Het muziekarchief: Brandend licht Bruce Cockburn – 1991

In deze tijd van corona en lockdown zitten we met zijn allen nog meer voor het scherm. Ter afleiding van social distancing en contactverboden plaats ik hier onregelmatig opvallende verhalen uit mijn tijd als muziekreporter. Those were the days. Veilig te lezen met en zonder mondkapje op.

If a tree falls in the forest, does anybody hear? zong Bruce Cockburn in 1988 op zijn langspeler Big Circumstance, een plaat waarop de Canadese singer/songwriter wijst op de ondergang die dreigt voor de laatste grote natuurgebieden en de gevolgen daarvan voor het ecologisch evenwicht op de planeet aarde.

door C. Cornell Evers , OOR 14 december 1991

Mens en milieu staan bij Bruce Cockburn centraal, in zijn teksten, tijdens zijn werkzaamheden als waarnemer bij ontwikkelingsprojecten en in de beleving van zijn christelijke overtuiging. Op Nothing But A Burning Light, zijn eerste studio-album sinds drie jaar, is de boodschap nog altijd even sterk. In feite komt die erop neer dat deze aarde een prima plaats kan zijn, dus waarom zouden we er niet met ons allen samen de schouders onder zetten in plaats van de zaak nog verder te verkloten. Na twee decennia van bijna constant schrijven, opnemen en reizen is de door T-Bone Burnett geproduceerde langspeler Nothing But A Burning Light voorlopig de kroon op het werk van een bezield mens. De plaat bevat een unieke mengeling van folk, bluesrock en jazzaccenten. Cockburn’s teksten getuigen zonder uitzondering van een warme verbondenheid met de mensen van deze planeet en de aarde die zij bewonen. Nothing But A Burning Light laat een spiritueel mens horen, iemand met een groot religieus bewustzijn en met een diep respect voor zijn omgeving, een man die ondanks een sterke hang naar rechtvaardigheid nooit of te nimmer met een moralistisch vingertje zal zwaaien. Bruce Cockburn horen is als een frisse wind naast al die andere boodschappers en wereldverbeteraars die de popmuziek de laatste jaren heeft voortgebracht en waarvan een flink deel er een tamelijk dubbele moraal op nahoudt. Die komt neer op hier, onder het wakend oog van de media, een lans breken voor de onderdrukten en vertrapten van deze aarde, terwijl er daar, vaak vanuit domme arrogantie, op eigen wijze wordt meegeschopt. Wie de schoen past, trekke hem aan. Niet Bruce Cockburn. Wie hem meemaakt, zal hem een innemende persoonlijkheid vinden, die de pure schoonheid vooral ook in de kleine dingen dicht bij huis zoekt… en vindt. ‘Seen a lot of things in the world outside/ some bad, some good stuff too/ felt the touch of love in the works of God/ and now and then in what people do… Got a women I love and she loves me/ and we live on a piece of land/ I never know quite how to measure these things but I guess I’m a happy man.’

Hij reist veel, als muzikant op tournee en als sociaal activist en internationaal waarnemer. Dat laatste is van grote invloed geweest op zijn artistieke carrière, hoewel meer in tekstueel dan in instrumentaal opzicht. ‘Wat betreft de muziek laat ik me toch vooral beïnvloeden door wat ik thuis hoor. En als ik eerlijk ben, is daar de laatste jaren nauwelijks verandering in gekomen.’
Bruce Cockburn was in Nepal, vóórdat de gewelddadigheden daar begin 1990 losbarstten ‘maar het zat er toen al in dat dat niet uit kon blijven’. Nepal leverde de inspiratie voor vier songs op de langspeler Big Circumstance, waarvan het tot de verbeelding sprekende Tibetan Side Of Town ook zijn weg vond naar een vorig jaar uitgebrachte live-LP. Tibetan Side Of Town gaat over het straatleven in Kathmandu. ‘In die song ben ik heel specifiek met het onderwerp bezig. Het gebeurt echter vaker dat de inspiratie weliswaar uit een bepaald land komt maar dat ik in de song een beetje in het midden laat waar de bron precies was gesitueerd.’
In zijn functie van waarnemer van onder andere OXFAM, een internationale liefdadigheidsorganisatie, bezocht Cockburn behalve Nepal zeker ook een half dozijn keren vluchtelingenkampen in midden-Amerika en recentelijk nog was hij in Mozambique. Wat hij daar precies doet? ‘Rondkijken, proberen de situatie daar te begrijpen en als ik terug ben, een hoop herrie schoppen, in een poging de mensen thuis een beetje op te voeden.’
Met zoveel uiteenlopende activiteiten kan Bruce Cockburn een druk bezet persoon genoemd worden, die het eigenlijk wel goed uitkwam dat hij na Big Circumstance, vorig jaar eerst met een live-plaat uit kon komen, zo geeft hij eerlijk toe. ‘Daardoor had ik tenminste wat meer tijd om materiaal voor een echte nieuwe langspeler te schrijven.’

