. “Rotterdam is een test voor Sharm El Sheik”, sprak Macky Sall aanvankelijk nog hoopvol. De president van Senegal en voorzitter van de Afrikaanse Unie verloor zijn hoop echter gedurende de bijeenkomst. “Dit laat een vieze smaak achter in mijn mond”, sprak hij na afloop. “Ik ben een beetje teleurgesteld.”
Kleinschalige boeren
Ook Ban Ki Moon maakte zijn opwachting. We kennen hem als voormalige secretaris-generaal van de VN en als vice-voorzitter van ‘The Elders’, een onafhankelijke groep wijze mannen, ooit opgericht door Nelson Mandela. Ban Ki Moon is tevens voorzitter van de GCA en vertelde tijdens de persbriefing dat de wereld vooral moet investeren in kleinschalige landbouw. “De wereld heeft een veerkrachtige landbouw nodig”, sprak hij. “Er moet daarom slim geïnvesteerd worden, vooral in kleinschalige landbouw, om hun eigen voedselvoorziening veilig te stellen.”
Professor Verkooijen, CEO van GCA, weet exact hoe. Hem gaat het niet alleen om het helpen van Afrikaanse landen om hun klimaat op te bouwen; het gaat hem om samenwerking met het Nederlandse bedrijfsleven.
Wellicht om tegenwicht ter bieden aan de mooie woorden van Ban Ki Moon en ervoor te zorgen dat hij niet doorslaat in zijn goede bedoelingen, haalde hij Feike Sijbesma binnen als medevoorzitter. De topfunctionaris met een verleden bij onder meer DSM, Phillips, Unilever en de Nederlandse bank, sprak letterlijk: “Het GCA zal zich inspannen om de particuliere sector erbij te betrekken. De voordelen hiervan zijn wederzijds. De private sector kan hier enorm van profiteren en kan een bijdrage leveren aan vele landen in de wereld.”
Gaat het om hier om klimaatrechtvaardigheid? Of gaat het om handel? Of kan dat allebei samen? Tegen Henrik Willem Hofs van de NOS zei Verkooijen letterlijk: “Landen hier in het westen, maar ook Nederlandse partijen, hebben de oplossing om kleinschalige boeren in Afrika te ondersteunen. Dat is goed voor Afrika zelf, maar ook voor Nederland.”
Verkooijen en Sijbesma stellen dus dat handel en hulp samen dienen te gaan. In dat geval is er geen ruimte voor initiatieven van de lokale bevolking die weet hoe ze met het veranderde klimaat weten om te gaan. Zij zouden daarmee het westerse bedrijfsleven niet nodig hebben.
Dus worden kennis en kunde van de klimaatslachtoffers rigoureus onder het tapijt geveegd. Grassroots-initiatieven hebben het nakijken, want projecten vanuit het westerse bedrijfsleven worden op kolonialistische wijze over de bevolking uitgerold, zo heb ik aan den lijve ondervonden.
Graslandmanagement
Op dit punt in het verhaal wordt het tijd om mezelf te introduceren. Als journalist schrijf ik veel over de landbouw. Nationaal, internationaal, en vooral vanuit Afrika. Zo schreef ik tien jaar geleden al over de Masai in Kenia en hoe zij met het veranderende klimaat wisten om te gaan.
Ik raakte bevriend met Isaac Nemuta die me in 2012 meenam naar zijn Masai-familie en liet zien hoe ze er toen al hevig van langs kregen door de langdurige droogtes en hevige regenval. Een jaar geen regen betekent de dood voor miljoenen stuks vee.
Vijf jaar daarvoor, in 2007, was hij daarom al, samen met SNV, een school begonnen voor alle herdersvolken. Vanuit Tanzania en het uiterste noorden van Kenia komen de pastoralisten naar Oloirien, in het Kajiado district, het leefgebied van de Masai. Zelfs Turkana uit het uiterste noorden van het land bezoeken de school.
In drie eenvoudige klaslokalen met op de muur geschilderde instructies krijgen jaarlijks enkele honderden herders hier les over sociale en economische onderwerpen, maar vooral over klimaatverandering en hoe hiermee om te gaan. Ook wordt er op een perceel graslandmanagement gedemonstreerd: herstel, oogst en opslag, maar ook waterconservering. Op die manier leren de nomaden de droogte langer te weerstaan en hoeven ze minder snel, of zelfs helemaal niet te migreren naar groenere streken.
