Wim van Liere heet hij. Boer Wim uit Boer Zoekt Vrouw, seizoen 2013/2014. Ja, in het echt is net zo lang als op TV. En ja, de Simba Farm in Tanzania, aan het eind van de wereld, is minstens zo idyllisch als het oogt op tv.
Hij is een beetje een a-typische boer. Niet verknocht aan een ouderlijk huis in de polder, maar een akkerbouwer met lust voor avontuur. Hij werkte voor pootaardappelbedrijven en zaadfirma’s in Rusland, Kazachstan en Oekraïne. In Indonesië, Tunesië en Frankrijk.
Eind jaren tachtig werkte hij ook al in Tanzania. Ook toen woonde hij uren rijden van de stad. Maar het type vrouw waar Wim op valt kan er moeilijk aarden. Hoe mooi het ook was, zijn ex wilde iets anders dan de bush. Zo trokken ze verder de wereld over. Maar in Portugal raakte het uit. Zijn ex vertrok weer naar Nederland, met dochter Petra en zoon Willem. Wim kon bij zijn zus aan de slag. Op de Simba Farm.
Romantische picknick
Hij liep tegen de zestig en had hier alles wat z’n hartje begeert. Behalve een vrouw, merkte zijn dochter. Zij was het die hem het KRO-programma inrommelde. Toen ze hem belde zei hij resoluut: ‘Nee, daar doe ik niet aan mee!’ Maar nee zeggen was al geen optie meer. ‘Je zit er al in’, kreeg hij te horen.
Achteraf is hij er wel blij mee, vertelt Wim, op het terras achter het huis waar we hem met zijn vrouwen zagen struggelen in Boer zoekt Vrouw. ‘Natuurlijk. Het is allemaal positief verlopen en ik heb er een lieve vriendin aan overgehouden.’
Maar ze is er niet. Ze is thuis in Nederland. Toch zit het wel goed met de relatie, garandeert Wim. Tijdens de jubileumuitzending van Boer zoekt Vrouw konden we inderdaad zien hoe graag Evelyne in Afrika is. We zien haar met haar nieuwe geliefde tijdens een romantische picknick met uitzicht op de zonsondergang boven de savanne die zich beneden hen uitstrekt. Daar horen we Boer Wim tegen Evelyne zeggen: ‘Dit krijg je er allemaal bij”. Waarop Evelyne zegt: “Dat is wel heel veel.’
Ze was nog nooit in Afrika geweest, maar geniet oprecht van Tanzania. Van de cultuur, het natuurschoon en van Wim. Een halfjaar heeft ze bij hem gewoond en genoten. Maar als presentatrice Yvon Jaspers doorvraagt moet ze bekennen dat ze een doel mist in haar leven. Een invulling.
Ze vliegt nog regelmatig van Schiphol naar Kilimanjaro Airport om haar geliefde op te zoeken, maar wil zich er nog niet definitief vestigen. Tanzania is prachtig, maar op deze plek is voor haar te weinig te doen. Een langeafstandsrelatie, noemt Jaspers het.
Matatu
Evelyne was er niet bij toen ik boer Wim opzocht in West Kilimanjaro in het noorden van Tanzania. De Simba Farm heeft een logement met tien kamers en een camping. Het paradijselijke plekje is helemaal ingericht voor bezoekers. Alleen al het uitzicht over de savanne in het westen en de top van de Kilimanjaro in het oosten maakt een bezoekje meer dan waard.
Maar het paradijs ligt afgelegen. Alleen al aan de vliegreis ben je bijna tien uur kwijt. KLM vliegt naar Kilimanjaro Airport. Rechtstreeks, of via een tussenstop in Nairobi. Het vliegveld ligt tussen de steden Arusha en Moshi waar voldoende slaapgelegenheden zijn. Vanuit beide plaatsen is het best te doen om met het openbaar vervoer naar de Simba Farm te reizen, al moet je wel wat avontuurlijk zijn ingesteld.
Vanuit Arusha is het honderd kilometer, vanuit Moshi 75. Maar trek er gerust drie uur voor uit. Het makkelijkst is het een bus te pakken naar Boma. Vandaar reis je via Sanya Juu naar Ngari Nairobi.
In Afrika is reizen met de bus wel iets anders dan in Europa. Matatu, noemen ze het daar. Of Dala dala. Een minibus. Je hoeft niet bang te zijn dat je hem mist, vaste vertrektijden zijn er niet. De bus vertrekt wanneer hij vol is. Of beter: wanneer er echt niemand meer bij kan.
Bij Sanya Juu stapte die zaterdagochtend rond een uur of tien een gezelschap marktvrouwen in. Met zakken, dozen en kippen. Een stevige oudere vrouw naast me had het zichtbaar zwaar met haar handel, dus ik bood aan een grote emmer vast te houden. Ik wist niet wat erin zat, maar ze nam mijn aanbod gretig aan. Zo kwam het dat ik tot Ngari Nairobi met m’n neus boven 20 kilo gedroogde visjes zat.
