Over aliens, alleen-zijn en (te) veel gevoel: 9 levensvragen aan rapper Typhoon

Als hij als kind een autootje kreeg om mee te spelen, hoorde of zag je hem de hele dag niet. Want hij houdt wel van mensen en treedt graag op, maar buiten het podium is rapper Glenn de Randamie (32), alias Typhoon, het liefst in zijn eentje. Dan heeft hij rust, humor en creativiteit voor tien. ‘Hoe meer ik alleen ben, hoe beter.’

 1. Hoe gevoelig ben je?

‘Ik ben héél erg sensitief. Ik lees letterlijk tussen de lijnen door: ik hoor en voel wat mensen zeggen, maar ook wat daaronder ligt: wat zij voelen, de dingen die níét worden uitgesproken. Omdat ik graag wil dat het goed gaat met anderen, vind ik het moeilijk om daar niet op te reageren, dingen niet te gaan fiksen. Die gevoeligheid is iets wat me superveel energie kost. Sinds het succes van Typhoon is dat alleen maar heftiger geworden, omdat ik met nog meer mensen moet omgaan. Op het podium kan ik het feit dat ik al die energieën van mensen voel gebruiken en erop inspelen, daar is het een kracht. Maar buiten het podium is het ook mijn achilleshiel. Aan het einde van de dag ben ik gewoon helemaal kapot.

Ik moet mezelf daartegen beschermen, en dat doe ik door me terug te trekken. Het contrast tussen mijn leven op en naast het podium is de laatste jaren nog groter geworden dan het al was. Mijn moeder is weleens bang dat ik mezelf teveel afzonder. Zelf denk ik: hoe meer ik alleen ben, hoe beter. Zeker in periodes dat ik me niet zo sterk voel – dan trek ik al die mensen met hun energieën gewoon niet. Er spelen vaak zo veel dingen die niet worden besproken. Dat wil ik niet altijd voelen.’

2. Wat kwetst je?

‘Ik scherm me af voor dingen die me pijn doen. Mijn huidige theatertour Moro Lobi (Meer Liefde) gaat deels over dat bastion dat ik voor mezelf heb opgericht, mijn beschermlaag. Ik houd mezelf bezig, om maar niet met dingen als liefdesverdriet of pijn te hoeven dealen. Als iets me raakt, krop ik het in eerste instantie op, want ik ben een binnenvetter. Dat heeft met mijn achtergrond te maken – ik ben Surinaams. De Surinaamse cultuur is niet echt een bespreekcultuur. Mijn vader komt van het platteland, hij heeft altijd keihard moeten werken, is samen met zijn broers alleen opgevoed door hun moeder. Dat was een hard leven.

Die achtergrond werkte door in ons gezin. We waren niet zo’n knuffelachtig gezin, en praten was ook geen gewoonte. In 2004 schreef ik mijn nummer ‘Familiair’, waarin ik sprak over strubbelingen in ons gezin, over geslotenheid en eenzaamheid bijvoorbeeld. Dat werd me in eerste instantie niet in dank afgenomen door mijn familie, maar ik wilde mezelf niet verloochenen en móést me uiten. Ik wilde dat we binnen ons gezin wél konden praten over wat ons bezighield. Dat heeft veel veranderd, binnen ons gezin en in mij. De afgelopen jaren heb ik geleerd vroegtijdiger en beter te communiceren. Niet door harder te worden, maar door duidelijk te zijn.’

3. Waar voel je je thuis?

‘Bij mezelf. Vroeger was ik al zo: als mijn moeder mij een autootje gaf, kon ik daar de hele dag mee spelen. Ik kan best sociaal zijn, maar hoe meer ik op mezelf ben, hoe lekkerder ik dat vind. Ik heb veel ruimte nodig voor mijn creativiteit. Als ik op mezelf ben, heb ik rust. En dan praat ik met God alsof hij mijn homie is. Ik ben niet religieus, maar wel spiritueel. Ik geloof dus niet in een man met een grijze baard; voor mij is God ongelimiteerd bewustzijn. Levenskracht. Energie. Dat waar alles uit is voortgekomen. Praten met God is voor mij eigenlijk een gesprek met mezelf.’