Holistische aanpak
Afgelopen zomer bezocht ik hem weer. Het was in het midden van het vierde regenseizoen zonder regen. Vee sterft er met bosjes. Herders, haast even mager als hun vee, trekken naar betere oorden, al zijn die onvindbaar. “Het is verschrikkelijk”, vertelde Isaac me. “Toen we elkaar tien jaar geleden spraken, werkten we hard om voorbereid te zijn op de klimaatverandering, maar wat we nu te verduren krijgen is een ramp.”
Zijn school en trainingsactiviteiten zijn uitgegroeid tot de Climate Smart Pastoralists Association. Isaac is CEO. Op een koele maar zonnige ochtend in wat eigenlijk het regenseizoen moet zijn, nodigt hij me uit aan de drukke Ngong Road in Nairobi, in het kleine, eenvoudige kantoor van dokter James K. Kandagor. Ik word verwelkomd met alle egards, waaronder een kop Engelse melkthee en witbrood met margarine.
Behalve Isaac en deze dokter Kandagor, secretaris van de Climate Smart Pastoralists, is ook de ouderling Michael Kibue aanwezig. “Afwachten tot er weer regens aanbreken, is niet meer genoeg”, heeft hij gemerkt. “Soms zijn gebieden zo droog, dat er geen gras meer wil groeien, zelfs als er regen valt. Wat daar nodig is, is nieuw graszaad. En bomen. Acacia groeit erg goed op grasland, en het beschermt het gras. Het is een symbiose.”
Vee is het probleem niet. Ook niet de grote aantallen. “Vee is juist een hulpbron. Ze werken mee aan het herstellen van grasland. Maar je moet wel weten op welke manier. Daarom leren we herders hoe ze hun vee planmatig moeten laten grazen.”
Om pastoralisten te onderwijzen, trekken ze er op uit. Ze bezoeken hen in heel Kenia, Tanzania, en ver daar buiten. Tot in Sudan en zelfs Namibië. “We werken samen met de Universiteit van Kaapstad.”
Alles draait om een holistische aanpak, om het verbeteren van grasland, verbetering van zaaizaad en uiteindelijk het vasthouden van water, tot in de droogste gebieden. “De op chemie gebaseerde landbouwmethoden zijn goed voor de korte termijn, maar op de lange termijn zijn ze desastreus”, weet Michael. “We vernielen de natuur voor een korte termijn gewin.”
Kampioen Klimaatadaptatie
Ik ben uitgenodigd omdat ze voor mij een belangrijke vraag hebben. Een verzoek zelfs. Er komt een printje van een persbericht van het Global Center on Adaptation (GCA) op tafel, getiteld: ‘Global Leaders Welcome President Kenyatta as Global Champion for the Africa Adaptation Acceleration Program’.
Het artikel van GCA staat vol lovende woorden voor Uhuru Kenyatta die werd uitgeroepen tot Kampioen Klimaatadaptatie. Het was vlak voor zijn aftreden als president van Kenia, waar hij tien jaar aan de macht was.
De Masai gunnen me amper de tijd om te lezen wat er staat. De naam van Verkooijen is voor hen bijna onuitspreekbaar, “maar wat hij zegt, is precies waar wij mee bezig zijn”, zegt Kibue. “Wij zijn bezig met zijn ideeën over klimaatadaptatie. In de praktijk. Op grassroots-level.” En deze Masai willen hun klimaatadaptatieprogramma opschalen, uitbreiden en over heel Oost-Afrika, liefst zelfs heel Afrika, uitrollen. Zodat alle pastoralisten en nomaden toegang krijgen tot water, onderwijs en kennis over graslandherstel, markttoegang en andere manieren om met het snel veranderende klimaat om te gaan.
