Op school weten ze niet dat ik dans
TIMOTHY PAUCKE (9) is muzikaal, tekent prachtig en wil naar de dansacademie. Komende herfst staat hij op het toneel als Butterfly in Madame Butterfly, de opera van Puccini.
“Als ik dans voel ik me vrij. Iedere middag schuif ik de bank aan de kant zodat ik in de woonkamer kan dansen en stretchen. Ik oefen met dvd’s van De Notenkraker en Het Zwanenmeer. Toen mijn zusje op ballet ging, wilde ik ook. Ik was vijf jaar en de enige jongen in de klas. Maar ik vond dat niet erg. Ik krijg les op de vooropleiding van de Amsterdamse School voor de Kunsten. We leren choreografie en techniek. Ik vind het leuk omdat ik me echt moet concentreren en veel nieuwe dingen leer. Thuis maak ik het dan steeds een beetje beter, tot het klaar is. Op dinsdag krijg ik les in Amsterdam, bij Marieke van de Heijden. Met haar school heb ik vorige zomer mijn eerste voorstelling gedanst. Ik had de hoofdrol in het Chinese sprookje De Mosselmeisjes. Tekenen vind ik ook leuk. Ik ben al aangenomen op de Kunstacademie in Den Haag, maar ben nog te jong. Mijn vader is trompettist, mijn moeder altviolist en ik speel piano als ik zin heb, ongeveer een half uurtje per dag. Veel vriendjes heb ik niet. Op mijn vorige school vonden de jongens het raar dat ik op ballet zit. Op mijn nieuwe school heb ik daarom nog maar niet verteld dat ik dans.”
‘Ik voel een persoonlijke drang naar perfectie’
IRENE ENZLIN (13) heeft twee klassen overgeslagen en speelt cello. Op het Nationaal Concours werd zij uitgeroepen tot Jong Muziektalent 2005.
“Op mijn derde zei ik al dat ik celloliste wilde worden. Ik kon er niet over ophouden. Mijn moeder heeft alle vioolbouwers in Nederland gebeld om een passend maatje te vinden. Vanaf het eerste moment wist ik hoe het moest. Ik voel me niet bijzonder maar wel anders. Leeftijdsgenoten maken zich druk om kleren en make-up. Dat interesseert mij niet. Op de basisschool voelde ik me vaak alleen. Nu heb ik vrienden via de muziek en kan het me niet meer schelen wat anderen van mij vinden. School is voor mij een opgave. Ik voel me opgesloten. We gaan nergens diep op in. Het is stampen en reproduceren. Een concours, dát is pas een uitdaging. Bij muziek gaat het erom wat je zelf toevoegt. Een cd naspelen kan iedereen. Maar een bijzondere prestatie neerzetten vergt concentratie. Ik vind winnen onbelangrijk. Ik voel een persoonlijke drang naar perfectie. Dat ik goed kan spelen is logisch. Ik stop er veel in, dus komt er ook veel uit. Gemiddeld studeer ik twee en een half uur per dag. Dat is lastig te combineren met huiswerk. Als ik verlost ben van school lijkt het me geweldig om naar het conservatorium in Wenen te gaan. Verder heb ik nog geen plannen. Een solo carrière, een orkest, lesgeven, het lijkt me allemaal mooi. Zolang ik maar kan spelen.”
‘Ik wil meedoen aan de Olympische Spelen’
VERA VAN POL (13) is Nederlands Kampioen Turnen eerste divisie.
“Ze zeggen dat het een keiharde wereld is, waarin alles om presteren draait, maar ik merk daar niets van. Ik wil gewoon turnen. Mijn doel is meedoen aan de Olympische Spelen. Alle wedstrijden die daar naartoe leiden, zijn een oefening. Ik twijfel nooit aan mezelf. Als ik voel dat iets niet lukt, komt het later wel Forceren werkt niet. En je wilt echt geen blessure krijgen. Maar ik doe wel altijd mijn best. Het is een kwestie van blijven proberen, herhalen, oefenen en doorzetten. Turnen is mijn leven. Als baby stond ik zonder wankelen op en begon uit mezelf te lopen. Op mijn tweede stuiterde ik door het huis. Iemand adviseerde mijn ouders peutergym. Twee jaar later ging ik op turnen. Ik maakte de hele dag koprollen en radslagen. Sinds twee jaar train ik op topniveau. Dat betekent zevenentwintig uur per week, drie ochtenden en iedere middag na school. ’s Avonds doe ik mijn huiswerk. Ik loop nooit achter en haal goede cijfers op het VWO. Vroeger was ik verlegen, maar sinds ik meer turn is dat minder geworden. Met jongens ben ik totaal niet bezig. Daar heb ik geen tijd voor. Vriendinnen zie ik alleen op school. Dat vind ik jammer, maar ik kies er zelf voor. Turnen gaat voor.”
‘Bach is briljant, ik niet’
YURI BAKKER (14) is hoogbegaafd, pianist en aangenomen op het Juilliard Pre-College, het prestigieuze conservatorium in New York.
“Complimenten over mijn pianospel doen me niet veel, behalve als ze van heel goede musici zijn. Als ik een optreden geef ben ik gelukkig. Ik roep de emotie op van de muziek en deel die met het publiek. Dat is geweldig. Ik geef iets wat zij ontvangen. Mijn eerste optreden was op mijn zevende tijdens de Piano Driedaagse in de Doelen. Ik ben alleen zenuwachtig als ik niet goed heb gestudeerd. Mijn probleem is dat ik lui ben. Mijn ouders moeten me ieder dag pushen, terwijl het uit mezelf zou moeten komen. Ik heb twee klassen overgeslagen en ben daardoor een stuk jonger dan mijn klasgenoten. De stof is geen uitdaging. Natuur- en wiskunde zijn mijn favoriete vakken. Meestal werk ik een paar hoofdstukken vooruit. Uit interesse. Op mijn negende dacht ik al na over de zwaartekracht. Ik vind de wereld een wonder. Ik weet dat ik anders ben maar ik voel het niet zo. Ik vergelijk mezelf niet met anderen. Ik houd niet van competitie. Het gaat erom dat ik tevreden ben met mezelf. Ik weet precies wanneer ik beter kan presteren. Vooral met de piano is het simpel: ik ben goed, of ik ben het niet. Ik heb genoeg talent om goed te zijn. Maar of ik ook briljant kan zijn? Natuurlijk niet. Bach was briljant.”
Deze portetten werden eerder gepubliceerd in Linda.