De ondraaglijke onbeheersbaarheid van het bestaan. Over leven en werk van Milan Kundera

Milan Kundera geeft al sinds de jaren tachtig geen interviews meer, maar uitgesproken is hij nog lang niet – deze week verscheen er van de 85-jarige schrijver een nieuwe roman, 'Het feest der onbeduidendheid'. Martin de Haan, al jaren Kundera's vaste vertaler, kent zijn werk als geen ander. A•Quattro•Mani sprak met hem over de grote Tsjechische schrijver, diens werk en de kunst van het vertalen. Longread.

Het boek

De vrienden Alain, Ramon, Charles en Caliban zijn op zoek naar het eindeloos goede humeur dat volgens de ernstige filosoof Hegel onontbeerlijk is voor de ware humor. Intussen denkt Alain over de navel als erotisch middelpunt van het lichaam, ontvlucht Ramon de lange rij bezoekers voor de engelen van Chagall, wil Charles een toneelstuk voor het marionettentheater schrijven en volhardt de voormalige acteur Caliban in zijn nep-Pakistaans waarmee hij niemand meer imponeert, behalve een Portugese dienstmeid.

Wat als we een grap niet als grap herkennen? ‘Het feest der onbeduidendheid,’ de vierde Franse roman van de van oorsprong Tsjechische schrijver Milan Kundera (1929), zou gelezen kunnen worden als een bespiegeling over die vraag – of als een grap.

Milan Kundera – Het feest der onbeduidendheid (108 p.). Vertaald door Martin de Haan. Ambo Anthos, €14,99

De vertaler

Martin de Haan (1966) is essayist en vertaler uit het Frans, en is de vaste vertaler van het werk van Michel Houellebecq en Milan Kundera. Hij is vaste medewerker voor de Volkskrant en Filosofie Magazine en schreef essays voor tal van literaire tijdschriften. Ook maakt hij zich sterk voor zijn vak; sinds 2007 zit hij in het bestuur van de Europese boekvertalersraad CEATL.

Voor zijn verdiensten voor de literatuur en het métier van het vertalen werd De Haan vorig jaar onderscheiden met de Nederlands Letterenfonds Vertaalprijs. Sinds 2003 woont hij in Frankrijk.

Hoe is Kundera op je pad gekomen?

‘Dat is wel een fraai verhaal. Ik had een eerste grote vertaalopdracht gekregen van Ambo, een lijvig boek van de filosoof Michel Onfray. Het was een boek van 160.000 woorden – zo’n vijf- tot zeshonderd pagina’s dus – en ik had er een half jaar de tijd voor. Dat kan eigenlijk helemaal niet, een fulltime literair vertaler haalt hooguit 200.000 woorden per jaar, maar ik heb me uit de naad gewerkt, en had het op tijd klaar. Tja, zeiden ze, je hebt het hartstikke goed gedaan, maar de auteur verkoopt niet goed meer, dus we gaan het helaas niet uitgeven. Dat is wel sneu, vonden ze, dus wil je anders de nieuwe Kundera doen? Dat wilde ik wel! Ik had al zijn eerdere boeken gelezen, dus het was waanzinnig dat ik dit kon gaan doen.’

Wat sprak je zo aan in zijn boeken?

‘Ik hou van boeken die niet doen alsof het allemaal echt gebeurd is, van boeken die hun eigen kunstmatigheid accepteren en laten zien. Kundera is daar een voorbeeld van. In De ondraaglijke lichtheid van het bestaan zegt hij bijvoorbeeld iets in de trant van: “Ik zie dat personage op het balkon staan, ik zie voor me wat hij doet en ik heb er dit beeld bij.” Dan is de schrijver ook aanwezig in het boek, hij gaat het gesprek aan met de lezer. Ik hou ook erg van de muzikale opbouw van zijn boeken, die is gecomponeerd met thema’s die tegen elkaar ingaan.’

Hoe zou jij zijn ritme omschrijven?