Corruptie
Van Uhuru Kenyatta of van de huidige Keniaanse politiek, verwachten ze weinig. “Daar denken ze nog op de oude manier.” Veel meer woorden willen ze niet aan hem vuilmaken. Ze willen niet praten over zijn corruptie, of over zijn afkomst. Dat Kenyatta een Kikuyu is die niks opheeft met herdersvolken. Ze willen niet vervallen in negatieve uitlatingen of in oude politiek met achterhaalde, intensieve landbouwmethoden. “We moeten juist op een andere manier gaan werken. Precies zoals GCA voorstaat: oplossingen zoeken voor klimaatverandering op lokaal niveau.”
En dan komen er cadeaus op tafel. Voor mij en mijn familie, maar vooral voor professor Patrick Verkooijen in Rotterdam. “Wees alstublieft de stem van de pastoralisten in Europa. En,” vragen ze mij, “ga alsjeblieft naar Rotterdam als onze ambassadeur.”
Eredoctoraat
Dus enkele weken na de African Adaptation Summit, mocht ik opnieuw naar het grootste drijvende kantoor ter wereld. Ik moest het zonder het mooie weer van de internationale conferentie doen. Het was een regenachtige maandag. De CEO kwam juist terug uit Kenia, waar hij een eredoctoraat kreeg van de Universiteit van Nairobi.
Ik kreeg de gelegenheid hem te feliciteren en hem, namens mijn Masai-vrienden, enkele traditionele geschenken te overhandigen. Inclusief brieven en een Certificate of Appreciation ‘voor zijn grote inspanningen om versnelde klimaatadoptieprogramma’s in Afrika te implementeren’. De boodschap is helder: op het certificaat van de Climate Smart Pastoralist Association stond de duidelijke wens om samen te werken met GCA.
Verkooijen toonde zich erg blij met de cadeaus en uitte begrip voor de situatie. Tijdens zijn recente reis naar Kenia had hij ook Masai ontmoet, van wie hij precies dezelfde geschenken gekregen zou hebben: een geruite deken, een met kralen versierde rungu (traditionele wapenstok) en dito hoofdband.
Hij komt al 25 jaar in Kenia, vertelde hij me, dus Verkooijen kent de problemen waar herders mee kampen, nu het klimaat verandert. Ik hoefde hem niet te vertellen over stervend vee en zelfs mensen. Hij vertelde me hetzelfde voorbeeld dat ik eerder van mijn Masai-vrienden had gehoord: “herdersgemeenschappen hebben toegang tot water nodig. Een dam of een put. Maar het is belangrijk dat elk die toegang krijgt, anders ontstaan er jaloezie en zelfs gevechten tussen dorpen en gemeenschappen.”
Schaalgrootte en snelheid
Ondanks hun enorme kennis, kunnen de Masai-vrienden niet eenvoudig in gesprek met hun zeer verheven landgenoot Uhuru Kenyatta. Hij is immers van een compleet andere stam, wat een enorm cultuurverschil betekent. Wat dat betreft sta ik dichter bij Verkooijen. Toch merkte ik wel degelijk een afstand. Wellicht was het de aanwezigheid van een Engelssprekende communicatiemedewerker, wat ons verhinderde Nederlands te spreken.
Inhoudelijk zaten we echter op hetzelfde niveau. Dacht ik aanvankelijk. Deze man is doordrongen van de ernst van de klimaatproblematiek. En hij kent de oplossingen. Hij heeft het geld, mijn vrienden hebben de kennis, de ervaring, de drive en staan letterlijk tussen de klimaatslachtoffers waar het om gaat. En vooral: ze hebben een gemeenschappelijk doel. Het is tijd om elkaar de hand te schudden en te praten over een ontmoeting tussen mijn Masai-vrienden en GCA om een gezamenlijk programma te bespreken.
Maar nee, zo werkt GCA niet, legt de hoogleraar uit. “Onze projecten werken op twee dimensies. Het gaat om schaal en het gaat om snelheid. We hebben geen programma’s voor gemeenschappen van 50 of zelfs 250 mensen, we praten over miljoenen.” GCA investeert in grote programma’s, uitgevoerd in samenwerking met internationale financiële instellingen zoals de Wereldbank, het IMF en de Afrikaanse Ontwikkelingsbank.
