‘Een warme band’: de invloed van opvoeding op ons Godsbeeld

Voor haar boek "Een warme band met God" liet psychologe Mieke de Boer-Sonnenschein zich inspireren door de Engelse psychiater John Bowlby (1907-1990). Haar conclusie: zijn beroemde hechtingstheorie over ouders en kinderen kun je ook toepassen op de relatie tussen God en mensen.

‘Die hechtingstheorie, daarvan ben ik altijd ontzettend onder de indruk geweest. Ik werk nu een jaar of vijftien als psycholoog en ben altijd op zoek: hoe kun je mensen nou het beste begrijpen? Hoe komt het dat we soms zo heftig reageren en blijven vastzitten in bepaalde emoties? Waarom liggen in een relatie dingen zo gevoelig?’
Voor Mieke de Boer-Sonnenschein biedt de hechtingstheorie bij zulke kwesties een ‘ijzersterke’ verklaring. ‘Het mooie eraan vind ik dat de theorie verschillende psychologische stromingen met elkaar verbindt. Er is in het verleden best wel een ‘scholenstrijd’ geweest, maar ik denk dat aanhangers van diverse scholen elkaar in die hechtingstheorie kunnen vinden. Nog een mooi aspect is dat deze theorie goed uitlegbaar is aan cliënten, waardoor ze zichzelf beter gaan begrijpen.’

Hechting

Eerst een korte schets van de ‘attachment theory’ van de Engelse psychiater John Bowlby (1907-1990). Volgens hem heeft ieder kind een aangeboren behoefte aan de nabijheid van een vertrouwde persoon, die voor het kind zorgt. De hechting begint in het eerste half jaar. De ‘hechtingsfiguur’ wordt als het ware de uitvalsbasis van waaruit je als kind kennismaakt met de wereld. In nieuwe, spannende situaties zul je als jong kind automatisch geruststelling zoeken bij die persoon. Idealiter ontdek je geleidelijk dat die hechtingsfiguur ook nog steeds bestaat als je diegene een poosje niet ziet – doordat diegene zich bijvoorbeeld in een andere kamer bevindt − en ook dan nog steeds van je houdt.
Voorwaarde voor een zogeheten ‘veilige hechting’ is dat de hechtingsfiguur beschikbaar is én sensitief genoeg reageert zodra het kind contact zoekt. Bij een onderzoek naar afwijkend gedrag bij jongeren (jeugddelinquenten en sociaal-emotioneel onaangepaste kinderen) concludeerde Bowlby dat de oorzaak lag in hechtingsproblemen. Een langdurig onderbroken band tussen moeder en kind in de eerste drie levensjaren had een onomkeerbare psychische schade aangericht.

Fysiek contact

Mieke de Boer-Sonnenschein: ‘Volgens de hechtingstheorie hebben we allemaal, als kind én als volwassene, behoefte aan emotionele nabijheid van een of twee belangrijke anderen. Het blijkt dat je het beste functioneert wanneer je een veilige plek hebt, een vertrouwde ander bij wie je terecht kunt. Mijn boek ontstond vanuit nieuwsgierigheid: wat nu als je vanuit die hechtingstheorie naar het geloofsleven kijkt? Ik begon dus met een onderzoeksvraag. Eigenlijk is het ook bijna logisch dat er een aangeboren verlangen bestaat naar een grote sterke God, als de Ander die van ons houdt.’

In hoofdstuk 2 tot en met 5 zet ze de hechtingstheorie nader uiteen.
‘Dat is waarschijnlijk al voor veel mensen verhelderend. Het is ook mijn halve missie met dit boek: om deze theorie bekender te maken, zodat mensen beter begrijpen hoe ze functioneren en inzien dat contact met anderen van levensbelang is. Er zijn bevindingen over jonge kinderen in oorlogssituaties werden opgevangen. Ze kwamen in tehuizen waar ze genoeg eten en slaap kregen, maar toch stierven ze door gebrek aan fysiek contact, doordat ze niet geknuffeld werden. Heel heftig.’

