‘Heel lang ben ik boos geweest op de wereld en verdwaasd door verdriet. Ik was totaal terug getrokken in mezelf. Ik kon er niet over praten en ik kon me ook niet laten troosten. Ik werd agressief en wantrouwend in mijn gedrag. Als iemand naar me keek, reageerde ik met ‘wat kijk je nou?!’ Ik wilde niet dat iemand me nog kon raken. Ik voelde me zo machteloos over het onrecht dat mijn broer was aangedaan. Mijn lieve, grote broer Xander van wie ik zoveel hield. Mijn gevoelens waren zo intens, dat ik er afstand van moest nemen. Ik was volledig getraumatiseerd. Dat zie ik nu, achteraf. Maar het heeft jaren geduurd voor ik ermee aan de slag ging. Nu, 25 jaar na dato, heb ik rust met wat er gebeurd is. Ik hoef niet meer altijd te huilen als er een ambulance voorbij rijdt en ik kan weer lachen als ik denk aan mijn broer.
Die bewuste avond staat in mijn geheugen gegrift. Het was september 1995. Ik was achttien, mijn broer 21. Xander had een wat mindere periode achter de rug en was een paar weken thuis komen wonen om zichzelf te herpakken. Hij was gestopt met blowen en net begonnen aan een nieuwe opleiding. Hij had weer zin in het leven. Die avond gingen we samen naar een housefeest in het dorpshuis. We gingen wel vaker samen uit. Op een gegeven moment wilde ik naar huis, we stonden in de hal te praten. Xander wilde nog iets drinken. ‘Okay’, zei ik, ‘maar over een half uurtje naar huis.’ Hij liep de foyer in om een biertje te halen en riep over zijn schouder dat hij van me hield. ‘Jaha’, riep ik terug, ‘ik ook van jou!’. Dat waren onze laatste woorden…
Ineens hoorde ik hard geschreeuw vanuit de foyer. Een vechtpartij. Ik wilde ernaar toe lopen maar een vriend hield me tegen. Hij wilde me beschermen, maar ik móést erheen. Mijn broer was daar! Ik stompte en sloeg hem tot ik binnen was. Vanuit mijn ooghoek zag ik Xander staan bij de bar, een paar meter van de vechtpartij. Toen we elkaar aankeken stond de wereld stil. Zijn blik was zo intens en totaal gefocust op mij. Ik zag paniek en liefde en verwarring… Maar ik zag ook een wond op zijn wang en bloed. Ik werd razend! Ik heb me omgedraaid en ben op die vechtende jongens gesprongen. Als een wilde kat heb ik op ze ingeslagen en gebeukt. Wat heb je met mijn broer gedaan? Wat heb je gedaan?!
Achteraf denk ik dat Xander mij riep met zijn blik. Hij vroeg om hulp. Kom hier! Hij had mij nodig en ik ben op die jongens gesprongen. Ik heb me daar lange tijd schuldig over gevoeld. Toen ik me omdraaide was mijn broer weg. Totale paniek. Waar was hij? Ik heb me door de menigte heen geworsteld naar de uitgang en daar zag ik hem, liggend op straat. Eromheen een meute van schreeuwende en huilende mensen. Ik heb gevochten om bij hem te komen. Toen pas zag ik de wond aan zijn hals. Het bloed gutste eruit. Xander had zijn ogen dicht en was niet meer bij bewustzijn. Ik heb hem in mijn armen genomen en ben tegen hem aan gaan praten. ‘Blijf bij me, kijk me aan, hou je ogen open…’ Een vriend riep in paniek: ‘Dit is niet goed Wen, dit is echt niet goed’. Ik wilde het niet horen. ‘Het komt wél goed, Xan!’ Ik bleef het herhalen, ‘Het komt goed. We gaan nog heel vaak samen op vakantie! Laat me niet in de steek!’
