Fijnaut: legaliseer cannabis, in overleg met de buren

Hoogleraar Cyrille Fijnaut is om: wietteelt moet je legaliseren, zegt de Tilburgse criminoloog. Maar alleen samen met het buitenland. Wat het cannabisprobleem is onze eigen schuld. 'Wij zijn Colombia!'

De VS, met zijn tweeslachtige drugsbeleid, ‘is zo schijnheilig als het groot is’, burgemeester Paul Depla van Heerlen ‘zegt onmogelijke dingen’ en een collega-hoogleraar in het noorden heet ‘het orakel in Groningen’. De emeritus hoogleraar Cyrille Fijnaut (1946) heeft het hart op de tong. Zeker als het gaat over het Nederlandse gedogen van wietverkoop in coffeeshops, waar Fijnaut altijd kritisch over is geweest.

Fijnaut mag dan officieel met pensioen zijn, hij werkt nog keihard door. Wiet en kansspelen – althans, het beleid op dat vlak – noemt hij zijn ‘hobby’s’. Onlangs kwam een boek uit dat hij schreef met hoogleraar Brice de Ruyver van de Universiteit Gent: ‘De Derde Weg’.

De criminoloog van de Universiteit van Tilburg laat daarin een opvallend geluid horen: internationale verdragen moeten worden aangepast, zodat cannabisgebruik en –teelt op beperkte schaal legaal worden. Fijnaut wil dat regelen met niet-commerciële cannabisclubs, waar de volksgezondheid voorop staat. De huidige coffeeshops in Nederland moeten verdwijnen, want zij zijn volgens hem dikwijls verweven met criminaliteit. Fijnaut noemt dat de ‘gulden middenweg’ uit de uitzichtloze discussie tussen voorstanders en tegenstanders van legale wietteelt. Vóór is een groep burgermeesters onder leiding van PvdA-burgemeester Depla. Zij hopen dat legale wietteelt een einde maakt aan criminele wietteelt. Tegenstanders, zoals VVD-minister Ivo Opstelten van veiligheid en justitie, zien daar niets in.

We zijn een hub voor de teelt. Wij zijn Columbia!

‘Ik begrijp Opstelten’, zegt Fijnaut. ‘Verdragsmatig kan het niet, regulering van cannabisteelt. We hebben onze internationale verplichtingen al enorm laten lopen. De coffeeshops waren een vliegwiel voor de cannabisproductie. We zijn een hub, niet alleen voor de handel, zoals bij cocaïne en heroïne het geval is, maar ook voor de teelt.’ Met nadruk: ‘Wij zijn Colombia! Dan kunnen we nu zeggen dat het probleem zo groot geworden is, dat we teelt wel moeten reguleren. Als we de risee willen worden van Europa, moeten we dat doen. Kruip maar achter een boom voor het cynisme van over de grens. Nederland heeft dit coffeeshopbeleid immers zelf gewild.’

Legaliseren? Kruip dan maar acher een boom voor het cynisme van over de grens

Maar de burgemeesters begrijp hij ook. Fijnaut verwijst naar de woorden van een commissie die een einde maakte aan het alcoholverbod in de Verenigde Staten. ‘Als je wetgeving hebt die een product verbied, en er is – één – voor die wetgeving niet meer zoveel draagvlak. Twee: het is moeilijk om de wet in de volle breedte te handhaven, en drie: criminelen kunnen de distributie perfect organiseren op de zwarte markt. Kunnen we die wet dan nog wel handhaven?’

Het cannabisgebruik moet daarom gereguleerd worden. Dat kan alleen als je het legaal maakt, zegt Fijnaut. En dat moet Nederland doen in samenwerking met het buitenland.

Is het reëel om internationale drugsverdragen te willen veranderen? Volgens Fijnaut wel. Dat kan in stappen, legt hij uit. Eerst gesprekken met de Europese landen die in 1985 het initiatief namen om het vrije verkeer van personen en diensten te regelen: Duitsland, Frankrijk en de Benelux-landen. Zij kampen allemaal met een drugsprobleem, en willen waarschijnlijk wel meedenken over een oplossing. Europa kan dat initiatief overnemen, en het onderwerp internationaal op de agenda zetten. Dat kan met hulp van landen in Zuid- en Noord-Amerika, waar de discussie ook woedt.

Internationaal legaliseren, dat hoeft helemaal geen tien jaar te duren

Hoe lang gaat dat duren? Tien jaar, langer? ‘Dat hoeft helemaal niet’, zegt Fijnaut. ‘Het probleem is in een aantal landen zo groot, dat zij echt tempo zullen willen maken.’

Minister Opstelten, met wie Fijnaut het vaak eens is, pleit internationaal nog niet voor legale wiet. ‘Dat is een heel moeilijk gesprek, dat hij behoedzaam en met nederigheid moet voeren’, zegt Fijnaut. ‘Hij kan dat niet als hij in de rug wordt geschoten door een groep radicale burgemeesters, die hem afserveren als een oude man die het niet meer zo goed begrijpt.’

Dit artikel stond eerder in Univers, onafhankelijk magazine van Tilburg University.

Mijn gekozen waardering € -

Marten van de Wier is zelfstandig journalist en communicatieprofessional. Hij heeft speciale aandacht voor duurzaamheid, natuur en onderwijs, en is daarnaast specialist Zuid-Nederland.