Drie cursiefjes 1: Doodlijn
“Tja jongen,” zegt de oude columnist meer tegen zijn glas dan tegen zijn tafelgenoot, “wat jij nou bedoelt, daar hebben de Engelsen een mooi woord voor. Een uitdrukking die je niet kunt vertalen: a roving eye.”
“Tja jongen,” zegt de oude columnist meer tegen zijn glas dan tegen zijn tafelgenoot, “wat jij nou bedoelt, daar hebben de Engelsen een mooi woord voor. Een uitdrukking die je niet kunt vertalen: a roving eye.”
Al in de zeventiende eeuw vonden toeristen als de Engelse topambtenaar en dagboekschrijver Samuel Pepys de toenmalige Republiek der Verenigde Nederlanden, die hij overigens zeer bewonderde, een raar egalitair landje waar de kinderen brutaal waren en de vrouwen ongezeglijk. Nu, dik 350 jaar en een anti-autoritaire revolutie later, is die ogenschijnlijke sociale verplatting zover voortgeschreden dat zelfs de woorden die machtsverschillen aanduiden taboe verklaard zijn. Sinds de jaren zestig hebben baas en chef plaats gemaakt voor manager en leidinggevende, medewerker verving knecht, bediende en ondergeschikte en de meerdere bestaat alleen nog in het leger – als hij zich daar niet ook al als coach of mentor onder het maaiveld heeft verstopt. Zelfs de banken en de overheid, toch niet onze beste vrienden, tutoyeren er gezellig op los.
“We moeten als samenleving nadenken over betere manieren om het nieuwe jaar in te luiden”, oordeelde korpschef Henk van Essen op 1 januari en de Amsterdamse burgemeester Halsema drong aan op een landelijk vuurwerkverbod. Maar is dat wel verstandig, en is het probleem wel echt zo groot als het lijkt?
Dieren hebben in de afgelopen decennia flink aan status gewonnen en worden veel uitgebreider beschermd dan voorheen, deels als gevolg van culturele veranderingen, deels ook dankzij actieve, soms fanatiek activistische lobbyclubs. Die ontwikkeling weerspiegelt zich in de steeds menselijker termen waarin we over dieren en hun dood praten, en wordt erdoor versterkt. Dat klinkt nobel maar het dier is er niet bij gebaat.
De snel verhardende boerenprotesten beginnen gevaarlijke kanten te krijgen. Hoe verschrikkelijk fout het kan gaat, en hoe dichtbij dat is, zien we aan de mijnwerkersoorlog die in 1984-1985 Margaret Thatchers Engeland verscheurde, en er nog altijd luid nadreunt.
Hoe ver moeten de Westerse wereld en de NAVO gaan om Oekraïne te helpen haar grondgebied te ontrukken aan de Russische invallers? Hoe ver moeten ze gaan om het de Russen in te peperen dat imperialistische avonturen tot het verleden behoren en dat dat zo moet blijven? Hoe ver moeten ze gaan om ook China dat duidelijk te maken? Dat zijn onplezierige maar uiterst belangrijke vragen. Om ze te kunnen beantwoorden, moeten we vooral goed begrijpen wat er bij de huidige militaire crisis uiteindelijk op het spel staat.