Ronald Giphart over ‘IJsland’

De week van 16 tot en met 22 december is het auteursweek voor A•Quattro•Mani! Een week lang extra veel verhalen, zoals een introductie van onze nieuwe columniste Annemarie de Gee en een speciale 'Pennenstreken' door Victor Meijer. Maar ook een IJsland-special, met een interview met Jón Kalman Stefánsson, muziek van Maalstroom, een Beeld Spraak van de IJslandse fotograaf Haukur Snorrason, een verhaal over kunstproject Uppsptretta van Toyism en een recensie van de nieuwe roman van Sjón. Een opwarmertje om in de stemming te komen: een interview met Ronald Giphart over zijn vorige roman 'IJsland'.

Het was 2006…
en schrijver Ronald Giphart (1965) was al anderhalf jaar bezig met zijn nieuwe roman Scène. Over filmmaken zou het gaan, en over vriendschap. Maar zijn derde kind werd geboren, en plots werd alles anders: zijn zoontje bleek ernstig ziek en er volgde een intensieve tijd van ziekenhuisbezoeken. De buitenwereld verdween, alles wat daardoor belangrijk had geleken was dat nu niet meer. ‘Op de dag dat mijn zoon van de intensive care naar een gewone afdeling ging, kwam ik thuis uit het ziekenhuis en was de eerste aflevering van Pauw & Witteman op tv. Het was de eerste keer dat ik iets van de actualiteit tot me kreeg, ik had drie maanden geen nieuws gevolgd. Ik dacht bij al die onderwerpen: wat een overbodigheid! Het was niet zo dat we ons met onze ogen vol tranen door de dagen heenwrongen, maar zo’n gebeurtenis benadrukt natuurlijk wel enorm de relativiteit van het leven.’

Toen het beter ging met zijn zoontje en hij zelf ook een beetje was hersteld, had Giphart ineens helemaal geen zin meer in Scène. ‘Alsof ik het negatieve gevoel dat ik had tijdens de ziekte van mijn zoon op dat boek plakte, het boek de schuld gaf van wat er was gebeurd. Ik had geen zin meer in het filmscenario waar ik mee bezig was en ook niet meer in deze roman, in de scènes die ik had bedacht voordat mijn zoon ziek werd. Toen heb ik mijn uitgever gebeld: dat boek komt er niet.’

Op 9 november 2010…
verschijnt er dan toch een nieuwe roman, getiteld IJsland. Het is de zesde roman van de Utrechtse auteur die achttien jaar geleden de literatuur binnenstormde met Ik ook van jou (1992) en Giph (1993). In een kleine twee decennia heeft Giphart zich ontwikkeld tot een veelschrijver van fictie, non-fictie en televisieseries.

In IJsland is de hoofdrol weggelegd voor een oude bekende: de humoristische, recalcitrante en seksbeluste Giph (spreekt uit als Gif). Ook de structuur van de nieuwe roman heeft Giphart eerder beproefd. In een brief aan een oude vriend vertelt Giph heen en weer zappend door de tijd over de breuk met zijn vriendin Samarinde, de nieuwe relatie met zijn Friese vriendin Teaske en de geboorte van haar kind Bent. Hoewel Bent niet het zoontje van Giph is, is hij vast van plan hem wel als zodanig te beschouwen. Vlak na zijn geboorte blijkt Bent ernstig ziek – hij heeft een tumor – en wordt hij opgenomen op de intensive care. Giph is continu aan zijn ziekbed te vinden.

'Er zat iets dringends aan dit boek, het móést geschreven worden'

‘Net als Giph heb ik een dagboek bijgehouden in het ziekenhuis; een feitenrelaas over de behandeling, medicijnen, saturatiewaarden, dat soort dingen. Die wereld van de intensive care – het blauwe licht, die koele explosieve sfeer waar plotseling een reanimatie nodig kan zijn – had ik nooit gezien als ik dit niet had meegemaakt. Daar wilde ik over schrijven. Er zat iets dringends aan dit boek, het móést geschreven worden. Pas dan kon ik verder.’

Op zijn Gipharts, snel schakelend in tijd en tempo, luchtig en spitsvondig van toon, doorsnijdt de auteur het relaas van Bent met een andere verhaallijn. Giph vormt samen met de broers Ludo en Egon Smulders een cabaretgroep en er moet een nieuwe show worden bedacht. Impressario Junior neemt het drietal mee naar IJsland om nieuwe inspiratie op te doen. Dat loopt desastreus af; in IJsland blijken niet alleen de geisers en vulkanen explosief. Junior heeft verzwegen dat ze door een verkeerde belegging twee miljoen euro hebben verloren, en Giph heeft er na alle toestanden rondom Bent al helemaal geen zin meer in. Het lachen is hem letterlijk vergaan.

De schrijver, die bekend staat om zijn humor en lichtvoetigheid, ondervond dit aan den lijve. ‘Ik was op tournee geweest met Martin Bril en Bart Chabot en de reprise zat eraan te komen. Maar ik wilde helemaal niet meer touren. In november kwam mijn zoon uit het ziekenhuis en pas in januari ben ik weer op tournee gegaan – met hangen en wurgen. Ik had gewoon geen zin meer om een beetje lollig te doen op een podium. Terwijl touren met hen echt een feest was. Wij waren jongens op pad.’