Eerst kwam de huisarts. Hij woonde in de buurt en kwam zijn dochter ophalen van het feest. Hij was lijkbleek. Hij heeft een tube in zijn keel gebracht maar het deed niks. Kort daarna kwamen de ambulance en mijn ouders. Een kennis had ze gebeld. Mijn moeder kwam van een themafeest op de tennisclub in een zilver pak met sterren op haar gezicht. Ik hoorde haar roepen: ‘Xandertje, Xandertje!’ Even later zat ik in de ambulance en zag ik via de achteruitkijkspiegel hoe ze hem elektrische schokken gaven. Toen wist ik: ik ben hem kwijt… De rest van de avond was een roes. Alles om me heen ging heel langzaam, als in een film. Ik hoorde en zag niet meer helder. Ik weet dat ik in het ziekenhuis was met mijn ouders en dat mijn beste vriend was gekomen om mij te steunen. Toen de artsen kwamen met het nieuws, heb ik me omgedraaid en ben weggelopen. Ik kon het niet aan. Hoe ik thuis ben gekomen weet ik niet meer. Ik weet wel dat de huisarts later die nacht nog gekomen is omdat ik in een soort shock was geraakt. Ik lag zo erg te trillen dat mijn bed tegen de muur ramde.
Later hoorde ik dat mijn broer zich met de vechtpartij had bemoeid. Hij had geprobeerd om de boel te sussen. ‘Hee, kappen nou!’, heeft ie geroepen en een tik gegeven tegen de pet van één van die jongens. Ze hebben hem zo hard weggeduwd dat hij is uitgegleden en door een glazen deur is gevallen. Zijn halsslagader is doorgesneden door een scherf. Niemand snapt hoe hij met zijn verwondingen van de deur naar de bar is gelopen en vandaar naar buiten. Maar het is hem gelukt. De vechtpartij is nog een tijd doorgegaan en die jongens zijn uiteindelijk gevlucht. Eén van de broers schreeuwde nog; ‘Ik hoop dat hij doodbloedt’.’ Ik kende ze uit een ander dorp. Drie broers, ze stonden bekend als vechtersbazen. Ze waren die avond speciaal naar het feest gekomen met de intentie om de boel te verstieren.
Dat Xander de vechtpartij probeerde te stoppen, past helemaal bij wie hij was. Hij had een hekel aan ruzie en onrecht. Hij was heel zacht en lief, puur met een bepaald soort onschuld. Dingen als discriminatie en dierenleed vond hij verschrikkelijk. Als er beelden op tv waren van zeehondjes die dood geknuppeld werden, dan zat hij te huilen. In deze tijd zou hij hooggevoelig genoemd worden. Ik denk wel eens dat hij de wereld van nu niet aan had gekund. Te hard en te gejaagd. Ik denk dat het leven hem toen al te veel werd. Het klinkt misschien raar, maar ik zie nu dat hem een hoop shit bespaard is gebleven…
Xander was een mooie, grote jongen van 1,94 m. met een aanstekelijke lach. Hij was populair en had veel vrienden. Toen ik bij hem op de middelbare school kwam kreeg ik meteen respect omdat ik het zusje van Xander was. Ik ben altijd ‘het zusje van…’ gebleven. Als broer was hij heel zorgzaam. Hij was idolaat van mij, zijn kleine zusje. En ik hield ontzettend veel van hem. We deelden veel. Toen hij een jaar in Amerika naar highschool ging, schreven we brieven aan elkaar en voerden gesprekken aan de telefoon. Over onze ouders die uit elkaar gingen en over ons liefdesleven. Als kleine kinderen speelden we al veel samen. Dan sleepte ik mijn matras naar zolder en sliepen we bij elkaar. Natuurlijk maakten we ook wel eens ruzie. Maar nooit écht. Als hij me een stomp gaf, riep hij erbij: ‘ik hou van jou’.
