Hoe een Cubaanse kapster mij een spiegel voorhield

Ja, in het dagelijkse media-spektakel van formatie- en oorlogsgeweld bezoeken mensen gewoon een kapper. Tot mijn geluk vond ik begin dit jaar een kapster waar de gebruikelijke chit-chat achterwege bleef en ik zonder ongemak in stilte in de kappersstoel kon plaatsnemen. Dit keer, vanwege de melancholie van de bevreemdende december-zon, wie zal het zeggen, besloot ik het dichter bij huis te zoeken. In het kleine eilanddorp een paar kilometer verderop. Daar zijn immers ook kappers. Dat december de maand is van beschouwing werd hier, onbedoeld, nog eens benadrukt.

Ze vroeg waar ik vandaan kom. “Niet uit Spanje”, zei ze luisterend naar mijn accent. Toen zij op haar beurt vertelde dat ze uit Cuba kwam en ik, ergens ver bewust van de eventuele gevoeligheid hiervan, vertelde over een boek dat ik jaren geleden las over haar geboorteland, denderden de woorden als een waterval uit haar mond. Ze was niet meer te stoppen. Ondertussen geconcentreerd knippend, dan weer even pauzerend om mij in de spiegel aan te kijken en haar woorden kracht bij te zetten.

Fidel Castro’s dochter

De verhalenstroom kwam juist op gang toen ik zei dat het boek, een memoir, geschreven was door de dochter van Fidel Castro, Alina Fernández, een kind dat pas op haar tiende wist dat Fidel haar vader was en die een boekje open doet over de erfenis die hij zijn land naliet. Gabriella – niet haar echte naam – reageerde hierop dat ze niet zonder reden haar geboorteland is ontsnapt, dat haar overigens alleen lukte omdat ze een Spanjaard ontmoette en met hem trouwde. 

Haar familie zal nooit naar Spanje kunnen emigreren. Dat kan alleen op uitnodiging. Gabriella moet binnen een aantal jaar terug naar Cuba om privé-bezit veilig te stellen. Als ze dat niet doet, wordt ze onteigend, zo vertelde ze me. Haar neefjes en nichtjes hebben vaak honger, er is niet genoeg geld voor ontbijt. Haar familie, met salarissen van zeven euro, moet kiezen tussen brood of een avondmaaltijd. Zes maanden nu hebben zij geen brood kunnen kopen. De schaarste is nauwelijks voor te stellen. De rijen voor de supermarkt, waar meer lege schappen zijn dan gevulde. En als de schappen al zijn aangevuld zijn dat vaak niet eens gezonde en voedingsrijke voedingsmiddelen. Oneindig drinkwater, een basisbehoefte, is een droom voor vele Cubanen. 

Oorlogszone in Havana

Nadat ze klaar is met mijn haar, laat ze filmpjes zien op haar mobiel. Beelden van bijna lege supermarkten, met prijzen door de inflatie zo hoog dat een klein pakje wasmiddel al gauw twintig dollar kost. Ik zie huizen waarvan de ramen ontbreken, met halve muren, waar desondanks mensen wonen. Een foto van een straat in Havana die zo uit een oorlogsgebied lijkt te komen. Een beeld dat, aan de grote hoeveelheid puin te zien, afkomstig zou kunnen zijn uit het huidige Gaza.

Ik zie apotheken met zeer beperkte geneesmiddelen beschikbaar. Een armoede zo groot dat je je niet kunt voorstellen hoe het voor deze Cubanen moet zijn om een Spaanse supermarkt binnen te stappen. De verscheidenheid aan producten met normale prijzen. Of Nederlandse supermarkten die nog beter weten uit te blinken in overdadigheid en welvaart dan dat de Spaanse doen. Waar Nederlandse kinderen hun ouders aan hun kop zeuren over de nieuwste iPhone, lopen kinderen hier op stukgelopen schoenen en gaan ze met honger naar bed. Ze laat me nog meer video’s zien van Cubanen met diepe rimpels in hun vermoeide gezichten. “Dat zijn de fysieke tekenen van voortdurende armoede en zorg”.

“De politiek houdt de mensen straatarm. Niets gaat naar de bevolking”, zegt ze gepijnigd. Het communisme in Cuba is een dodelijk systeem. Daar waar luxe hotels aan prachtige stranden huisvesten, werken veelal Aziaten. De gewone Cubaan vindt er geen werk. Gezondheidszorg en onderwijs zijn in Cuba gratis. Fantastisch toch, beweren Castro’s bewonderaars nogal eens. “Maar tegen welke prijs?”, vraagt ze zich hardop af en kijkt me via de kappersspiegel streng aan.

