Het oorlogsverleden van de Amsterdamse straten

Met het boek Atlas van een bezette stad van journalist Bianca Stigter wandel je als het ware met een historische virtual reality bril op door de werkelijkheid van vandaag. Er verschijnt een extra laag over het bekende decor van de Amsterdamse straten: van de bezetting in de Tweede Wereldoorlog. Welk oorlogsverleden ligt verscholen in de straten en achter de gevels? 

Atlas van een bezette stad is anders dan een reguliere topografische atlas niet opgebouwd uit kaarten, maar uit beschrijvingen van adressen. Adressen waarover de auteur in de talloze archieven en literatuur die zij raadpleegde iets heeft kunnen vinden dat zich ter plaatse afspeelde ten tijde van de bezetting. Het boek is ingedeeld in beschrijvingen van adressen per wijk, aangeduid door de postcode en voorzien van talloze zwart-wit foto’s, handgetekende plattegronden en overzichtskaarten. Iedereen die ik het boek in handen heb zien nemen, doet direct één ding: opzoeken wat er gebeurd is in de buurt of op het adres waar de lezer zelf woont, werkt of naar school gaat. Zelden heb ik een historisch boek ervaren dat zo toegankelijk is en zodanig tot de verbeelding spreekt dat de lezer er onmiddellijk een verbintenis mee aangaat.

Nadere beschouwing van de pagina’s leert hoe dicht bewoners, onderduikers, verzetsstrijders, NSB’ers en de Duitse bezettingsmacht in de stad op elkaar hebben gezeten. Er zijn straten waar alleen al puur geografisch gezien een ondragelijke spanning voelbaar moet zijn geweest. De plek waar de boekpresentatie van Atlas van een bezette stad vorig jaar plaatsvond, maakt de tastbare werkelijkheid van de inhoud van het boek direct duidelijk. Plaats van handeling was het Gerrit van der Veen College in de gelijknamige straat in Zuid – die na de oorlog de naam van deze verzetsman kreeg.

Voor de oorlog was hier een meisjes HBS gevestigd, maar aan het begin van de oorlog werd het pand direct door de bezetter gevorderd en werd de Amsterdamse afdeling van de Sipo-SD (Sicherheitspolizei en -dienst) gevestigd op nummer 99. De straat heette toen de Euterpestraat. ‘Naar de Euterpestraat gebracht zijn’ – dat was het begin van het einde, zoals opgetekend staat in de Atlas. Het was voor de aanwezigen bij de boekpresentatie beslist een surrealistische ervaring om deze geschiedenis te horen terwijl zij bijeen zaten in de aula van een middelbare school waar tegenwoordig de havo- en vwo-scholieren hun fietsen stallen in de kelder waar in de oorlog gevangenen gemarteld werden. De leerlingen waren betrokken bij de boekpresentatie en hadden aan de hand van het boek onderzoek gedaan in de buurt waar hun school is gevestigd. Beklemmend is het om te lezen dat in dezelfde straat als de Sipo-SD ook onderduikers en verzetsmensen woonden en op een zolder op een stencilmachine De WaarheidHet Parool en De Vrije Katheder uitgedraaid werden.

Oostelijk Havengebied

Dat het Oostelijk Havengebied nog niet bewoond was in de oorlog, wil niet zeggen dat het geen rol speelde tijdens de bezetting. De havenactiviteiten lagen stil en alle Nederlandse schepen waren naar Engeland gevlucht. Het gebied werd omgevormd tot een logistiek knooppunt voor de bezettingsmacht. Op de Borneokade werden door de bezetter in een loods zeemijnen opgeslagen. De Kriegsmarine nam het Algemeen Handelsdepot in gebruik op de Cruquiusweg 25, evenals de aan deze weg en de Zeeburgerkade gelegen pakhuizen Zondag tot en met Zaterdag. In loodsen op de Javakade werd op de zwarte markt verkregen metaal en leer dat bestemd was voor de Duitse oorlogsindustrie opgeslagen evenals voedsel voor het Duitse leger in het Wehrmachtsverplegungshauptambt. In loodsen van de KNSM op de Levantkade werden achtereenvolgens in mei 1940 NSB’ers en Duitsers opgesloten, in 1944 in Rotterdam bij een razzia opgepakte mannen die in Duitsland moesten gaan werken en op 7 mei 1945 kwam er een gevangenkamp voor collaborateurs en anderen die ‘fout’ waren geweest. In loods Argentinië op de Oostelijke Handelskade werden inboedels van gedeporteerde Joden opgeslagen die later verscheept zouden worden naar Duitsland voor zijn burgers.