‘Op zinsniveau laat Kundera zijn ritme afhangen van het thema. In stukken die analytisch zijn, gebruikt hij bijvoorbeeld veel dubbele punten, komma’s en puntkomma’s. Hij bouwt zo een redenering op, in stukjes die een eenheid vormen. Op andere plaatsen is het poëtische effect belangrijker en stromen de zinnen veel meer, dan gebruikt hij veel komma’s. Analytisch en poëtisch, dat zijn de twee hoofdtonen bij Kundera. Daar ligt ook het probleem voor vertalers. Die zijn al snel geneigd te denken: hier hebben we een zin met drie puntkomma’s, dat is niet normaal, dus daar maken we komma’s of punten van. Terwijl je je zou moeten afvragen: welke functie heeft het?’

Hoe los jij zulke vraagstukken op?

‘Of ik zoiets handhaaf of niet, hangt van de schrijver af. Het is een statistisch feit dat in het Frans veel meer puntkomma’s voorkomen dan in het Nederlands. Je moet altijd goed kijken of het functie heeft of een vorm van luiheid betreft. Bij Proust vormen de lange zinnen altijd een afgeronde eenheid rond een bepaald betekeniselement, dat verlies je als je de zinnen in stukken gaat knippen. Ik vind dat de Nederlandse lezer ook best geprovoceerd mag worden in zijn leesgewoonten; er zijn landen waar ze anders schrijven, dus waarom zou je dat niet laten zien? Iets wat vreemd is hoef je niet helemaal “plat te vertalen”, om het zo maar te zeggen.’

En dat ritme, hoe vind je dat?

‘Dat zinsritme voel ik van binnen. Dan ben ik in een zin bezig en voel ik: hier moet een woord van drie lettergrepen, met de klemtoon op de eerste lettergreep. Welk woord het moet zijn, weet ik dan nog niet, maar ik voel dat de spanningsboog dat vereist. Dat heeft niet zo veel meer met de betekenis van het origineel te maken, maar met het feit dat de zin vráágt om een bepaald woord. Dan ga ik heel hard zitten denken over welk woord het moet zijn. Uiteindelijk vind je dan het betreffende woord en denk je: ja, dat is ‘m. Komt dat omdat het woord ergens in jou zat of omdat het je aan het roepen was?’

Moet een vertaler eigenlijk zo dicht mogelijk bij het origineel blijven?

‘Dat is de vraag, want naar welk aspect van het origineel kijk je dan? Naar de betekenis, naar de stijl of naar de vorm? Een vertaling is een nieuwe tekst, en je moet een soort sprong maken om die een nieuwe eigenheid te geven, waarvan je vervolgens wel kunt zeggen dat die dicht bij het origineel ligt. Een vertaler is geen machine die in een andere taal precies hetzelfde doet als de schrijver; er wordt een extra auteur toegevoegd aan de tekst. Als iemand Bach speelt, klinkt dat bij de een ook anders dan bij de ander. Dat moet je accepteren en is zelfs de inzet ervan.

Als je heel krampachtig letterlijk bij het origineel blijft, wordt de vertaling vaak heel houterig en daarmee wordt de oorspronkelijke tekst, die niet houterig was, geen recht gedaan: een ‘trouwe’ vertaling is dus vaak juist niet trouw. Proust trekt zinnen zodanig uit elkaar dat de zinsbouw vervormd raakt. Kundera doet juist het tegenovergestelde: zijn kracht zit in zijn helderheid en compactheid. Dat lijkt makkelijk te vertalen: je ziet wat er staat en hij gebruikt geen moeilijke woorden. Maar om precies diezelfde helderheid en compactheid te krijgen, dat vraagt heel veel inspanning van de vertaler.’

Vandaar dat je ook veel tijd neemt voor het vertalen.

Vroeger maakte ik eerst een kladvertaling en vervolgens een tweede, derde, vierde en soms nog wel vijfde versie. Tot ik besefte dat ik heel veel nutteloos werk deed, omdat je steeds ook weer alles leest wat al wél goed is. Nu maak ik een kladversie en dwing ik mezelf om alle problemen in de tweede ronde op te lossen. In de derde ronde zie ik of het effect geslaagd is en hoef ik hooguit nog kleine aanpassingen te doen.