4. Waar ben je het meest onzeker over?

‘Over mezelf, dat ik niet genoeg geef, dat ik niet genoeg ben. Of juist teveel ben. Dat heeft onder meer te maken met mijn huidskleur, met discriminatie. Ik kan natuurlijk een heleboel dingen niet persoonlijk proberen te nemen, maar tegelijkertijd ben ik wel een zwarte jongeman in een witte samenleving. Ik heb geregeld met discriminatie te maken, en dat maakt me onzeker. Het afgelopen jaar kwam ik in het nieuws toen politieagenten me vanwege mijn huidskleur aanhielden in mijn auto. En laatst nog kreeg ik een bericht via Facebook: iemand noemde mij zijn “favoriete neger”. Jij bent een goeie nigger, schreef hij. Wow! En waarschijnlijk probeerde hij echt iets positiefs te zeggen!

Juist daarom meng ik me in het maatschappelijke debat, want er zit zo veel onwetendheid achter discriminatie. Je moet onderscheid maken tussen een racist en racistische opmerking. Aanhangers van Zwarte Piet zijn niet per definitie racisten, maar het feest zoals we dat nu kennen heeft wél racistische elementen. Ik wil mensen laten zien waarom iets beledigend of pijnlijk kan zijn, en daarvoor heb je een historisch kader nodig. Als je niet weet waar iemand vandaan komt en wat diens verhaal is, hoe kun je je dan in die ander inleven? Onze tolerantie heeft een make-over nodig. Omdat ik nu een stem en een platform heb, en weet dat ik wat potjes kan breken, spreek ik me daarover uit.’

 5. Wat is de grootste tegenstrijdigheid in jezelf?

‘In het nummer Hemel valt zeg ik: “Liefde geven is makkelijk, maar ontvangen van een ander kaliber.” Ik ben geen makkelijke. Ik maak de beweging zoals eb en vloed: open, gesloten, open, weer gesloten. Als ik je toelaat tot mijn kern, dan is de liefde hardnekkig, maar het kost bij mij heel lang voordat ik iemand echt vertrouw. Mijn liefde voor de mensheid is groot, tegelijkertijd vertrouw ik niet voor honderd procent op liefde. Want wanneer het er echt op aankomt, zal vrijwel niemand geheel altruïstisch zijn.

Voor het album Lobi da Basi (Liefde is de Baas) ging ik voor mezelf na hoe dat nou bij mij zat met die liefde. Het niet helemaal kunnen vertrouwen van anderen is natuurlijk een weerspiegeling van wat zich in mij afspeelt. Een vriend wees me erop dat ik een gebrek aan liefde voor mezelf had. Dat was een eyeopener voor mij. Waar dat gebrek aan eigenliefde vandaan komt? Ik denk dat het voor een deel is doorgegeven via mijn familiegeschiedenis van zwarte mensen. Mijn overgrootmoeder werd bijvoorbeeld geboren op een slavenplantage. Mensen moesten zich schamen voor wie ze waren.

Een aantal jaar geleden kreeg ik een burn-out. Ik was gewend altijd maar te geven en te geven. Ik wilde dat iedereen blij was, dus als ik daarvoor de clown uit moest hangen, dan was ik de clown; moest ik de filosoof of psycholoog uithangen, dan was ik de filosoof of de psycholoog. Ik deed wat nodig was om andere mensen blij te maken uit een soort overcompensatie voor het feit dat ik niet genoeg aan mezelf kon geven.

De reis die ik nu maak, en waar Moro Lobi over gaat, is een weg naar meer zelfliefde. Het inzicht is één en de acceptatie van jezelf is twee, maar die verandering ook gaan belichamen is drie. Ik moet het een plek geven zonder dat het waterbed-effect optreedt, waarbij je iets aan de ene kant de kop indrukt, maar dat vervolgens ergens anders weer opduikt.’

6. Welke eigenschap waardeer je het meest in een geliefde?

‘Ik hou van vrouwen die een soort aliens zijn. Krachtige en getalenteerde vrouwen die eigenlijk niet helemaal hun draai vinden in de normale gang van zaken, die niet binnen het standaardplaatje passen. Als ze hun oddness, hun anders-zijn, kunnen omarmen met humor… ja, die eigenschap vind ik prachtig. Zulke vrouwen kom ik geregeld tegen – ik denk dat je aantrekt wat je in jezelf herkent.

Ik ben een beetje een rare dude, en daar ben ik wel oké mee. Hoe zal ik het uitleggen… Ik ga naar Scheveningen en praat tegen de zee. Net zoals ik mezelf af en toe niet helemaal begrijp, zo begrijp ik ook andere mensen en hoe we hier leven vaak niet. Dat kan me soms heel donker stemmen en dan trek ik mezelf helemaal terug. Maar op andere momenten kan ik er juist de grap van inzien, dan is het licht. In mijn gedachtewereld is er veel humor.