Ook toen hij op kamers ging in Rotterdam, bleven we close. Ik ging vaak langs. Dan gingen we poolen of ik ruimde zijn kamer op. Het was altijd een zooi bij hem! Hij kon het huishouden totaal niet overzien. De verantwoordelijkheid van voor jezelf zorgen viel hem zwaar. Ik herinner me dat hij van die kant en klare zakjes cappuccino had en bij de waterkoker stond op te letten dat het water niet zou koken, want er stond op ‘water net van de kook’. Ik moest dan uitleggen dat dat betekende dat je het water opgiet als het gekookt had! Of hij belde dat in het kookboek stond ‘boontjes doppen’, wat is dat? Ik hielp hem ook met zijn koffer inpakken als hij op vakantie ging. Dat soort dingen kon hij gewoon niet. Dan had hij drie onderbroeken en zes T-shirts en 20 paar sokken in een tas gedaan…
Hij was aandoenlijk onhandig. Ik zal nooit vergeten hoe hij op vakantie in Griekenland na het uitgaan van een muurtje in het riool sprong omdat hij dacht dat het de zee was! We slopen gierend van de lach middenin de nacht het hotel in, hij soppend in zijn schoenen een spoor achterlatend op de witte marmeren vloer… Dat was de laatste vakantie voor zijn overlijden.
Xander is nog steeds heel aanwezig in mijn leven. Zijn foto hangt aan de muur en ik haal vaak herinneringen op. Ik word vrolijk als ik aan hem denk. Aan zijn super droge humor en hoe ad rem hij was. Zijn verjaardag gaat nooit zomaar voorbij. Vroeger ging ik met mijn ouders pizza eten, zijn lievelings. De laatste jaren ‘vier’ ik het met de meiden. Op zijn overlijdensdag spreek ik met mijn vader af bij zijn graf. Ik ga er niet vaak heen, behalve als mijn dochters vragen of we weer eens naar ‘Xan z’n tuin’ gaan. Dan gaan ze bovenop de steen zitten of dansen. Ik vind het prima, een beetje leven in de brouwerij. Soms stoppen we dropjes in de aarde want dat vond hij zo lekker. Voor die meiden is het normaal. Xander hoort erbij, ze zijn ermee opgegroeid.
Sowieso heb ik altijd het gevoel dat Xander bij me is. Kort na zijn overleden schrok ik op een nacht wakker. Er zat iemand op de stoel, dat voelde ik. Ik was niet bang en ook al zag ik niemand, ik wist dat het Xander was. Ook droomde ik een keer dat hij in een raamkozijn zat voor een raam. Ik zei dat hij moest uitkijken bij dat raam, je weet toch wat er kan gebeuren… Hij reageerde heel droog: ‘Dat maakt niet uit ik ben toch al dood!’ Toen hebben we heel lang staan kroelen. Het voelde zo écht, alsof hij bij me geweest was. Ook heeft een kennis die ‘dingen’ ziet maar niks wist van Xander, op een verjaardag gezegd dat ze de hele avond een man met me mee zag lopen. Ze voelde dat het mijn broer was… Vroeger was ik sceptisch over dit soort dingen. Nu sta ik open voor dingen die ik niet meteen begrijp of kan plaatsen. Ik geloof erin en het geeft mij steun en rust.
Ik zie Xander ook terug in mijn dochters. Mijn oudste dochter Sam lijkt op hem in gedrag. Xan was een echte filmfreak. Hij kende de namen van acteurs en jaartallen van films uit zijn hoofd. Sam weet dat ook allemaal. Mijn jongste dochter Liz lijkt op hem qua uiterlijk. Ze heeft dezelfde neus en oogopslag. Soms zie ik mijn vader naar haar kijken en dan weet ik dat hij Xander ziet. Vorig jaar heb ik aan mijn oudste verteld wat er met Xander gebeurd is. Daarvoor wist ze alleen dat hij was overleden in een ongeluk. Hoe dan? Vroeg ze steeds. Ik wilde het vertellen als ze achttien was, maar heb het vorig jaar toch al verteld. Ze reageerde geschokt maar is blij dat ze het nu weet. Liz vertel ik het later. Ik vind haar nu nog te jong.