In hoofdstuk 6 schrijf je: ‘Je kunt denken: ik verlang naar een liefde die eindeloos is, dus bedenk ik een God die erbij past. Maar je kunt het ook omdraaien. Als er een God is die een warme band met ons wil en ons heeft gemaakt, dan zal Hij ons scheppen met een verlangen naar Hem, dat niet uitdooft.’
Dat doet denken aan de beroemde woorden van Augustinus: ‘Gij hebt ons gemaakt naar U toe, en onrustig is ons hart totdat het rust in U’.

‘Precies! Dat kun je natuurlijk alleen zeggen als je gelooft in God, maar dan klopt het ook helemaal. We functioneren het beste, op alle terreinen, met het beeld van een warme, liefdevolle God die er altijd voor ons is. Het boek is in principe geschreven voor mensen die al bekend zijn met geloof; ik durf niet te zeggen hoe het werkt als je niet gelovig bent. Ik weet alleen dat bij een warme band met de ouders, in het bijzonder met de moeder, iemand ook eerder de levensovertuiging van die ouders zal overnemen. Wie die warme band niet heeft is meer geneigd om van levensovertuiging te veranderen.’

Stel, je mist die warme band met een ouder of verzorger. Hoe zoek je dan je heil bij God als hechtingsfiguur? Je raadt mensen aan om ‘in gesprek te gaan met God’, maar hoe dan?

‘Ja, je hechtingsgeschiedenis bepaalt of je automatisch de nabijheid zoekt van een ander óf automatisch afstand neemt. Als belangrijke mensen jou van jongs af teleurstellen en afwijzen, dan ga je verwachten dat alle anderen ook wel zullen doen. Maar er valt heel veel te winnen als je je daarvan bewust wordt. Dan kun je je afvragen: wat hoort nou bij mijn eigen geschiedenis en wat hoort bij God?
Hetzelfde geldt als jij bent opgevoed in een sfeer van “Niet huilen, flink zijn!” Dan ga je er misschien onbewust van uit dat je ook tegenover God je emoties niet mag toelaten, dat je ook bij Hem niet mag praten over je angst of je woede. Daarvoor hoef je niet eens onveilig gehecht te zijn. Hechting is namelijk een spectrum van onveilig tot veilig, en honderd procent veilig gehecht is niemand.’

Autonomie

‘Overigens gaat hechting niet alleen maar over nabijheid, maar ook over het verwerven van autonomie. Als jouw ouders niet echt ‘warm’ waren, maar jou wél het vertrouwen gaven dat je op eigen benen kon staan, dan valt er vaak nog behoorlijk veel te repareren. Ik zou me kunnen voorstellen dat veel ouders van de naoorlogse generatie, die zelf hard moesten werken, misschien minder warm waren en minder goed met emoties konden omgaan, maar dat zij wel weer goed waren in het aanleren van autonomie. Dat ze hun kinderen wel aanmoedigden om hun eigen leven op te bouwen, te studeren, werk te vinden en te settelen …  Terwijl volgens mij de huidige generatie ouders zich meer vragen stelt als “Hé, wie ben ik eigenlijk? Waar loop ik tegenaan?” en zo bezig is om die emotiekant te ontdekken. Dat is tenminste wat ik zoal om me heen zie.’

Je geeft ergens het advies om het gesprek met God te beginnen aan de hand van een Bijbeltekst. Maar in het Oude Testament kan God ook behoorlijk wraakzuchtig en straffend overkomen.

‘Ja, zoiets kan enorm afschrikken en vragen oproepen. Ik zou zeggen: ga vooral ook daarover met God in gesprek, vertel Hem wat het met je doet. En bedenk dat het gaat dan om geïsoleerde fragmenten. Als je verder op onderzoek uitgaat in de Bijbel, krijg je een vollediger beeld van wie God is. Dan zie je in die ‘boze’ fragmenten ook juist het intense verlangen van God om dichtbij ons te leven en een vertrouwensband met ons te hebben. Bij het beeld dat ik van God heb, plaats ik die woede weer in het kader van die grote liefde.

