‘Goh, misschien moet ik zijn boeken toch maar eens gaan lezen,’ glimlacht de eigenaar van de charmante B&B in het gehucht Glemmingebro, nabij de Zuid-Zweedse kust. Meer dan een paar huizen, een kerk(hof) en een buurtsuper is het niet. Karl Ove Knausgård? Ach, ze hebben wel van hem gehoord natuurlijk, maar warm of koud worden ze er niet van dat hier een bekend schrijver woont.
Een ideale plek dus voor de Noorse auteur – en uitgever – om in rust te kunnen leven en werken, want daar was na de verschijning van zijn zesdelige autobiografie Mijn strijd weinig sprake meer van.
In Min kamp, zoals de oorspronkelijke, controversiële titel luidt, doet Knausgård rauw en onthutsend eerlijk verslag van zijn moeizame en frustrerende schrijverschap, de op angst gebaseerde relatie met zijn vader, die zich dooddronk, de knellende banden van huwelijk en vader-zijn en zijn angst voor intimiteit. Daarbij spaart hij niemand, vooral zichzelf niet. In twee jaar tijd schreef hij ruim 3500 pagina’s, waar de intensiteit en urgentie vanaf spat.
De bewondering en populariteit die het werk ten deel viel, was net zo groot als de woede en verontwaardiging – onder meer bij de familie van zijn vader, die vanwege het schokkende verslag van diens drankzuchtige dood (iets wat door de familie wordt ontkend) niets meer met hem te maken wil hebben.
De reacties op Liefde waren zo mogelijk nog heftiger, vertelt Knausgård in zijn rokerige, met boeken overladen werkruimte. Dit deel gaat over de relatie met zijn vrouw Linda, die wanhopig probeert de manisch-depressieve krachten in zichzelf te beteugelen, en over de botsing tussen schrijven en de zorg voor het gezin. Over mannelijkheid versus vrouwelijkheid. En over het beantwoorden aan sociale conventies terwijl een diep verlangen naar alleen-zijn aan hem trekt.
Het boek is onverschrokken en hard, maar ook geestig, bijvoorbeeld in de passages waarin hij beschrijft hoe hij met het schaamrood op de kaken achter de kinderwagen loopt, zich ontmand voelt bij de babygymnastiek en zich kapot ergert als hij vanwege een depressie van zijn vrouw wéér degene is die moet poetsen, koken en wassen draaien. De twijfels, frustraties en irritaties die horen bij het hebben van kinderen en een relatie, die de meeste mensen hooguit durven te dénken, worden door Knausgård open en bloot benoemd. Ook beschrijft hij de enorme ups en downs in zijn huwelijk, een dynamiek die het gevolg is van de bipolaire stoornis van zijn vrouw en zijn eigen patroon om zich terug te trekken als dingen te dichtbij komen.
Liefde was een groot succes; mensen herkenden zich in de worsteling om een goede ouder te zijn. Wie het aanvankelijk wat minder konden waarderen, waren zijn vrouw Linda en zijn schoonmoeder, wier alcoholisme hij niet onbesproken laat.
Liefde gaat niet alleen over de mooie, maar ook over de moeilijke kanten van huwelijk en vaderschap. Het is soms heel grappig, maar ook behoorlijk hard.
“Dat klopt. Op het moment dat ik het schreef was ik zó boos en ongelukkig dat ik op het punt stond om weg te gaan. Linda, mijn vrouw, en ik zijn enorm verliefd geweest. Daarna zijn we heel hard neergestort, het was alsof er niets van over was. Linda heeft een bipolaire stoornis en kan niet goed tegen alleen zijn. Zij gaf me geen enkele vrijheid, was al boos als ik een potje ging voetballen. Het kwam me te dicht op de huid en ik reageerde daarop door emotioneel afstand te nemen; ik gaf haar alles, behalve liefde. Daardoor raakte zij vervolgens weer gefrustreerd.
Ik had het gevoel dat het hele huishouden op mij neerkwam, zij had juist het gevoel dat er te veel op háár schouders lag. We hebben jarenlang ruzies gehad. Stonden te kibbelen en te schreeuwen waar de kinderen bij waren, kortom, we hadden een kloteleven. Voor mijn gevoel had ik niets te verliezen, dus ik kon er net zo goed over gaan schrijven. Mijn beste vriend zei dat ik jarenlang elke dag had geklaagd en weg wilde, maar vanaf het moment dat ik erover begon te schrijven, hield dat op.
Toen ik het manuscript aan Linda liet lezen, kregen we een enorme crisis. Maar we beseften dat we volkomen open en eerlijk tegen elkaar moesten worden en elkaar vrij moesten laten. Het heeft een grote verandering teweeg gebracht in onze relatie. Sterker nog, het heeft ons huwelijk gered.”
Jij had de neiging om je terug te trekken, zij juist om je naar zich toe te trekken. Zat in die tegenstelling ook de aantrekkingskracht?
