Biografie van pater Bernard van Klaarwater, avonturier met een missie

In 2020 begon publiciste Marianne Visser van Klaarwater aan een onderzoek naar leven en werk van haar oom, pater Bernard van Klaarwater. Vanaf 1923 werkte hij missionaris van het Heilig Hart in Papoea-Nieuw-Guinea.  Talloze brieven schreef hij daarover aan zijn familie. Maar na mei 1939 bleef het stil. Bernard leek van de aardbodem verdwenen. In september 2023 verscheen de biografie: "Waarom zouden we bang zijn?"

In 1923 arriveert de jonge priester Bernard van Klaarwater op het eiland Manus.  Hij mag als missionaris van het Heilig Hart aan de slag in de Bismarckarchipel, een gebied dat dan bekend staat als levensgevaarlijk vanwege kannibalisme en terugkerende oorlogen tussen de Papoeastammen. Toch heeft de boomlange timmermanszoon uit Baarn ‘absoluut geen schrik om erheen te gaan. Dat dient ook nergens toe,’ zoals hij aan zijn familie schrijft. En: ‘Onze Lieve Heer zal mijn zwakke krachten wel aanvullen.’

Nee, auteur Marianne Visser van Klaarwater (1952) heeft haar oom Bernard nooit gekend. En al hing thuis zijn portret aan de wand, haar vader en tantes zwegen over hem; vader uit onbegrip voor het idealisme van zijn grote broer, de tantes uit verdriet om zijn verdwijning.
Bernard was altijd een ijverig briefschrijver geweest. Met smaak vertelde hij over zijn avonturen in de wildernis, weidde lyrisch uit over het natuurschoon en vroeg steevast om gebed. Maar sinds 1939 kwam er geen enkel levensteken meer. Aan het thuisfront ging de hevige ongerustheid geleidelijk over in trieste berusting.
Zelf was de jonge Marianne altijd al geïntrigeerd door zijn foto’s. De cover van Waarom zouden we bang zijn? toont de 26-jarige Bernard als priester op Manus. Een rijzige jongeman in een donkere soutane. Mooi hoofd, aandachtige blik.

Vermoord

Het was Mariannes echtgenoot Roel Visser (1946-2008) die in 1981 een oproep in de krant las: priester en kerkhistoricus Ralph M. Wiltgen zocht naar nabestaanden van de missionarissen uit de Bismarck Archipel. ‘Roel nam contact op en vervolgens stuurde Wiltgen ons een hoofdstuk uit een boek,’ vertelt Marianne Visser van Klaarwater. ‘Daarin stond alleen de naam van mijn oom, en dat hij was vermoord op 18 maart 1943. Verder eigenlijk niets. Het verbaasde ons dat we als familie 42 jaar lang hadden moeten wachten op dit bericht, terwijl dit boek al in 1966 was verschenen.’

Als auteur van eerdere boeken wist Marianne dat ze iets met de geschiedenis van ‘heeroom’ Bernard aan moest. ‘Maar ik heb het jarenlang van me afgeduwd. Omdat ik het zo’n heftig verhaal vond. Te heftig. Totdat ik zeventig werd en me realiseerde: nu moet ik het opschrijven. Ik dacht ook steeds terug aan bepaalde uitspraken van mijn man Roel. “Ik ben met een missie naar de aarde gekomen,” zei hij soms. Ik begreep dat nooit zo goed. Missie, missie? Hoe dan? Roel wilde nooit iets van de kerk weten. Maar tegen het eind van zijn leven had hij een bijzondere ontmoeting.’ Ze zwijgt even. ‘Hij kon er amper over praten, want dan schoot hij vol. Hij wist het niet anders te verwoorden dan dat hij “met de Eeuwige” was. En de Eeuwige had hem gezegd: “Het doet er niet toe of mensen het geloven, het gaat gebeuren zoals het gebeuren moet.” Raadselachtig hè?’