Het verhaal dat hij eerder tegen de NOS vertelde kwam weer boven: westerse bedrijven hebben de kennis en expertise, zij moeten er ook van profiteren. “Wij zijn geen programma voor kleine subsidies”, stelt Verkooijen. “Voor kleinschalige boeren of gemeenschapsprojecten is er al een Adaptation Fund.
Ik probeer nog te benadrukken dat het hier geen klein gemeenschapsproject betreft, maar een internationaal programma dat probeert op te schalen. Maar hij gaat voorbij aan de feiten en de aantallen. Dat het hier om duizenden, zo niet miljoenen mensen gaat, schuift hij eenvoudig opzij. Zijn antwoord is onverbiddelijk: “Nee! Dit is relatief kleinschalig. Het is voor een paar honderd mensen. Dat is voor het Adaptation Fund. Dat is er speciaal voor lokale gemeenschappen.”
Pandora Papers
De CEO is onvermurwbaar. Hulpgeld blijft gewoon stromen langs de oude koloniale route: via het westerse bedrijfsleven die het beter weet en er ook aan moet verdienen. Dus wil ik wel eens weten: “waarom heeft u Uhuru Kenyatta uitgeroepen tot Global Champion?”
Waarop hij nog eens benadrukt dat er miljarden nodig zijn. “We hebben dus gezocht naar kampioenen. We hebben bondgenoten nodig die connecties hebben met andere leiders. Kenyatta is enthousiast en hij heeft tijd nu hij geen president meer is.”
Het is waar. Kenyatta weet geld bij elkaar te sprokkelen. Zijn familie bezit maar ruim 200.000 hectare aan grond. Een oppervlakte bijna zo groot als de provincie Limburg. Een jaar geleden was hij nog de vierde rijkste president van Afrika. Business Insider Africa schat zijn vermogen op 530 miljoen dollar.
Geld dat hij verdiend heeft met corruptie. Eén op de drie Kenianen wees hem aan als de meest corrupte Keniaan. Uit de Pandora Papers bleek dat hij en zes familieleden over dertien buitenlandse bedrijven zouden beschikken, inclusief een bedrijf met aandelen en obligaties ter waarde van 30 miljoen dollar. Het is deze corruptie die het land financieel aan de afgrond houdt.
Dus ik vraag Verkooijen nogmaals: “Ja maar, waarom Kenyatta? Waarom niet een minder corrupte leider?” Maar daarop volgt slechts een ijzige blik en een dringende oproep om niet verder te praten over dit onderwerp. “Ik geef geen commentaar op het verleden van andere staatshoofden!”
Zitten en wachten
De boodschap van GCA en haar Africa Adaptation Acceleration Program aan mijn Masai-vrienden is duidelijk: je moet naar een ander loket. Van het land waar Kenyatta ooit door het Internationaal Strafhof is aangeklaagd wegens misdaden tegen de menselijkheid, hoeven de klimaatslachtoffers in Kenia weinig te verwachten.
Dus nu moeten mijn vrienden proberen toegang te krijgen tot het Adaptation Fund. Dit instituut biedt zeker mogelijkheden, zij het op kleine schaal. Ze hebben geen budget van miljarden, maar misschien kan er een begin gemaakt worden met een paar van hun miljoenen dollars.
De enige manier om toegang te krijgen tot de GCA is door op hun handen te zitten en te wachten. Want, zo zei Verkooijen: “Met 25 miljard dollar is ons AAAP het grootste klimaatadaptatiefonds ter wereld. Op een gegeven moment druppelt er vast iets naar beneden.”
Cynisch
Het is om cynisch van te worden. Of om op de barricaden te gaan in Sharm El Sheik bij de grote klimaattop COP27. Maar protesteren tegen deze gang van zaken zullen hoogst waarschijnlijk de met harde hand de kop worden ingedrukt. Het zal de klimaatonderhandelaren als Verkooijen goed uitkomen dat de top wordt georganiseerd in een land waar nooit eerder in de moderne geschiedenis zo hardhandig werd opgetreden tegen burgerrechten.
Maar ach, waarschijnlijk wordt er toch veel te weinig geld ingezameld. De wereld heeft nu eenmaal geen prioriteit voor klimaatproblemen in Afrika. En misschien is dat maar beter, want of het geld bij de juiste mensen terechtkomt, is zeer twijfelachtig gebleken.