Op dit moment heb ik geen relatie. Ik heb twee langere relaties gehad, waarvan de tweede in de zomer van 2014 is uitgegaan. Pas nu ben ik daar een beetje oké mee. Je komt zoals gezegd niet snel tot mijn kern, maar áls je in mijn hart zit, is het hardnekkig. Als ik van iemand hou, duurt het heel lang voordat dat slijt en lukt het me niet om me voor iemand open te stellen.’

7. Wat is je mooiste jeugdherinnering?

‘Ik herinner me een zaterdag waarop ik een toernooi had gevoetbald. Mijn vader speelde in een muziekkorps en ’s avonds zouden we met ons gezin gaan luisteren. Ik was zó moe dat ik met mijn ene oor in mijn moeders schoot rustte en met mijn andere prachtige koperblazersarrangementen hoorde.

Die herinnering staat symbool voor geborgenheid en muzikaliteit: mama de schoot, papa de muziek. Hoewel ik geen instrument kan bespelen, is mijn muzikale gehoor heel goed. Daarom kan ik, denk ik, met zulke goede muzikanten werken. Hoewel ik niet in muzikaal technische termen kan praten, verbaast het me altijd hoe goed ze mij begrijpen. Zelfs als ik iets op een heel wazige manier uitleg, knikken ze: Ja, man. We spreken dezelfde taal.’

8. Wat is het ergste wat iemand ooit tegen je heeft gezegd?

‘Dat ik de duivel ben. Diegene zei dat omdat ik haar in haar kern raakte en dat vond ze te heftig. Ze had zichzelf niet meer onder controle. Ik was stomverbaasd. We hebben allemaal onze lichte en donkere kant – ik ook; ik ben een intense persoon. Maar mij de duivel noemen ging me te ver. Als ik dit effect op je heb, moeten we maar niet meer daten, zei ik. Zoiets zeg je maar één keer tegen me. Ik ben een Leeuw: ik vergeef wel, maar ik vergeet niet.’

9. Welke grote droom koester je?

‘Dat is simpel: het hebben van kindjes! Kindjes en een geitje, dat is mijn droom. Het is hard werken, dat weet ik ook wel, maar ik zie in kids zo veel humor…. Dat trekt me. Ik ben op zoek naar mijn eigen boerderijtje met veel ruimte, dus ik zie dat wel voor me. Het hebben van kinderen is meer een droom dan het hebben van een relatie.

Dan kom ik weer even terug op de eigenschap van een vrouw die ik het meest waardeer. Als ik een vrouw ontmoet die net zo in het leven staat als ik, en een onuitputtelijke drang heeft om zichzelf en het leven te leren kennen, dan kunnen we tweeduizend jaar met elkaar in een relatie zitten. Maar dan is de relatie niet het doel op zich. Voor veel vrouwen is hun relatie dat wel, en dat vat ik dus écht niet. Dat idee van: ik wil een toekomst met je bouwen en dan doen we eerst dit en dan zus en dan zo… Noem mij raar, maar ik begrijp het gewoon niet. Het komt niet bij mij binnen.’

Muzikaal gezin

Glenn de Randamie (6 augustus 1984) – alias Typhoon – groeide op in het Veluwse dorp ’t Harde in een muzikaal gezin: zijn vader speelde in een muziekkorps, zijn moeder zong in een koor, Glenn en zijn broers Kevin (Blaxtar) en Earlrandall (O-Dog) werden rapper, en zus Sharon is r&b-zangeres.

Typhoons carrière begon al op zijn vijftiende, maar zijn debuutalbum Tussen licht en lucht verscheen pas in 2007. Hij won in 2009 de Zilveren Harp en speelde samen met andere artiesten en bands, zoals New Cool Collective. In 2014 verscheen Lobi da Basi. Het album werd goud, het beste album van het jaar en werd bekroond met twee Edisons. Typhoon toerde langs uitverkochte zalen en festivals en was huisband van De Wereld Draait Door. Afgelopen jaar trok hij langs de theaters  met een intieme theatertour Moro Lobi. Onlangs bracht de band Bløf de single ‘Wereld van verschil’ uit, waarop Typhoon samen zingt met Paskal Jakobsen.

Mijn gekozen waardering € -