Was het Roels missie om zijn vrouw te inspireren tot een boek over Bernard van Klaarwater? Marianne gelooft van wel. ‘Na die mystieke ervaring was Roel gelovig en werd zelfs katholiek. Toen ik 2020 mijn zoektocht begon, tastte ik nog volledig in het duister. Ik dacht: nou, laat ik maar gewoon beginnen bij het archief in Baarn. Via-via kwam ik bij het archief van Erfgoed van het Nederlandse Kloosterleven en vervolgens bij archieven van de Liebenszeller Mission en de Hiltruper Missionare in Münster, door wie Bernard was uitgezonden. Mijn neef Freek van Klaarwater gaf mij ook een enorme boodschappentas vol brieven van Bernard.’

Geen onderscheid

Eén brief raakt haar in het bijzonder: ‘Het is niet moeilijk om [de Papoea’s] te respecteren en als gelijke te behandelen. … we merken nauwelijks dat we ons in onze gedachten zo ver boven hen verheven achten, dat we nog nauwelijks geloven dat ze ook mensen zijn zoals wij. … men veronderstelt bij hen een grenzeloze domheid. Bij wat nadenken zul je gemakkelijk inzien welke handicap dit bij het missiewerk kan worden,’ schrijft de jonge pater in 1925 aan de Katholieke Missie op Bali. Marianne: ‘Bernard zag geen onderscheid. Hij nam afstand van het koloniale superioriteitsdenken.’

In Waarom zouden we bang zijn? schetst ze de geschiedenis van het afgelegen gebied, met het voor Europeanen ondoordringbare oerwoud. ‘Er was vrijwel niets over bekend. De VOC is daar nooit geweest, want er viel niets te halen.’ Marianne ontdekte dat er sinds 1844, toen het nog Duits koloniaal gebied was, in theorie een ‘vicariaat Melanesië-Micronesië’ bestond, oftewel een bisdom in wording. Maar het Vaticaan had geen flauw idee hoe dat vicariaat eruitzag, ‘en de eerste missionarissen werden letterlijk en figuurlijk in de pan gehakt en opgegeten,’ aldus Marianne. Met hun heengaan bloedde ook het missiewerk dood. Pas in 1913 kwam er een politiepost op het eiland Manus, om het verbod op kannibalisme en stammenstrijd te handhaven.

Kannibalisme

Niet dat daar in de praktijk veel van terechtkomt. Als Bernard en zijn collega-missionarissen van het Heilig Hart in 1923 op Manus komen, zijn er nog steeds vijandelijkheden tussen de Papoeastammen en is de traditie van het kannibalisme weliswaar illegaal maar nog springlevend. Het wordt dus pionierswerk.
Wonderlijk genoeg heeft de onervaren Bernard weldra een klik met de inheemse bevolking. Gedisciplineerd maakt hij zich hun talen eigen, leert hun gewoontes en levenshouding kennen, snapt ook hun humor. Marianne: ‘De Papoea’s zeiden: “Hij is één van ons. Hij spreekt onze taal net als wij.”’

Enkele dreigementen met zwarte kunst laten Bernard onberoerd. Bij nacht en ontij struint hij met zijn Papoeagids door het oerwoud, om stervende kanakken – term voor de oorspronkelijke Melanesiërs – de laatste sacramenten toe te dienen. ‘Anders dan in ons land ontbreken hier, zoals meestal op Manus, het dramatische en het treurige,’ schrijft hij in 1929. ‘Hier verloopt alles rustig en gewoon. De kanak bereidt zich voor op het eeuwig leven. En vaak denk ik: zo zou ik ook willen sterven.

Avonturier

Tegelijk was Bernard een avonturier, weet Marianne. ‘Op Manus hadden ze eerst provisorisch een boskerk gebouwd van sagobladeren. Tot er op een dag tijdens de mis een wolf door de bladeren heen brak, met alle consternatie van dien. Daarom besloot Bernard: we moeten een stevig kerkgebouw van planken hebben. En toen het bisdom te traag op zijn aanvraag reageerde, begon hij zelf samen met de Papoea’s een kerk te bouwen.’
Een gigantisch project, maar de geestdriftige Bernard blijkt een ware verbinder. Hij overreedt leden van verschillende stammen, die normaliter elkaars bloed wel kunnen drinken, om de handen ineen te slaan. Bomen worden gekapt, planken gezaagd, reliëfs van bijbelse voorstellingen uitgesneden en met plantaardige verf beschilderd. Zo verrijst in 1933 de parochiekerk Sint-Francis Xavier in het plaatsje Bundralis op Manus, als een waar monument van volkskunst.