“Wat relaties betreft, geloof ik dat het onderbewustzijn een grote rol speelt, dat je iets voelt in die ander. De eerste keer dat ik Linda ontmoette was ze helemaal ‘high’, was ze op weg om manisch te worden. Ze straalde een enorme kracht uit en daar werd ik verliefd op. De tweede keer was het juist tegenovergesteld; ze was passief en onverschillig. Maar ik had nog steeds dezelfde gevoelens voor haar. Dat eerste jaar trok zij mij het leven in, en dat was precies wat ik nodig had, want ik hield alles op een afstand. Ik voelde meteen de eerste keer dat we samen waren dat ik kinderen met haar wilde krijgen, en dat had ik nog nooit überhaupt maar overwogen. Alles klopte, alles had betekenis.
Verliefd zijn is iets heel anders dan liefde, maar het is wel nodig om dat gevoeld te hebben. Als het moeilijk wordt, kun je je dat herinneren: dit was het licht in mijn leven. Misschien voelt dat nu niet zo, maar het is er ergens nog wel. Aanvankelijk had ik het boek geschreven zonder de periode waarin we verliefd werden. Maar het verhaal had dat licht ook nodig. Dus ben ik gaan zitten en heb ik in 34 uur tijd die vijftig pagina’s geschreven. Daarom is het zo intens.”
Het boek heeft tot hevige reacties in de media geleid. Hoe komt dat?
“Er barstten vooral hier in Zweden, waar ik woon, discussies los over feminisme, het opvoeden van kinderen, mannelijkheid versus vrouwelijkheid, van alles. Ik word als een reactionair beschouwd, ik ben zelfs twee keer een nazi genoemd in de krant en drie keer vergeleken met Anders Breivik. Voor de media is dat hetzelfde, schrijven over mannelijkheid en de reactionaire ideeën van een massamoordenaar.
Zo is het in Zweden: gelijkheid is het allesoverheersende principe, alles wordt daaraan ondergeschikt gemaakt. In de belangrijkste dagbladen wordt zelfs een serieuze discussie gevoerd over de vraag of de woorden ‘hij’ en ‘zij’ moeten worden vervangen door een woord dat geen onderscheid maakt tussen de seksen. Als je het durft te hebben over biologische verschillen, ben je een fascist.
Het boek was een enorm succes. Ik heb veel mails van lezers ontvangen, die het gevoel een slechte ouder te zijn herkenden. ‘Ik dacht dat ik de enige was die zich soms zo voelde,’ schreven ze. Het biedt blijkbaar troost om te lezen over andermans worsteling.”
Wat heeft Mijn strijd je als schrijver gebracht?
“Het uitgangspunt voor het boek – voor mij zijn de zes delen één boek – was persoonlijk, maar het doel was niet om mezelf te helen of een betere persoon te worden. Ik schrijf om te ontdekken, om ergens te komen waar ik niet eerder ben geweest. Wat ik in me had, heb ik gebruikt om een roman tot stand te brengen. Ik voelde me compleet vrij tijdens het werken, er kwam zo veel energie los. Ik hield me niet bezig met vorm, structuur of literaire kwaliteit, en legde mezelf geen enkel verbod op. Geen grenzen.
Voor mij als schrijver was het een droom om zo veel interactiviteit te hebben tussen leven en literatuur. Om iets te scheppen zonder concessies te doen. En dat dan ook nog zo veel mensen het wilden lezen.”
Is het ’t waard geweest, ondanks alles heftige gevolgen?
“Als ik van tevoren had geweten wat Mijn strijd zou losmaken in mijn persoonlijke leven en in de media, had ik het niet kunnen schrijven. Sinds de publicatie van het eerste deel, Vader, wil de familie van mijn vader niets meer met mij te maken hebben. Ze ontkennen dat mijn vader alcoholist is geweest en zich heeft doodgedronken. Zij zullen me nooit vergeven, daar ben ik zeker van. Linda waardeert het dat ik alles zo eerlijk mogelijk heb opgeschreven, maar haar moeder voelt zich gekwetst omdat ik in Liefde heb verteld over haar alcoholisme. Mijn schoonmoeder is op mij gesteld en houdt van wat ik schrijf, maar dit was heel moeilijk voor haar.
Er zijn zo veel mensen die zich gekwetst voelen en die kwaad op me zijn geworden. De afgelopen jaren waren de ergste van mijn leven. Alsof ik in de hel verkeerde. Ik kan er absoluut niet tegen als mensen boos op me zijn. Ik ben heel bang geweest. Ik werd afgeschilderd als een demonische, meedogenloze figuur. Dat ben ik niet. Ik wil niemand pijn doen. Voor mijzelf voelt het niet alsof ik iets verkeerds heb geschreven, dus ik ben blij dat ik het heb gedaan. En vooral dat het is volbracht.”