Voor sommige schrijvers begint een boek met een beeld, een prangende vraag of een personage dat zich aandient. Voor Zeruya Shalev, een belangrijke auteur in Israël, begint het met zinnen die geschreven willen worden. ‘Pas na een lange tijd begin ik te begrijpen wat voor verhaal ik eigenlijk aan het schrijven ben, waar het over gaat. Daarom doe ik ook zo lang over een boek, wel vijf of zes jaar. En dit was wel de moeilijke tot nu toe.’
Het begin van Lot diende zich aan toen Shalev jaren geleden een artikel moest inleveren voor het Duitse tijdschrift Der Spiegel. ‘Zoals gewoonlijk stelde ik het maar weer uit en uit, tot het allerlaatste moment. Toen ik het eindelijk voor elkaar kreeg om te gaan zitten en een begin te maken, vloeiden de zinnen op papier die het begin bleken te zijn van deze roman.’
Lot gaat over de hoogbejaarde vrouw Rachel, wier leven overhoop wordt gegooid door de ontmoeting met Atara, een vrouw van in de vijftig met een complex huwelijk. Atara is de dochter van Mano, Rachels eerste echtgenoot. Ooit waren zowel Rachel als Mano lid van zionistische groepering Lechi. Maar na een noodlottige gebeurtenis verliet Mano haar van de ene op de andere dag, zonder verdere uitleg. Beiden hertrouwden en kregen een gezin. Maar als Mano sterft, neemt zijn dochter Atara contact op met Rachel, omdat zij wil weten wie Rachel is en wat ze voor haar vader heeft betekend. Intussen raakt Atara’s bestaan aan het wankelen, omdat haar zoon is depressief teruggekeerd uit het leger en haar man Alex onverwacht sterft.
Luisteren en wachten
Waren die eerste zinnen dezelfde als waarmee de roman daadwerkelijk begint?
‘Ja. Zo gaat het eigenlijk altijd, de zinnen dienen zich spontaan aan, als in een flow. Ook na al die jaren is dat proces nog steeds een raadsel voor me. Na een tijdje lees ik dan terug wat ik heb opgeschreven en neem ik iets meer afstand om de personages te begrijpen en te kunnen zien waar het verhaal eigenlijk over gaat. Dan gaat het over in een bewustere fase, waarin ik meer nadenk en vooral veel luister. Want schrijven is vooral luisteren en wachten. Bij een bepaalde scène die mijn hoofdpersoon Rachel betreft, heb ik twee weken gewacht voordat duidelijk werd hoe het verhaal verder zou gaan.’
U verzint niet wat er moet gebeuren, maar wacht af wat zich aandient?
‘Precies, ik heb een groot vertrouwen in de inspiratie en onbewuste processen die zich als het ware achter mijn rug om afspelen. Ik probeer me niet aan mijn personages en aan het boek op te dringen, maar ze de ruimte te geven zich te ontwikkelen. Vragen als “Is het goed wat ik schrijf?” of “Heb ik eigenlijk wel iets te vertellen?” zijn strikt verboden. Dat maakt niet alleen mij, maar ook de roman onzeker. Want in de beginfase is het boek als een baby, die niet gekweld moet worden met zulke vragen. Maar wat ik me wel afvraag is: wie is Rachel, wat wil zij en wat kan ik doen om haar daarbij te helpen? Al snel begreep ik dat zij lid moest zijn geweest van de ondergrondse beweging Lechi, net zoals mijn vader is geweest.’
Weg met de Britten
Wat waren de Lechi voor een groepering?
‘De Lechi waren een extremistische beweging tussen 1940 en 1948, die zich tot doel hadden gesteld de Britten weg te jagen. De Palestijnse gebieden en Israël vormden in die tijd nog één gebied, onder heerschappij van de Britten. De Lechi hielden hen verantwoordelijk voor de enorme spanningen in de regio, en meenden dat de Arabieren en Israëliërs vredig zouden kunnen samenleven als de Britten weg zouden gaan. Maar de meeste Israëliërs haatten de Lechi; ook al vielen ze geen onschuldige burgers aan, maar Britse militaire doelen, ze werden beschouwd als terroristen. Hoewel de Britten zich behoorlijk wreed opstelden en schepen vol Joodse vluchtelingen terugstuurden de zee op, vonden veel mensen het niet goed dat de Britten werden aangevallen, terwijl Engeland tegelijk in oorlog was met de nazi’s.’
Uw vader was dus lid van deze organisatie?