Vergane glorie

Verhalen van mensen die ik ken en Cuba eens bezochten, doemen ondertussen op. Het eiland dat geroemd wordt om de beelden die stammen uit een verloren tijd, de nostalgische auto’s, de gebouwen met de charme van vergane glorie, de rum (Cuba libre!) de salsa, de kleuren, de zon, de onbezonnenheid van een eiland, maar onder die façade gaat een diepe armoede schuil. Ze brachten allerlei spullen mee voor met name kinderen. Pennen, potloden, schriften, schoenen, kleding. Dit zou de enige manier zijn om de bevolking te helpen. Ook Gabriella zegt dat. 

De Cubaanse revolutie in 1953 heeft het eiland bovendien in een opvolgende dictatuur gestort, waar Cubanen achter de tralies belanden als ze de moed hebben om zich uit te spreken tegen de autoriteiten. Het ‘Che’ Guevara-revolutionisme wat in bepaalde kringen nog steeds heldhaftig is, strijdend tegen de uitbuitende machten, ook van de machtige Amerikanen, heeft niet het bevrijdende ideaal gebracht wat de guerrilla’s destijds voor ogen hadden. Het eiland bevindt zich op z’n zachtst gezegd in een voortdurende economische crisis met tekorten aan alles.

Bewondering voor radicaal-rechts

“Gracias a Dios estoy aqui”, zucht Gabriella. “Dankzij God ben ik hier”. Ze toont bewondering voor de Spaanse ultra-rechtse politieke partij Vox. Het beschermen van bezit, het stimuleren van de economie, het zorgen voor werkgelegenheid, nationalisme, voor haar zijn dat de belangrijkste onderwerpen voor een politiek beleid waarvoor alles zou moeten wijken en dat vindt ze bij ultra-rechts. Het klinkt tegenstrijdig, daar waar radicaal-rechtse partijen beperking van immigratie als één van de hoofdthema’s hebben. Zij is als immigrant vier jaar geleden toch ook naar Spanje gekomen (daarvoor heeft ze wel eerst moeten trouwen).

Haar familie zal ze niet vaak zien. Ik zie een ingehouden verdriet, grenzend aan een bijna stille woede, wanneer zij over haar achtergebleven familie praat. Zij heeft wél genoeg te eten. Voor haar is er wél elke dag brood. Zoveel als ze wilt. Kan ze nog wel genieten van haar vrijheid, van de rijkdom van dagelijks voldoende eten en drinken, die ze nu heeft? Het moet pijnlijk zijn. Tranen wellen bij me op en ik kan niet anders dan haar te omhelzen.

Pijnlijke kloof

Later toen ik thuis kwam, zocht ik op social media naar #Cuba en de meest wonderschone, kleurrijke beelden kwamen voorbij. Dromerige kustlijnen, een bruisend Havana waar alles mogelijk lijkt. Promotiepraatjes van een niet-Cubaanse jonge vrouw om het eiland te bezoeken, waar ze home cooked meals laat zien die zo authentiek lekker zouden smaken. Dat zal best, maar niet voor de arme Cubaan die amper te eten heeft, dacht ik. Het contrast met wat ik in die laatste uren gehoord had, ontvouwde zich vol ongeloof op mijn scherm. Een kloof tussen arm en rijk die zo pijnlijk is dat je maag begint te protesteren. De wereld vol vrolijkheid en optimisme daar waar arme bewoners moeten zien te overleven. 

Dat er Nederlandse kinderen zijn die klagen over wat hun moeder hen ’s avonds voorschotelt, of die weer eens met ouders naar een restaurant gaan voor een dikke biefstuk, met blikken vastgeplakt aan het nieuwste telefoonscherm (abonnement betaald door pap en mam) is moeilijk te verteren na de verhalen die ik zo even hoorde. Een simpel bezoek aan de kapper werd een bezoek met een blik in de spiegel, ongemakkelijk, droevig, maar vooral met hernieuwde waardering voor mijn eigen leven. Gabriella en ik leven hier. 

Beeld: XH_S/Unsplash

 

Mijn gekozen waardering € -

Schrijft op Mallorca over groen en eenvoudig leven, klimaat, natuur, (Spaanse) politiek, mensen- en dierenrechten. Voorheen jurist in Nederland. Ook te volgen op haar blog www.evalunes.com