Intussen, om half vier ’s middags…
bestelt Giphart een stuk limoentaart. ‘Ik heb nog niet ontbeten,’ zegt-ie tegen de ober. Gisteravond was hij ook op pad, voor het Nederlands Filmfestival – het is laat geworden. Straks moet hij nog zijn nieuwscolumn schrijven voor de Volkskrant, vertelt hij, terwijl hij momenteel het nieuws nauwelijks bijhoudt omdat hij midden in de afronding van IJsland zit. Er moet her en der nog wat worden bijgeschaafd, een paar scenes zullen straks tot de deleted scenes behoren en hij gaat nog een ander einde schrijven.

In de eindfase hoeft hij doorgaans niet veel meer te veranderen. Giphart is een auteur die zeer gestructureerd te werk gaat en voordat hij met schrijven begint alle verhaallijnen, personages en scènes tot en met de lengte aan toe uitdenkt en in elkaar past, als de stukjes van een legpuzzel. Toch had hij een grote vergissing gemaakt, vertelt hij lachend. Nog net op tijd kwam hij erachter dat het personage Egon, die ook al in Ik omhels je met duizend armen voorkwam, in deze roman een andere achternaam had gekregen dan hij in dat boek had. ‘In IJsland heette hij Egon van den Berg. Alles was met Van den Berg, ook de naam van de cabaretgroep: Top van den Berg. Tot ik erachter kwam dat Egon in Ik omhels je Smulders heet. Tering! Hij heet Smulders! Dus ja, wat doe je dan? Er is altijd wel iemand die gaat roepen: het klopt niet! Dus ik heb uiteindelijk toch nog alles veranderd.’

Acht jaar geleden…
bij zijn vorige, goed ontvangen roman Troost (2005) over een televisiekok die ten onder gaat, verzuchtten de literair recensenten blij dat Giphart eindelijk eens wat ánders had gedaan. Maar hoewel dat aanvankelijk niet de bedoeling was, bleek voor deze roman zijn alter ego Giph de onvermijdelijke hoofdpersoon. ‘Dan veroordelen ze me maar,’ zegt hij laconiek. ‘De hoofdpersoon had gewoon alles van Giph weg. Bovendien werd het na tien jaar ook wel weer tijd voor een boek over Giph. Wat mij een aangenaam idee lijkt, is dat als ik negentig ben en over mijn schouder kijk, ik een rij boeken zie staan die gaan over één personage. Zodat je een personage kunt volgen in het ouder worden. Als ik tachtig ben, is Giph zeventig. Dat lijkt me een leuk experiment. Ik ben niet de eerste die dat bedacht heeft, hoor, maar ik ken alleen John Updike die het ook heeft uitgevoerd, maar die had verschillende alter ego’s. Wat ik zo prettig vind aan Giph is om als een soort God een wereld om hem heen te creeëren en hem daar vervolgens in verloren te laten lopen, zijn wereld op de blazen. Misschien is het een bezweringsritueel. Ik kan mijn personages slechte dingen laten meemaken, in de hoop dat het mij dan bespaard blijft.’ Hij lacht. ‘Dat verzin ik maar eventjes ter plekke hoor.’

Scènes uit het ouderschap – I
In IJsland zijn de grappen minder nadrukkelijk dan in eerder werk en ook van Giph zien we een andere kant. Het (aangenomen) vaderschap geeft hem een groot verantwoordelijkheidsgevoel. Giphart was zelf een vaderskind; toen zijn ouders op zijn tiende gingen scheiden, bleef hij bij zijn vader wonen. In de week dat zijn jongste zoon uit het ziekenhuis werd ontslagen, ging zijn vader het ziekenhuis in. Drie weken later was hij dood. ‘Het scheelde dat mijn vader er compleet vrede mee had. Hij was een stoïcijnse man, die niet bang was voor de dood en er heel nuchter onder was. Hij liet zich er niet door verontrusten. Maar voor ons was het best heftig.’

'Literatuur was echt de vervulling van mijn leven. Nou, dat is het allang niet meer'

Toch had hij tijdens het schrijven minder zijn relatie met zijn vader in gedachten dan zijn eigen vader-zijn. ‘Ik heb drie kinderen; mijn oudste zoon gaat nu naar de middelbare school, mijn dochter is tien. De verantwoordelijkheid die dat met zich meebrengt, dat had ik tien jaar geleden niet kunnen bedenken. Mijn wereld is nu veel breder dan toen ik twintig was en obsessief met literatuur bezig was. Dat was echt de vervulling van mijn leven. Nou, dat is het allang niet meer.’

Door zijn kinderen is hij, meer nog dan door het wees worden, in een andere levensfase gekomen. ‘Al ben ik altijd wel serieus geweest, hoor. Als ik met Bart en Martin op tournee was, dan waren zij kinderen. Ik was de jongste, maar zij haalden kattenkwaad uit en ik moest het steeds weer rechtzetten.’

Het is gewoon een statististisch onderbouwd gegeven, zegt hij, en zo heeft hij het ook in IJsland opgeschreven: hoe ouder je wordt, hoe minder je lacht. ‘Jonge kinderen lachen zeshonderd keer op een dag. Mensen van mijn leeftijd lachen al een heel stuk minder en bejaarden lachen nauwelijks meer. Niet meer lachen is sterven. Op basis van hoe vaak iemand lacht op een dag kun je een voorspelling doen hoe oud hij is.’ Of dat voor hemzelf ook opgaat? Giphart grijnst. ‘Ik word al heel oud.’

Het werk van Ronald Giphart verschijnt bij uitgeverij Podium. In oktober 2014 verschijnt zijn nieuwe roman Harem.
Dit interview stond in een andere vorm in 2010 in
BOEK Magazine.

Mijn gekozen waardering € -

Geef een reactie