‘Hij zat inderdaad een jaar of twee bij de Lechi. Niet als strijder, trouwens; hij schreef artikelen en propaganda. Die tijd was, denk ik, de meest betekenisvolle periode geweest in zijn leven. Hij wilde er altijd over praten, tot grote ergernis van mijn broer, moeder en mij. Als hij weer begon, rolden we met onze ogen en hoopten we dat hij er zo snel mogelijk over op zou houden. Twee jaar na zijn dood begon ik aan dit boek, en pas toen ik echt probeerde Rachels persoonlijkheid te doorgronden, besefte ik dat een deel van zijn geest in haar terecht was gekomen. Niets op aarde kon ik beter gebruiken dan zijn verhalen! Hij had er een stuk of zeven die hij steeds opnieuw vertelde – en ik herinnerde me er niets meer van. Niets! Terwijl ik geen tiener was toen hij stierf, maar al halverwege de vijftig. Zó stom. Dus ik heb veel interviews gekeken en boeken moeten lezen.’
In de schoenen van een dader
In tegenstelling tot uw vader is uw personage Rachel wel betrokken geweest bij aanslagen. U bent zelf in 2004 ernstig gewond geraakt bij een aanslag toen een Palestijn zichzelf opblies in een bus. Hoe was het om u te verplaatsen in de schoenen van een dader?
‘Ik vond het heel moeilijk om me in Rachel te verplaatsen; het heeft lang geduurd voordat ik haar dicht genoeg kon naderen als nodig was om haar van binnenuit te kunnen beschrijven. Ze staat zo ver af van mijzelf en de mensen die ik dicht bij me wil hebben in mijn leven. Ze is een sterk ideologische persoon, fanatistisch en extreem. Ideeën zijn haar meer nabij dan de mensen om haar heen, wat volkomen tegenovergesteld is aan hoe ik zelf in het leven sta. Ik ben veel liberaler en sta meer open voor verschillende opvattingen en leefwijzen. Dat maakte het moeilijk, maar tegelijk ook interessant. Er is wel een belangrijk verschil met Rachel en de dader van de aanslag die ik zelf heb overleefd. De Lechi maakten per ongeluk weleens burgerslachtoffers bij een aanval op militaire doelen. Maar de aanslag waar ik bij gewond raakte, had ten doel om zoveel mogelijk burgerslachtoffers te maken, zonder onderscheid – er zaten ook Arabieren in die bus. Dat vind ik toch wel iets anders.
Ik geloof sterk in het maken van keuzes en het nemen van verantwoordelijkheid. Maar toeval is ook een bepalende factor in het bestaan. Neem de aanslag die ik heb meegemaakt. Was ik een halve minuut eerder langs die bus gelopen, dan was ik dood geweest. Terwijl ik vijf minuten later juist ongedeerd was gebleven. Zulke gedachten zijn om gek van te worden. In feite hebben we zo weinig zelf in de hand.’
Atara verliest zichzelf ook in ‘wat als’-gedachten na de dood van haar man Alex. De manier waarop u de verschillende lagen van rouw beschrijft, is heel precies en verfijnd.
‘Een Duitse journaliste die ik goed ken, vertelde me dat ze direct ging googelen of mijn man nog leefde, zo overtuigend vond ze het geschreven. Een prachtig compliment. Tijdens het schrijven van deze scenes heb ik wekenlang gehuild. Ik voelde de pijn alsof het mijzelf overkwam. Mijn echtgenoot leeft gelukkig nog. Maar hij moest wel model zijn en voor dood liggen op de bank. Daardoor heb ik heel precies kunnen beschrijven hoe het licht op zijn gezicht viel.’
Wanhopige personages
De complexiteit van relaties en familiebanden is een rode draad in uw werk. Wat viel daar nog aan te onderzoeken?
‘Zoals Tolstoj al zei: “Elk ongelukkig gezin is ongelukkig op zijn eigen wijze.” Dat is een onderwerp dat zó veel gezichten heeft, dat het me blijft boeien. Maar dit boek gaat niet alleen over de relaties tussen ouders en hun kinderen of echtgenoten onderling, maar ook over de relatie tussen ons en ons lot. Hoe interpreteren we dat, waar begint en eindig onze eigen verantwoordelijkheid? Rachel leeft min of meer in het verleden, omdat ze het gevoel heeft dat ze dat verplicht is aan haar omgekomen medestrijders. Het kan een leven duren voordat iemand zich kan bevrijden van zijn verleden. Het is verleidelijk om te blijven zoals we zijn, omdat dat vertrouwd en veilig voelt. Veranderen doen we meestal alleen als de noodzaak groot genoeg is. Daarom maak ik mijn personages wanhopig. Zodat ze bereid zijn te veranderen.’
Zeruya Shalev, Lot
Vertaald door Ruben Verhasselt
Meulenhoff, 367 p., € 24,99