Er is natuurlijk meer. De stad is anders, het klimaat is noordelijker, de bezoekers blonder en het programma onverwacht wilder dan op vergelijkbare festivals in Zeeland, Den Bosch of Amsterdam.
Verschillen
Dat onderscheid tussen de zomerfestivals leek mij lange tijd kunstmatig. Immers, alleen iemand die ze allemaal bezoekt zou gelijkenis in de programmering opvallen, terwijl de voornaamste doelgroep die reizen helemaal niet maakt. Die doelgroep komt immers uit de eigen regio en gaat echt niet Nederland door trekken naar al die andere festivals. Het is wel de reden dat landelijk werkende kunstverslaggevers en subsidiegevers kunnen klagen dat ze sommige voorstellingen op alle festivals tegenkomen.
Het is dus mooi dat het Groningse publiek echt iets heel anders beleeft dan het publiek in Den Bosch of Heerlen, ook al zijn er een paar gelijke ingrediënten: een kermisachtig gedeelte met veel voer en drank in verschillende stadia van duurzaamheid en chique, laagdrempelig kleinschalig theater in tentjes of containers, iets groots op een centrale plek en bijzonder theater op locaties waarvoor je soms ook even moet reizen.
College
In Groningen besloot ik mij dit keer eens te storten in iets wat Noorderzon ook speciaal maakt: een heel programma met een soort ‘studium generale’-achtige colleges van geleerde mensen voor een iets breder festivalpubliek. Zo kwam ik terecht in een glazen tent waar schrijver en NRC-columnist Christiaan Weijts iets zou gaan vertellen over ‘de kracht van kunst’. Het bleek te gaan om een promotie voor het zoveelste platform voor ‘kunstkritiek’, waarvoor Weijts een bundel had samengesteld.
Anders dan de vaak best toegankelijk geschreven artikelen in de bundel blonk de presentatie uit in vaagheid en dure woorden, waarbij Weyts overduidelijk terecht was gekomen in de allergie van zijn beoogde gesprekspartner, de Groningse beeldend kunstenares Helen Frik. Het werd dus geen geanimeerde middag over kunst op een noordelijk festival, maar een moeilijk gesprek over de zin van dit alles.
Container
Dat hadden twee heren in een container, even verderop in het Noorderplantsoen, overigens ook. Maar dan grappiger. Iets over een schuilkelder en het einde der tijden, en twee hele grote mannen heel dicht op je, die het niet alleen over eten en drinken hadden, maar ook over seks, en dat ook met daden bijzetten. Licht confronterend, maar door de onpretentieuze aanpak ontwapenend genoeg om je ook weer wat gedachten mee te geven over hoe en wat als alles ophoudt.
Groningen heeft een eigen cultuur en een eigen geschiedenis. Dat is te zien in het Groninger museum, waar nog steeds die prachtige tentoonstelling is te zien over De Ploeg. Dat was een gezelschap dat in zijn eigen bonkigheid het Groningse land en de Groningse ziel in beeld wist te vatten, in een tijd waarin de rest van de wereld zich laafde aan het im- en expressionisme. Diezelfde bonkigheid ervoer ik bij die twee mannen in hun zeecontainer: volks, niet super professioneel, maar bevlogen en zonder kapsones. Een beetje zoals het publiek dat door het Groningse park flaneert.
Zelfmoord
In de Machinefabriek, het onderkomen van het Noord Nederlands Toneel, was ik getuige van een van de voorstellingen die op een andere manier uniek zijn voor Noorderzon: een zinsbegoochelend mooie combinatie van live animatie, film, poppenspel en dans met een inktzwart thema: een jonge vrouw die geplaagd door dromen van een sexy kangoeroe ten onder gaat aan een overdosis slaapmiddel.
Zelfmoord was ook het thema van een heel bijzondere audiowandeling die actrice en theatermaakster Veerle van Overloop aanbood: One Million People and Me. Lopend door de oostelijke buitenwijken van Groningen kreeg ik te horen hoe nabestaanden achterblijven na de zelfmoord van een bekende. Het duurde even voor bij mij het kwartje viel, maar toen het viel, viel het ook met een dreun. Door de intimiteit van de koptelefoon werden de gehoorde gedachten mijn eigen gedachten. Ik liep anders door de stille straten. Blikken van voorbijgangers konden me weinig meer schelen.
Ik verkeerde in een eigen wereld, ook al liep ik in een groep. Precies dat is wat zelfmoordenaars en hun nabestaanden op een vreemde manier samenbindt. Rouw en doodsdrift liggen dicht bij elkaar, Je kijkt naar al die stille huizen en straten en weet dat in elk van die huizen, of voorbijgangers een suïcide kan worden overwogen. Het is helemaal in stijl met wat Micha Wertheim deze week in een mooi essay in De Correspondent opschreef. Kunst is het resultaat van, en de oplossing voor, eenzaamheid.
Zingen
Is het dan allemaal zo droevig? Zeker niet. In de samenwerking met de wetenschap die Noorderzon heeft opgezet, woonde ik ook nog een college bij van de wetenschapper Chris Tonelli, die de compleet vrije improvisatie in zang propageert. Gewoon gezellig met zijn allen geluid maken, zonder je te bekommeren of het klinkt, vals is of nergens op slaat. Feitelijk in strijd met alle esthetiek waar mensen als Christiaan Weyts nog boeken over vol kunnen schrijven.
In al zijn bevrijdende therapeutische werking was het ook een beetje eenzaam: iedereen deed lekker zijn eigen ding, en of het samen wat opleverde was uiteindelijk niet aan de uitvoerders, maar aan de toehoorders. Die elk voor zich een eigen verhaal bij het gebeuren hadden.
Brullen
Ik heb lekker meegebruld. Dat voelde goed. Net als de wijn, daarna, in de wijnbar van het festival, waar goede gesprekken wachtten. Want die zijn er uiteindelijk altijd, op zo’n festival. Waardoor je je weer wat minder alleen hoeft te voelen.
Dat is waar de zomerfestivals goed voor zijn. Ook in Groningen.