Van het Frans direct in het Nederlands vertalen kan ik niet. In het begin is het kilometers maken, woordjes opzoeken, en er komt iets te staan wat geen Frans en eigenlijk ook nog geen Nederlands is, het zit er nog tussenin en dat is verschrikkelijk om te lezen en ook niet leuk om te doen. Soms heb je daar even helemaal genoeg van en denk je, oké, nu ga ik eerst een stuk helemaal mooi maken. Dat geeft nieuwe moed.’

Het is tijdrovend om een tekst meerdere keren door te nemen, maar ook verrijkend omdat je gaandeweg iemands uitdrukkingswijze en taal leert kennen.

‘Soms lees ik een stuk terug en denk ik: dit is het niet. Maar waar zit dat in? Bij het laatste boek van Houellebecq, De kaart en het gebied, bijvoorbeeld: het eerste hoofdstuk lijkt helemaal niet moeilijk, maar het kostte me enorm veel inspanning om de juiste toon te treffen. Toen ik eenmaal voelde dat ik ‘m had, ging de rest van het boek ook goed. Eigenlijk gaat het om wat de taal doet met mij en met mijn lichaam. Vertalen is iets lichamelijks. Misschien heeft het te maken met hartslag? Als twee woorden met twee sterke lettergrepen naast elkaar staan, dan choqueert dat me vaak; misschien moet de beweging van de tekst wel je hartslag volgen, of je ademhaling.’

Voor beide talen is waarschijnlijk een even grote gevoeligheid vereist, of niet?

‘Dat denk ik wel. Neem bijvoorbeeld structurerende herhalingen. Terugkerende woorden of zinsconstructies geven een bepaald ritme aan de tekst, die maken de poëzie. Soms zijn herhalingen onhandigheid van de schrijver en dan kun je ervoor kiezen om ze weg te vertalen, maar vaak betreft het een bewuste keuze. Het is belangrijk om dat onderscheid te kunnen maken. Vertalers denken al snel: dit woord is al vier keer gebruikt; ik moet nu naar een ander woord zoeken. Milan Kundera noemt dat de ‘synoniemenziekte’, die neiging om synoniemen te gebruiken. Maar als de schrijver het woord gebruikt met een bepaalde gedachte, klinkt zo’n synoniem juist vals.

Naast woordherhalingen zijn er ook herhalingen in zinsbouw. Een gewone lezer leest lineair, maar een vertaler gaat steeds weer terug. Het mooiste is als je op bladzijde 10 iets leest en dat op bladzijde 100 weer tegenkomt. Als je eenmaal het gevoel hebt dat je rondcirkelt in de tekst, dan zit je goed. Dat is een kwestie van muzikaal gevoel, dat kun je niet aanleren. Daar val ik ook over bij andere vertalingen; als de structurerende herhalingen in het boek niet zijn opgemerkt en een bepaalde zinsbouw of woordkeuze niet terugkomt.

Grappig wel: onder de vertalers in Nederland sta ik bekend als degene die het kunstenaarschap van vertalers benadrukt, het feit dat een vertaling een nieuw boek wordt. Terwijl ik juist ook heel strak vertaal.’

Als vertaler is het een groot voordeel als je vaste auteurs hebt, omdat je dan hun taal en stijl zo goed kent. Het werk van Milan Kundera vertaal je sinds 1997. Zie je een bepaalde ontwikkeling in zijn werk?

‘Kundera is in 1975 naar Frankrijk geëmigreerd en in de jaren tachtig in het Frans gaan schrijven. Er ligt een scheidslijn tussen zijn Tsjechische en Franse werk, omdat hij door de taalwisseling heel anders is gaan schrijven. Voorheen schreef hij boeken van een paar honderd bladzijden, maar sinds hij in het Frans schrijft, is dat nog maar een derde daarvan. In het Tsjechisch schrijft hij makkelijker, beeldender, met meer uitweidingen. In het Frans beknopter, geconcentreerder.’

Waarom is hij eigenlijk niet in zijn moedertaal blijven schrijven?