De saamhorigheid blijkt eveneens onder dramatische omstandigheden, zoals tijdens de vulkaanuitbarsting op 29 mei 1937 bij het naburige Rabaul. Catechisten varen met de missieboten af en aan zoveel mogelijk omwonenden in veiligheid te brengen. Bernard gaat als priester mee en beschrijft naderhand vol ontzag het schouwspel:
‘In de donkere nacht kwamen we voorbij de krater. Ik zag een vuurlijn van naar schatting twee kilometer lang.  In het midden verhief zich onder angstwekkend rommelen en felle explosies een gloeiende vuurkolom die zich verloor in een reusachtige massa van omhoog dringende en uitwasemende aswolken. … Daaromheen puilden bergen van sneeuwwitte damp uit, telkens doorsneden en verlicht door grillig gevormde bliksemstralen. … Het was een groots maar vreselijk schouwspel.’

Martelaar

Dat pater Bernard van Klaarwater van het Heilig Hart in 1943 uiteindelijk als martelaar sterft, heeft dan ook niets met stammenoorlogen te maken en alles met de Tweede Wereldoorlog. Meer specifiek: met het Japanse aandeel daarin.
‘Keizer Hirohito wilde Azië ontdoen van westerse invloeden, inclusief het christendom,’ licht Marianne toe. ‘Daarom nam de Japanse marine vijftig geestelijken en tien burgers gevangen. Bernard was een van hen. Ze werden aan boord gedreven van een torpedojager, de Akikaze. Eenmaal op zee werden alle volwassen gevangenen aan dek doodgeschoten en drie kinderen levend overboord gegooid.’ Kort daarop sneuvelt ook de houten kerk in Bundralis. Door de ongewone architectuur met de drie torens ziet de Australische luchtmacht het godshuis voor een Japans bouwwerk aan. Een bombardement volgt. Manus is in rouw.

In Waarom zouden we bang zijn? is een slothoofdstuk gewijd aan de recente kerkgeschiedenis van Papoea-Nieuw-Guinea. In 2016 viert de Sint-Francis Xavierparochie op Manus haar eeuwfeest. In 2021 herdenkt de gemeenschap de martelaren van de Bismarck Archipel met een plechtige viering. Het is de huidige pastoor Damien Lito, Bernards opvolger, die aan Marianne hiervan verslag uitbrengt in een chatgesprek. Al chattend begint Marianne opeens te huiveren; ze voelt zich aangeraakt door haar oom. Lito begrijpt dat: ‘Je oom is bij ons,’ luidt zijn overtuiging. ‘Tijdens de viering zagen mensen geesten die de mis meevierden.’

Zaligverklaring?

Marianne: ‘De mensen daar zijn ontvankelijker voor het bovennatuurlijke, zij vinden het normaal om over geesten te praten.’ Vanuit de verte voelt ze zich betrokken bij de parochie op Manus. ‘Het is een levendige, blije geloofsgemeenschap geworden. Maar ze zijn straatarm. De priesters hebben al twaalf jaar lang geen salaris ontvangen, de bevolking onderhoudt hen zo’n beetje.’ Zelf is ze er nooit geweest. ‘Het is heel moeilijk bereikbaar; de reis duurt vier dagen en kost 6000 euro. Daarbij kan mijn partner moeilijk lopen. Maar helaas is deze archipel ook voor het Vaticaan een bijna vergeten gebied. Vandaar dat ik aandacht wil vragen voor deze mensen.’

