Een kapotte prins met een verenpak

Gerdien Verschoor speelt in haar nieuwe roman 'De kop van Oskar Wronski' op een mooie subtiele manier met fantasie en werkelijkheid, origineel en afbeelding, en de relatie tussen kunstenaar en muze. Een bijzondere, raadselachtige roman.

Gerdien Verschoor – De kop van Oskar Wronski (171 p.)
Atlas Contact, € 18,95/€ 14,99 (e-book)
–––––

Ophélia, een meisje dat op een jongen lijkt, met handen als kolenschoppen, wil alleen maar tekenen. Ze kan niet stoppen met schetsen van borsten en bilpartijen, buikplooien en beenpezen. ‘Ik boetseerde koppen uit stukken brood, maakte tronies van kussens, bewerke olijfpitten met mijn nagelvijl.’

De kop van Oskar Wronski, de tweede roman van kunsthistorica en schrijfster Gerdien Verschoor, is een bijzondere, enigszins dromerige roman met baronesse Ophélia Bentinck Nyevelt van Heeckeren, geboren 24 augustus 1916, in de hoofdrol. Ophélia groeit op in het familiekasteel de Zwanenborch in Overijssel, maar heeft geen trek in de toekomst die haar als baronesse wacht. Op de dag vn haar bruiloft gaat ze ervandoor, het vrije kunstenaarsbestaan tegemoet. In haar bruidsjurk zwemt zij de IJssel over, een beeld dat herinnert aan het wereldberoemde schilderij van John Everett Millais. Maar deze Ophelia verdrinkt niet; zij stapt op de trein naar Parijs en noemt zich voortaan Odessa van Heek.

Op de roltrap van Gare du Nord kruisen haar ogen die van een donkere man, ‘een kapotte prins met een verenpak’. Odessa raakt geobsedeerd door ‘dat dunne lijf waar kleren als slordige veren tegenaan gefrommeld zaten, die kale kop met vouwen om de ogen, die benige vingers die boven de leuning van de roltrap zweefden alsof hij iets wilde aanraken dat hij lang geleden had verloren.’

Bij haar leraar Paul Dupré zal ze hem weerzien, deze Oskar Wronski. Hij is een Russische kunstenaar die in de Eerste Wereldoorlog gewond is geraakt en zich in het Poolse Lódz heeft gevestigd, waar hij een museum voor moderne kunst heeft opricht. In Parijs ruilt hij eigen werk voor dat van andere hedendaagse kunstenaars. Odessa en Oskar intrigeren elkaar en ze krijgen een korte affaire. Maar van de ene op de andere dag verdwijnt Oskar Wronski met de noorderzon. Terug naar zijn vrouw Olga, terug naar Lódz.

Oskar Wronski wordt Odessa’s muze – hij heeft zich in haar handen verborgen. Duizenden schetsen en beelden maakt ze van zijn gegroefde hoofd. Dagelijks stopt ze tekeningen in een envelop: OSKAR WRONSKI, LÓDZ, POLOGNE. Ze worden nooit beantwoord.

Artistieke gedrevenheid

Gerdien Verschoor speelt in De kop van Oskar Wronski op een mooi subtiele manier met fantasie en werkelijkheid, origineel en afbeelding, met de relatie tussen kunstenaar en muze. De artistieke gedrevenheid – of is het bezetenheid? – van de personages is overtuigend opgetekend. De herhalingen, echo’s en spiegelingen die Verschoor in het boek heeft aangebracht (de eerste drie hoofdstukken hebben bijvoorbeeld dezelfde titels als de laatste drie), versterken de raadselachtigheid in het verhaal. Vragen die zich aandienen blijven onbeantwoord. Waarom gaat Odessa pas op haar vijfenzeventigste naar Wronski’s atelier in Lódz? Waarom laat Oskar Wronski al die jaren nooit iets van zich horen? Hoe is het hem vergaan, daar achter het IJzeren Gordijn?

De sterke zintuiglijkheid van Odessa soms wat al te nadrukkelijk neergezet – er wordt wel erg vaak gesnuffeld aan kragen en boorden of gestaard naar knieën in broekspijpen. Ook het tijdvak waarin het verhaal zich afspeelt had overtuigender geschilderd kunnen worden. Maar Odessa houdt zich nauwelijks bezig met wat er zich allemaal afspeelt in de buitenwereld, en ook voor de lezer raakt de realiteit steeds maar op de achtergrond.

Het zijn oneffenheden op een verder alleszins fascinerend doek. 

Mijn gekozen waardering € -