‘Het Frans gaf hem een nieuw soort vrijheid, maar niet een vrijheid van “je kunt alles doen wat je wilt”. Als kunstenaar moet alles wat je doet betekenis krijgen. In het Frans moest elk woord, elke zin opnieuw bevochten worden, waardoor het gevaar van clichés en opvulling veel kleiner werd. Daarnaast had het ook een pragmatische reden: zijn werk werd vrijwel alleen in vertaling gelezen, en de overgang van een kleine taal als het Tsjechisch naar een wereldtaal als het Frans lag dus voor de hand.’

Wat is Kundera’s belangrijkste thema?

‘Zijn hoofdthema is wat hij zelf ‘het lyrische’ noemt: de gedachte dat de mens, de onrijpe mens, rondloopt met een soort bewegende spiegel om zich heen die alles in het licht plaatst van zijn eigen ik. Dat ziet hij vooral bij jonge, onrijpe mensen. Zij denken de waarheid te kennen, maar hebben geen ervaring met de wereld, dus wat er gebeurt is dat ze hun eigen waarheid op de wereld projecteren. En als je dan nog een paar stappen verder gaat, word je een revolutionair, want dan wil je dat de wereld zich gaat gedragen naar jouw waarheden. Dat is bij Kundera een terugkerend verschijnsel, die relatie tussen de lyrische levenshouding en revolutie; dat zie je in Het leven is elders, maar in De grap zat het ook al. Vaak wordt tegenover die lyrische levenshouding de houding van de ervarener mens geplaats, van mensen boven de veertig, die hebben geaccepteerd dat er ook andere waarheden bestaan dan die van henzelf.’

Heeft dat te maken met zijn eigen klimmende leeftijd?

‘Het heeft vooral ook te maken met het feit dat hij zelf als jongeman communistisch is geweest en vanuit die communistische waarheid lyrische gedichten heeft geschreven. Hij weet wat het is, dat geëxalteerde van één waarheid hebben en daarin geen tegenstand dulden. Je zou kunnen zeggen dat zijn latere werk een soort zelfkritiek is op die geëxalteerde jeugd.’

Wat maakt Kundera in jouw ogen tot een belangrijk auteur, waarom moet hij gelezen blijven worden?

‘Om heel veel aspecten. Om zijn manier van boeken componeren, die vind ik uniek. Zijn aandacht voor de muzikale compositie van het boek. Maar datgene wat hij aan de orde stelt, zijn thematiek, vind ik ook belangwekkend. Als je het niet met zijn denkbeelden eens bent – dat ben ik ook niet altijd –, hoeft dat nog niet te betekenen dat je het een slecht boek vindt. Het is belangrijk dat een schrijver je iets aanreikt waarmee je de wereld met nieuwe ogen kunt bezien. Ook om zijn essays is Kundera een belangwekkende schrijver. Volgens hem is de roman niet zomaar een literair genre, maar een kunstvorm, die een eigen toegang biedt tot de wereld. Juist tegenwoordig staat schrijven vaak in dienst van de publiciteit en jezelf op de voorgrond schuiven. Ik vind het goed dat er nog zulke schrijvers als Kundera bestaan, die precies het tegenovergestelde doen.’

Wat vind jij zijn mooiste werk?

‘Poeh… Ik heb een grote voorkeur voor zijn eerste Franse roman, Traagheid, het boek dat ik nu ga hervertalen. Dat voelt als een schrijver die zichzelf herontdekt. Hij begon gewoon iets te schrijven, het was helemaal niet de bedoeling een roman te schrijven, maar hij vond het zo leuk dat hij doorging. Dat plezier straalt er van af. Het boek van de lach en de vergetelheid is mijn lievelingsboek uit zijn Tsjechische periode. Dat begon als een verhalenbundel, maar die verhalen werden samen een roman. Ogenschijnlijk hebben de verschillende delen op verhaalniveau niets met elkaar te maken, maar omdat er een thematisch verband is, vormen ze samen toch een roman. Dat vind ik echt heel leuk.’

Dus niet zijn beroemdste roman, De ondraaglijke lichtheid van het bestaan?