En daartoe onderneemt ze een bijzondere actie: op 27 september bezoekt ze paus Franciscus in Rome. Ze zou namelijk graag zien dat er een procedure in gang wordt gezet om Bernard van Klaarwater zalig te verklaren. Als martelaar lijkt hij aan de voorwaarden te voldoen. Bisschop Jan Hendriks van het bisdom Haarlem-Amstelveen heeft een aanbevelingsbrief geschreven en gezorgd dat ze haar boek aan de paus mag overhandigen. ‘Voor een zaligverklaring moet de persoon na zijn of haar dood nog steeds herdacht worden. Dat gebeurt. En je moet een biografie van diegene hebben. Die is er nu. Met die biografie en het bewijs dat Bernard nog steeds herdacht wordt, ga ik naar de paus. Ik hoop dat het een zaligverklaring mag worden, zodat Bernard van Klaarwater op de liturgische kalender komt. Want de moorden van 18 maart 1843 mogen nooit vergeten raken.’

Naschrift

Op 26 september, de avond voor haar ontmoeting met paus Franciscus, ontvangt Marianne Visser van Klaarwater een bericht van mgr. Ronald Vunuvung, bisschop van Kavieng en Lorengau. Ook hij ondersteunde haar streven: ‘… I do wholeheartedly support your very important work towards the Process of Beatification… we support you and your people in this significant journey  and task towards that Goal. Thanks so very much for your important work… our prayers are with you that one fine day we shall join you all in the Celebration of Beatification… ‘

Op 27 september is het grote moment aangebroken en overhandigt Marianne haar biografie aan de paus. ‘Ik heb om zijn steun gevraagd voor de zaligverklaring van Bernard van Klaarwater. En de paus zei ja. Maar de uiteindelijke beslissing ligt bij de bisschop en de postulator van de Missionarissen van het Heilig Hart.’

Helaas… De zaligverklaring zal niet lukken, zo verneemt Marianne op 17 oktober 2023 van Te Wierik. Aangezien Bernard van Klaarwater bij de groep van vijftig geestelijken hoorde die op 18 maart 1943 zijn vermoord, zouden ze niet alleen hem, maar die hele groep zalig moeten verklaren. Maar daarvoor bestaan er te weinig gegevens over deze mensen. Marianne: ‘Afgezien daarvan werden deze geestelijken ook niet vermoord om hun geloof, maar om hun afkomst: ze waren geen ingezetenen van Papoea Nieuw-Guinea, maar westerlingen. Daarbij kwam nog dat de Japanners geen pottenkijkers van de geallieerden wilden bij hun oorlogsvoering.’
Ondanks deze teleurstelling zet Marianne Visser van Klaarwater haar project voort, zij het in een andere vorm. Ze is intussen uitgenodigd om toe te treden tot het bestuur van Pro Petri Sede, een vereniging die de paus steunt bij humanitaire acties van de pauselijke stoel, gericht op onder meer oecumene en vrede. Daarnaast blijft ze lezingen geven over de vraag hoe we in angstige tijden trouw kunnen blijven aan christelijke en humanitaire waarden. En zo blijft de levenshouding van pater Bernard van Klaarwater anderen inspireren en wordt zijn nagedachtenis geëerd.

Marianne Visser van Klaarwater: ‘Waarom zouden we bang zijn? Missie naar de Bismarck Archipel’
Gopher, september 2023, 236 blz. € 21,75

Mijn gekozen waardering € -

Van Friese afkomst, maar geboren en getogen op de Veluwe. Na het gymnasium deed ik één semester Nederlandse taal- en letterkunde aan de Rijksuniversiteit Groningen. Daarna belandde ik op het conservatorium in Zwolle (nu ArtEZ) en begon als muziekstudent met het recenseren van concerten en cd's. Na mijn eindexamen verbreedde dit schrijfwerk zich naar meerdere genres en opdrachtgevers.
Van 1991-1998 studeerde ik daarnaast psychologie in deeltijd aan de Universiteit Utrecht.
Journalistieke aandachtsgebieden: human interest, cultuur, zingeving.