Op het hoofdkantoor van de Rabobank in Utrecht slaat Clara van der Elst haar rapport ‘The Global Quest for Protein’ open en wijst op een grafiek met twee stijgende lijnen: ‘Wat ik cruciaal vond, is dat de vraag naar eiwit de afgelopen tien jaar twee keer zo hard is gestegen dan de energiecomponent.’
Tot enkele recordoogsten medio 2014 zijn de prijzen van soja de afgelopen tien jaar sterk gestegen. Bovendien steeg de volatiliteit flink. Klanten van Rabobank International vragen zich steeds vaker af wat dit betekent voor de toekomst.
Natuurlijk: De markt zal z’n werk wel doen. Prijzen zullen stijgen en de vraag zal afvlakken. Maar dat is de Rabobank te gemakkelijk. Dus onderzochten ze of er geen uitweg is.
Van der Elst is senior analist bij Rabobank Food & Agribusiness. Haar rapport toont onder meer aan dat plantaardige eiwitten geen restproduct meer zijn. Zeker niet in het geval van soja, wat traditioneel een energiegewas is. ‘De laatste tijd is eiwitmeel de voornaamste reden om soja te crushen’, zegt Van der Elst.
‘De laatste tijd is eiwitmeel de voornaamste reden om soja te crushen’
De stijgende vraag naar plantaardige eiwitten lijkt een logisch gevolg van een groeiende wereldbevolking en dito welvaart. Wereldwijd neemt de behoefte aan vlees eenvoudigweg toe. Maar het ligt iets genuanceerder, heeft ze ontdekt. Want waarom stijgt die energiecomponent dan minder hard?
De belangrijkste oorzaken liggen bij de intensivering van de landbouw, de modernisering en de urbanisatie in opkomende landen, met China voorop. Dieren houden wordt wereldwijd professioneler en daarmee efficiënter. ‘Een snellere groei betekent een korter leven zodat dieren minder energie nodig hebben’, verklaart de onderzoeker. De groei blijft en daarmee de vraag naar eiwitten.
Scharrelen
De professionaliseringsslag heeft behalve een lagere energievraag ook een stijgende eiwitvraag tot gevolg. Varkens en kippen scharrelen niet meer rond het huis, maar krijgen vaker kwaliteitsvoer. Plantaardige eiwitten dus. Bovendien stijgt wereldwijd de consumptie van varkens- of rundvleesmeel minder hard dan de consumptie van vis en kip, wat meer eiwitten nodig heeft in relatie tot energie.
Kip en vis zijn goedkoper, wat vooral in opkomende landen een belangrijke rol speelt. In het westen zijn kip en vis populair vanwege de snelle bereiding en de gezondheidsaspecten van mager vlees.
Efficiëntieslag
Duidelijk. De vraag naar eiwit stijgt veel harder dan die naar energie. Maar hoe gaan we daarmee om? Het rapport van Van der Elst voorziet in twee strategieën: ten eerste een hogere productie via R&D en technologie; en ten tweede door ‘bedrijfsstrategieën meer te richten op nauwere samenwerking en mogelijke integratie van bedrijven die in aangrenzende schakels van de toeleveringsketen opereren.’ Een voortgaande consolidatieslag zeg maar.
Eerst punt één: de efficiëntieslag die we hier in het westen hebben volbracht kan ook in opkomende landen worden doorgevoerd. Maar ook de meest efficiënte landbouw is nog niet volmaakt, meent Van der Elst. De voederconversie is best te verbeteren. Ze noemt synthetische aminozuren als voorbeeld. Die beperken de eiwitopname. ‘Met meer aminozuren in het voer heb je minder eiwitten nodig. Dat scheelt zomaar een paar procent.’
Blair House Akkoord
Maar ook helemaal aan de andere kant van de keten is nog winst te behalen, voorziet ze. ‘Als de vraag naar plantaardige eiwitten die van plantaardige energie overstijgt, lijkt het me logisch dat zaadbedrijven gaan focussen op de eiwitopbrengst.’
‘Verbouw je twee gewassen op één stuk land , dan kun je twee keer oogsten’
De opbrengst per hectare kan stijgen door double cropping. ‘Verbouw je twee gewassen op één stuk land , dan kun je twee keer oogsten. Dat maakt landgebruik veel efficiënter.’ Maar ook het verbouwen van andere gewassen die uitsluitend voor eiwit worden geproduceerd en dus niet voor energie, zoals lupinen, kunnen de eiwitproductie opvoeren.