Zijn bezigheden geven hem ook nauwelijks gelegenheid om zelf nog naar muziek te luisteren. Hij noemt de debuut-LP van Mark Heard, een Amerikaanse singer/songwriter uit de hoek van de gospelrock. ‘Normaal kan ik die christelijke muziek niet uitstaan, zo vervelend, maar deze jongen is echt goed,’ vertelt Cockburn die zelf weliswaar rond voor zijn christelijke overtuiging uitkomt maar zijn geloof wel zoveel mogelijk buiten zijn muziek houdt. ‘Er komt weliswaar steeds meer variatie in gospelrock en aanverwante soorten muziek, er wordt uit steeds meer stijlen geput, maar de groepen die zich met die muziek bezighouden, hebben zelf nauwelijks of niet het lef om zich op het scherp van de snede te wagen. Welk christelijk festival je ook bezoekt, het enige wat je tegenkomt, is muziek die je allemaal eerder hebt gehoord. Nooit zul je iemand horen die iets speciaals doet en juist in de christelijke scene zou dat wel moeten gebeuren. En het kan. U2 is het klassieke voor de hand liggende voorbeeld. Zij manifesteren zich niet echt als een christelijke act maar het is algemeen bekend dat zij het op een of andere manier wel zijn, wat dat voor hen ook mag betekenen.’
Of teveel christelijke groepen zich laten voorstaan op het feit dat ze christenen zijn? ‘Misschien. Ik wil daar echter niet al te hard over oordelen. Die mensen proberen een boterham te verdienen, in overeenstemming met hun overtuiging. Door zich als christelijke artiesten te presenteren, hopen ze een christelijk publiek te bereiken en willen ze voorkomen dat er valse verwachtingen worden gewekt over wat ze doen. Daar is dus niets verkeerd aan. Het probleem is dat christelijke rock, zeker in Amerika, big business is, niet zozeer vanuit het standpunt van de artiesten bekeken maar vanuit de uitbaters, de platenmaatschappijen. Het is niet echt zuiver wat daarmee gebeurt.’
Presenteer jezelf als christelijk artiest en het geld stroomt binnen? ‘Nee, zo zit het niet… Ik zie de noodzaak niet om jezelf als christelijk artiest te promoten. Je bent artiest en je bent christen en dat laatste zou vanzelf in de muziek duidelijk moeten worden. Er zijn echter een hoop mensen in de christelijke rockscene die uit de seculiere richting afkomstig zijn en die zich op een of andere manier van hun achtergronden willen ontdoen, daarmee breken. Dat is iets heel persoonlijks, denk ik, maar wat daardoor ontstaat, is een muziekscene die door zakenmensen enorm wordt geëxploiteerd. Het grootste deel van de artiesten zelf is, denk ik, wel eerlijk. Dat verandert echter niets aan het feit dat wat ze doen, zo stomvervelend is.’
Wordt hijzelf veel gevraagd voor christelijke festivals? Bruce Cockburn lacht vriendelijk achter zijn ronde brillenglazen, blaast een flinke wolk sigarettenrook uit, neemt een slok bier en zegt: ‘Ik gebruik te vaak het woord shit in mijn songs.’

Mijn gekozen waardering € -

Ex-muziekjournalist. Ruilde in de jaren 90 redactiestoel muziekblad OOR in voor een hangmat in de Amazone, Dancin' Fool.