‘Ik heb het pas herlezen en wat me opviel was de ideeënrijkdom. Je zou denken dat ik het wel kende, ik heb het al vijf keer gelezen, maar toch was ik weer verbaasd over wat ik allemaal aantrof, hoe hij dingen omschrijft, de beelden die hij gebruikt.

Maar dat boek is niet beter dan zijn andere romans. De aandacht ervoor is een beetje opgefokt door de verfilming. Kundera heeft een hekel aan het werk gekregen door die film, omdat die zich concentreert op het liefdesverhaaltje. De film is precies het soort kitsch dat in de roman wordt bekritiseerd. Er staat nota bene in de roman een passage over verfilmingen van romans tot Amerikaanse tranentrekkers! Kundera vindt actrice Juliette Binoche goed, maar de rest van de film vindt hij waardeloos.’

Hoe kijkt Kundera aan tegen het vertalen van zijn werk?

‘Hij wil vooral dat zijn stijl recht wordt gedaan. Hij beschouwt het vertalen van een roman als kunst, omdat hij begrijpt dat er een terrein is dat ontdekt moet worden door de vertaler. Het is geen kwestie van een setje regels en een woordenboek en als je die twee combineert, dan kom je er wel. Zo werkt het niet. Kundera snapt dat. Tegelijk is hij ook een beetje een controlfreak, en het idee dat een vertaler auteursrecht heeft, zal hem choqueren. Want auteursrecht betekent dat er sprake is van originaliteit. In zijn ogen treft een goede vertaler de kern van het werk, en als een andere vertaler dat ook doet, dan gaat het nog steeds om diezelfde kern – die is het belangrijkste. Dat begrijp ik wel.

Dit vraagstuk raakt aan een van Kundera’s thema’s: de onbeheersbaarheid van wat je doet, het feit dat je de gevolgen van je handelingen niet zelf in de hand hebt. Zoals in De grap: iemand schrijft een ansichtkaartje met een grap erop en diegene wordt vervolgens om politieke redenen verbannen en is eigenlijk zijn leven kwijt. In al zijn boeken zit wel iets wat erover gaat dat je je leven niet in de hand kunt houden, en dus ook de betekenis van je leven niet. Het is dus paradoxaal dat hij daar zelf wel heel erg mee bezig is. Kennelijk sluit het één het ander niet uit.’

Wat voor man is Milan Kundera?

‘Hij is een heel hartelijke man met veel humor, die ook wel streng kan zijn in zijn oordelen. Ik denk dat veel Tsjechen dat hebben, dat ze de Slavische mentaliteit verafschuwen, het grote gebaar, het hysterische, pathetische. Hij beschikt over lichtvoetige humor, maar heeft zelf ook wel het grote, pathetische gebaar in zich, en daar moet hij vervolgens ook wel weer om lachen. Die dubbelheid hebben veel Tsjechen, volgens mij.

Als ik in Parijs ben, ga ik weleens bij hem eten. De laatste keer dat ik er was, gingen we naar een restaurant. Hij bleek de obers al een hele tijd allerlei Tsjechische vloeken en beschimpingen te hebben geleerd, die ze dan moesten gebruiken als er belangrijke Tsjechen met Kundera mee kwamen. Zo ook de minister van Cultuur. Toen die in Praag terugkwam na een ontmoeting met Kundera, schijnt hij nergens anders over te hebben gepraat. Zo’n practical joke, dat is typisch Kundera.’ 

 

Lees ook de recensie van Het feest der onbeduidendheid, hier op TPO Magazine of hier op Blendle/Cafeyn!

 

A•Quattro•Mani reist de wereld over voor recensies van de mooiste literatuur en persoonlijke, exclusieve interviews met schrijvers die ertoe doen. Ze publiceren in TPO Magazine, en op Blendle/Cafeyn. Klik hier voor een overzicht.

Niets missen? Neem een abonnement op A•Quattro•Mani bij TPO Magazine.

Volg A•Quattro•Mani ook op Twitter en Facebook.

Mijn gekozen waardering € -