Een van mijn favoriete Bijbelboeken is Hosea. God presenteert zich daarin bijna als een man met liefdesverdriet, die zich afgewezen voelt door zijn geliefde. Tegelijk zie je daar een God die zich niet terugtrekt in zijn pijn, maar vastberaden blijft zoeken naar contact, met een enorme passie! Hij zegt: “Daarom zal ik haar meelokken in de woestijn en dan tot haar hart spreken.” Dus persoonlijk lees ik die ‘moeilijke’ stukken uit het Oude Testament binnen de context van die hele Bijbel, over een God die constant verbinding zoekt. En in het Nieuwe Testament komt Jezus als de ultieme Verbinder.’

Liefdesverdriet

Is God als een man met liefdesverdriet wel te rijmen met God als vader? Dat doet nogal incestueus aan.

‘O ja, dat snap ik! Maar het gaat hier dan ook om verschillende aspecten van Gods liefde, die je wel goed uit elkaar moet houden. Als je die beelden combineert, zou je inderdaad de onveiligste vader ever krijgen.’

Bij jezelf kunnen observeren of je je voor God openstelt of afsluit, dat noem je ergens ‘misschien wel de crux van mijn boek’. Daarbij spreek je over ‘het mentaliseren’ van God …

‘Ja, mentaliseren is zo’n typische term uit die hechtingstheorie. Wanneer je als kind een warme band hebt met je ouders, wanneer zij goed reageren op jouw heftige emoties en jou kunnen geruststellen, dan ga je die vaardigheden verinnerlijken. Daardoor leer jij ook makkelijker je eigen emoties te herkennen en te hanteren, zodat je beter met je eigen woede of angst kunt omgaan. En vervolgens kun je die emoties weer makkelijker bij anderen herkennen. Mentalisatie omvat dus behalve een stuk zelfinzicht nog een stuk empathie: de herkenning hoe het bij een ander werkt en daarop goed reageren. Dat maakt het makkelijker om te schakelen binnen relaties.
Maar aangezien God onzichtbaar is, lijkt het mentaliseren in de relatie met Hem een nóg grotere rol te spelen. Zodra jij een voorstelling kunt maken van Gods beweegredenen – bijvoorbeeld: “Waarom zit ik hier nu te wachten en krijg ik geen antwoord?”− of daar op z’n minst nieuwsgierig naar bent, kun je makkelijker die relatie met God voortzetten dan wanneer je meteen conclusies trekt: “Ik merk niks, dus ik zal wel onbelangrijk zijn.” Bij die gedachte trek je je automatisch terug. Maar je kunt ook denken: “Ik weet niet waarom God nu niks laat horen. Misschien komt dat later nog.” Daarmee maak je het makkelijker om je open te stellen.’

Mieke de Boer-Sonnenschein: ‘Een warme band met God, en hoe de psychologie van gehechtheid je hierbij kan helpen’.
Kokboekencentrum, 2022.
160 pagina’s. Prijs €14,99

Mijn gekozen waardering € -

Van Friese afkomst, maar geboren en getogen op de Veluwe. Na het gymnasium deed ik één semester Nederlandse taal- en letterkunde aan de Rijksuniversiteit Groningen. Daarna belandde ik op het conservatorium in Zwolle (nu ArtEZ) en begon als muziekstudent met het recenseren van concerten en cd's. Na mijn eindexamen verbreedde dit schrijfwerk zich naar meerdere genres en opdrachtgevers.
Van 1991-1998 studeerde ik daarnaast psychologie in deeltijd aan de Universiteit Utrecht.
Journalistieke aandachtsgebieden: human interest, cultuur, zingeving.