De jongen die mijn broer heeft geduwd, is dagen na die beruchte avond gevonden en opgepakt door de politie. Hij zat ondergedoken. Hij is veroordeeld tot 88 uur alternatieve straf en twee jaar voorwaardelijk. De uitspraak was op mijn verjaardag en ik was woest. Mijn broer was dood en deze jongen moest een paar dagen de straat aanvegen!? Het voelde zo onrechtvaardig. Ik werd nog bozer en agressiever. Als je met voorbedachten rade gaat vechten in een uitgaansgelegenheid dat weet dat je er gevolgen zullen zijn. Ik vind het doodslag al dan niet moord. Ik wilde in hoger beroep maar mijn ouders wilden dat niet en slachtofferhulp raadde het ook af. We zouden Xander er niet mee terug krijgen…
Ik ben hem een paar jaar later tegengekomen in de sportschool. Hij schrok zich rot. Ik heb hem aan de bar gezet en gevraagd hoe het met hem ging. Hij vertelde dat hij zichzelf aangeleerd had om geen schuldgevoel meer te hebben omdat hij anders geen leven had. Ik heb hem haarfijn uitgelegd hoeveel levens hij wel niet kapot had gemaakt, dat van mijn broer, van mijn ouders, van mij, van vrienden… Zijn jongere broer ben ik ook een keer tegengekomen op straat. Een nare, gewetenloze man. ‘Wát wil je van me’, riep hij, ‘ga je broer halen dan… Oh nee die is dood!’ Ik dacht dat ik gek werd. Alles wat kan trillen in mijn lijf, begon te trillen. Ik voelde me zo boos en machteloos en ik realiseerde me hoe diep het emotionele trauma in mijn lijf zat ingesleten.
Jarenlang heb ik geworsteld met verdriet, woede en schuldgevoelens. Ik had moeten zeggen: ‘Kom we gaan’, toen hij wilde blijven. Ik had meteen naar hem toe moeten gaan toen ik hem bij de bar zag staan. Ik voelde zó veel en zo intens over alles, dat ik het niet kon verwerken. Ik ben afgesneden geraakt van mijn gevoel. Toen ik moeder werd, ging het iets beter. Toen kwam er een bepaalde zachtheid over mij. Ik heb ook allerlei therapieën gevolgd om weer dichter bij mezelf en mijn gevoel te komen. Alles heeft geholpen maar de beste ervaring heb ik met EMDR. Ik heb op mijn 35e twee keer twee uur een sessie gedaan en het resultaat was geweldig! Voorheen kon ik niet aan die bewuste avond denken zonder in huilen uit te barsten en als er ergens een glas brak, ging ik kapot. Nog steeds gaat mijn lip trillen als er een ambulance met harde sirene voorbij rijdt, maar de heftige emoties zijn eraf. Waar ik vroeger het geel van een ambulance niet kon zien zonder te huilen, sta ik nu wel eens naast een ambulance bij het stoplicht en realiseer ik me pas later dat ie er stond.
Het overlijden van Xander heeft eindelijk een plek gekregen. Ik denk nu dat het zo moest zijn. Als klein jongetje heeft hij gezegd dat hij niet oud wilde worden. Letterlijk: ‘Papa, ik wil maar 21 jaar worden.’ Hoe vreselijk verdrietig en bruut zijn overlijden ook was – ik denk dat dit voor hem de enige manier was. Het leven was te heftig voor hem. Hij wilde in één klap weg zijn. Geen ziekbed, geen lijdensweg… Ik zie nu ook dat Xanders dood mij iets moois heeft gebracht: een andere kijk op het leven. Bewuster. Ik durf mijn eigen pad te kiezen en trek me niet aan wat anderen ervan vinden. Ik heb altijd geroepen dat je moet genieten van het leven, maar de laatste jaren kan ik dat pas écht! Morgen kan het voorbij zijn… Ik ben dankbaar dat Xander mijn broer was en ik vind dat hij het goed gedaan heeft. Hij was lief en mooi, hij heeft genoten en gelachen en de liefde gekend. Eindelijk kan ik denken: ‘Het was goed zo voor jou.’’