In Ngari Nairobi kent iedereen de Simba Farm. Je kunt even naar de lodge bellen, of je stapt achter op de motortaxi. Een bodaboda heet dat daar. Of pikipiki. Die brengen je helemaal, door de toegangspoort op het erf, tot aan de deur van de lodge. En ze doen niet moeilijk over een paar koffers.
Buiten de stad is zo’n motortaxi iets minder gevaarlijk. Al is het in het regenseizoen wel uitkijken. Lang niet alle wegen zijn geasfalteerd, een beetje vocht maakt de vette rode kleigrond spekglad. Toen ik met m’n emmer vis op schoot zat, moest de chauffeur van de matatu op de rem voor een pikipiki die onderuit was gegaan met een lading aardappelen.
KRO
Op de boerderij ben je alle hectiek snel vergeten. De rust is intens. Het is de uitgelezen plek voor lange wandelingen of fietstochten door de velden en de natuur. De lodge ligt op 1.800 meter hoogte en is een uitstekende uitvalsbasis voor wie de Kilimanjaro wil beklimmen. Boer Wim, of iemand anders op de boerderij, brengt je wel even naar de entree van het nationaal park.
Wim is de komende tijd nog wel op de Simba Farm te vinden. Voor hem was dit bedrijf een gelukstreffer. Zoals ook Evelyne dat was. Na wereldwijde omzwervingen kon hij hier aan de slag. Hij kreeg z’n eigen huis op het bedrijf van zijn zus en zwager. Die runnen het, samen met hun twee zonen, hun dochter en hun schoonzoon.
Het bedrijf is onmetelijk. Over een heuvelachtig en hellend terrein glooien maar liefst 22,5 vierkante kilometer aan landbouwgrond. Dat is net zo groot als de gemeente Waalre in Noord-Brabant. Of Landsmeer in Noord-Holland.
Bonen zijn het belangrijkste gewas. Zaadbonen voor de export richting Nederlandse handelshuizen. En granen. Gerst voor de Kilimanjaro bierbrouwerij in Arusha en tarwe voor de lokale markt. Voor brood en voor de traditionele chapatis: pannenkoekjes zonder ei.
En dan grazen er 250 blackhead persian schapen en 200 Boran koeien. Vleesvee. ‘We melken maar drie koeien’, vertelt Wim. ‘Daar maken we yoghurt en andere producten van. Voor de lodge en voor eigen gebruik.’
Reorganisatie
Zelf is hij verantwoordelijk voor het tuinbouwbedrijf. Een groentekwekerij met prei, wortels, kool en tomaten, maar ook bijzondere producten als asperges, rabarber en artisjokken. Naar die nicheproducten is vooral veel vraag bij lodges in de natuurparken in Tanzania.
De groentekwekerij is Wims afdeling. Trots toont hij de plantenkwekerij waar hij zaden optrekt, onder schaduwnetten die tegen zon, maar ook tegen insecten en vogels beschermen.
Hier is hij in zijn element. Maar hij is niet aan de locatie verknocht. Het bedrijf is niet van hem, bovendien zit het in een reorganisatie. De groenteteelt levert financieel niet voldoende op op deze afgelegen plek. De complexe logistiek en distributie van de versproducten maken het duur.
De tuinbouw is daarom al een stuk afgebouwd. Van de tien hectare zijn er nog maar drie over. Daarmee is voor Wim als bedrijfsleider ruimte om andere zaken op te pikken. ‘Er is nog best werk op het bedrijf, maar het is niet verkeerd om om me heen te blijven kijken.’
Nederland
Hij wil best weer elders wonen, maar niet in Nederland. ‘Dan raak ik van de regen in de drup.’ Het is hem te druk. Te vol en te haastig. ‘Ik kom graag in Nederland. Daar woont mijn moeder. Mijn familie. Maar ik wil er niet blijven wonen.’
En Evelyne wil graag in Afrika wonen, maar ze weet niet of dat gaat lukken op de Simba Farm. Hoe mooi deze plek ook is. ‘Evelyne werkt in de thuiszorg’, verklaart Wim. Ze heeft expertise die in Afrika zeker van pas kan komen, ‘maar hier op de boerderij is voor haar momenteel nog weinig te doen.’ De enige plek in de buurt zou dan Arusha of Moshi zijn. Een beetje ver om elke dag te forenzen.
Toch zou het misschien een optie zijn om daar samen te gaan wonen. Dan woont Wim vlakbij de plek waar de bonen worden geschoond. En toch op redelijke afstand van de boerderij. ‘Daar ben ik nog niet helemaal aan toe’, zegt Wim. ‘Maar ik sta overal voor open.’
Over Marc van der Sterren
Check Farming Africa voor nieuws over landbouw in Afrika, een initiatief van journalist Marc van der Sterren.