Wat dat betreft valt er nog veel te winnen in Europa waar is de ontwikkeling van eiwitgewassen behoorlijk is verwaterd sinds het Blair House Akkoord van 1992. De genetische ontwikkeling ligt bijna 25 jaar stil omdat Europa onder druk van de VS de marktbescherming voor eiwitteelt liet vallen. Sindsdien is Europa voor 80 procent van de eiwitbehoefte afhankelijk van import.
Rusland
Wanneer dat verdrag wordt herzien, zijn Oekraïne en de regio rond de zwarte zee hiervoor het meest geschikt, weet Van der Elst. En ook Rusland heeft nog een behoorlijk potentieel. Al zijn dit niet de meest stabiele gebieden.
De komende jaren zal de eiwitproductie vooral in Brazilië nog blijven toenemen, al gaan ze ook daar meer soja zelf gebruiken om de productie van vlees op te voeren.
Swill
Wereldwijd stijgt de vraag naar eiwitten, we moeten dus op zoek naar alternatieven. Diermeel mag hier in Europa verboden zijn, het wordt volop geëxporteerd en verwerkt in met name visvoer en petfood. En de vraag stijgt sterk. Van der Elst verwacht daarom een terugkeer van swill, maar dan niet om direct als veevoer te gebruiken, maar om de eiwitten te benutten via insecten.
‘Nu wordt huis- tuin- en keukenafval vooral ingezet voor compost, maar daarmee neemt de kwaliteit van het product ontzettend af. Wanneer je het aan insecten voert, krijg je een uitstekende eiwitbron.’ Als voorbeeld noemt ze het Zuid-Afrikaanse bedrijf Agroprotein dat slachtafval gebruikt om insecten te kweken.
Daarnaast verwacht ze veel van algen, al is het nog een moeilijke teelt en vergt het veel energie om dat te drogen voor het als voer gebruikt kan worden. ‘Eendenkroos heeft daarom meer potentie’, verwacht ze.
Cargill
Komen we op punt twee: ook binnen de organisatie van de markt valt nog een behoorlijke efficiëntieslag te maken. ‘Handelaren en producenten van grondstoffen zijn zeer geconsolideerd en erg machtig. Voerfirma’s zullen die slag dus ook gaan maken’, voorziet Van der Elst.
Bij veevoerfirma’s ontbreekt het immers vaak nog aan slagkracht voor een sterke R&D. ‘Voerfirma’s zijn nog veelal regionaal georiënteerd. De komende tijd zullen ze veel globaler werken.’ Binnen Europa is dat al gaande, ziet ze. ‘Behalve Cargill zijn er in Europa nog weinig voerfirma’s met een internationale dimensie.’ Cargill heeft Provimi overgenomen en was erg geïnteresseerd in Nutreco. Bungee investeert zelf in micro-ingrediënts.
Grootste
Op verticaal niveau nemen de grote vier het voortouw: ABCD, ofwel ADM, Bungee, Cargill en Dreyfus. Zij voeren een expansie aan de feedkant uit. ‘Of ze nemen er een stuk aquaculture bij.’ In West-Europa is de veevoersector de zwakste schakel in de keten, op de primaire sector na. ‘Je ziet wel dat ze aan de inkoopkant veel vaker lange-termijn-contracten afsluiten. Voor vijf jaar bijvoorbeeld.’ Dat is één manier. Maar ook Agrifirm is een goed voorbeeld, dat hard gewerkt heeft om de grootste van Europa te worden.
‘Of kleine voerfirma’s in Nederland nog toekomst hebben is nog maar de vraag’
De consolidatie verloopt dus horizontaal, zoals Agrifirm laat zien, maar ook verticaal in de keten. Daarbij horen ook de primaire bedrijven. Nu de varkenssector onder druk staat, zien we steeds nauwere verbindingen tussen mengvoerbedrijven en varkensbedrijven. Die situatie zal alleen maar toenemen.
Verticaal in de keten, maar ook horizontaal en ook in de primaire sector zet de consolidatie zich voort, voorziet Van der Elst. ‘Of kleine voerfirma’s in Nederland nog toekomst hebben is nog maar de vraag’, zegt Clara van der Elst.
Dit artikel verscheen eerder in De Molenaar
Over Marc van der Sterren:
Check Farming Africa voor nieuws over landbouw in Afrika, een initiatief van journalist Marc van der Sterren. Neem een abonnement op zijn artikelen in TPO Magazine en volg @Farming_Africa voor updates.