Het Lloyd Hotel op de Oostelijke Handelskade en bijbehorende loodsen werden door de bezetter voor verschillende oorlogsdoeleinden ingezet. De Atlas doet hier uitgebreid verslag van, evenals van de vele andere door de Duitsers geconfisqueerde loodsen in het Oostelijk Havengebied. Tegen het einde van de oorlog werden in het Oostelijk Havengebied de haveninstallaties verwoest, kademuren, transporteurs en loopkatten vernield en werden de scheepskranen opgeblazen door een uit Duitsland overgekomen Sprengkommando. De Stadsrietlanden waren het rangeerterrein van de Nederlandse Spoorwegen waarvandaan transporten naar Westerbork vertrokken. Bij name genoemd slachtoffer in dit deel van de Atlas is de dertienjarige Keesje Brijde die op 13 december 1944 overleed na neergeschoten te zijn bij het zoeken naar sintels op het rangeerterrein dat deel uitmaakte van het Sperrgebiet. Er is een gedenkplaats ingericht op het naar hem genoemde plantsoen op Sporenburg.

Indische buurt

De Indische buurt was ook tijdens de oorlog een wijk waarin veel mensen woonden, naar school gingen, werkten en zich van de noodzakelijke levensmiddelen probeerden te voorzien. De voorvallen die worden beschreven bij de adressen laten ook in deze wijk zien hoe dicht bewoners en bezetters op elkaars lip zaten en oorlog en dagelijks leven op een steenworp van elkaar verwijderd waren. Op Balistraat 48 was in een school het uitgiftelokaal van de centrale keuken, verderop in de Balistraat op nummer 106 II was een bergplaats voor wapens onder de woning die in 1945 door de Sipo-SD werd ontdekt. De Tweede Ceramstraat 19 was de wijkpost van de Luchtbeschermingsdienst. ‘In totaal konden ongeveer 41.000 mensen in Amsterdam in openbare schuilplaatsen een zitplaats vinden; als ze bleven staan was er plek voor 50.000.’ Halmaheirastraat 4 II was de woning van een Joodse bakker en medewerker van De Waarheid die in 1941 werd opgepakt en in 1944 in Auschwitz is vermoord. Madurastraat 35 II was het onderduikadres van een onderwijzer die toen hij moest verkassen de bibliotheek met boeken over het Nederlandse Jodendom van zijn grootvader verstopte in zijn nieuwe schuilplaats. Op Timorplein 21 was de Derde Ambachtsschool gevestigd. ‘In 1941 moesten meer dan honderd Joodse leerlingen van deze school vertrekken.’ Ab Caransa was de enige overlevende van deze groep en schreef er een boek over. Het Flevopark heette destijds Zuiderzeepark. ‘In 1942 liet de gemeente in het park aardappels poten. In 1943 vond men hier de lijken van zes Engelse vliegers, wier vliegtuig was geraakt door het afweergeschut en in de lucht was geëxplodeerd.’ Waar in juni 1944 nog melding wordt gedaan over een verbod op het plukken van bloemen in het park, verdwenen in de Hongerwinter bijna alle bomen uit het park.

Zeeburgereiland

De plek waar nu nieuwbouwwijken als de Sportheldenbuurt verrijzen was tijdens de oorlog een strategisch gelegen militair- en vliegveldterrein dat ook na de oorlog een tijdlang een militaire en luchtvaartbestemming bleef, totdat in de jaren tachtig Rioolwaterzuiveringsinrichting Oost er gevestigd werd. De Atlas vermeldt over Zeeburgereiland tijdens de bezetting: ‘Het hele eiland werd na de Duitse inval omgevormd tot Fliegerhorst Schellingwoude, de grootste basis voor Duitse watervliegtuigen in Nederland. De vliegtuigen werden ingezet voor de kustbewaking, om zeemijnen te leggen, maar ook om piloten en marinepersoneel te redden uit de Noordzee en het IJsselmeer. Op het eiland legden de Duitsers wegen aan en bouwden ze hangars, barakken, bunkers en een munitiedepot. Vrijwel alles werd verborgen onder camouflagenetten. Er was ook een militair hospitaal.’ De Atlas laat niet onvermeld dat Jan Budding en Wiet Abercrombie uit Amsterdam-Noord ’s nachts een keer naar het Zeeburgereiland roeiden en gaatjes boorden in de drijvers van een aantal watervliegtuigen. Dit is een van de vele individuele voorbeelden waarmee het lijvige boek doorspekt is. Voorvallen die op menselijke schaal tonen wat het betekende in Amsterdam te wonen tijdens de bezetting.

De Atlas is een stadstopografie van feitelijkheden die samengebald op de pagina’s niet alleen het decor tonen, maar ook de lotgevallen van bewoners en bezetters die samen in deze duistere episode van de stadsgeschiedenis de straten bevolkten. De auteur heeft met haar bewonderenswaardige monnikenwerk een even belangwekkend als toegankelijk monument geschapen voor alle Amsterdammers. Het is een gedenkteken waar je doorheen kunt lopen door de straten van vandaag met de ogen van een verleden dat grotendeels nog recht overeind staat.

Mijn gekozen waardering € -

Ik ben freelance journalist en schrijver. Mijn schrijfportfolio en contact kun je vinden op www.ecri.amsterdam