Je had één kans om de kunstsubsidies duurzaam te verbeteren…

Half september valt de beslissing officieel, maar achter de schermen is zij al genomen. Nederland krijgt een hele kleine culturele basisinfrastructuur voor de podiumkunsten, en een heel erg groot fonds waar iedereen die toneel, dans, mime of muziek wil maken bij moet aankloppen. Ik heb de afgelopen tijd wat rondgevraagd, en dat wordt het dus. Zo kan de politiek geen verstorende invloed meer hebben op het fragiele systeem van kunstsubsidies.

 

Een groot toneelgezelschap met internationale allure en een vaste standplaats, geflankeerd door een groot toneelgezelschap met nationale allure en een verplichting om zoveel mogelijk schouwburgen in Nederland van echt repertoire te voorzien. Zo hebben we de opera al georganiseerd, de dans eigenlijk ook, dus waarom zou je in de toneelwereld nog een infrastructuur overeind houden met in zes stedelijke regio’s een toneelvoorziening.

De rest van het land wordt van toneel-, dans- en mimekunst voorzien door ‘makers’ die per product, of voor 2 of vier jaar, ondersteund worden om iets te maken. Mits dat natuurlijk voldoende gespreid wordt over het land. Ze worden nog steeds betaald per speelbeurt. Het is nog even de vraag of de subsidiegever eist dat alle medewerkers voor alle gemaakte uren ook een reëel salaris ontvangen. Dat heeft weer gevolgen voor het aantal initiatieven dat uiteindelijk geld krijgt.

Blauwdruk lag klaar

Dit plan is het afgelopen jaar in de week gelegd bij het ‘veld’. Tijdens een serie ‘gesprekken’ mochten ‘stakeholders’ hier en daar iets bijslijpen. Het voeren van de gesprekken werd speels in handen gelegd van een groep jonge kunstenaars, die zo zelf over hun eigen toekomst leken te mogen meedenken. Met nadruk ‘leken’, want de blauwdruk lag allang bij de Raad voor Cultuur, Fonds Podiumkunsten en belangenorganisatie Kunsten ’92. Het hoefde alleen maar ingemasseerd te worden. Dat is in ieder geval de indruk van mensen die bij de gesprekken aanwezig waren.

Er werd ook verder gedacht, bij de betrokken directies, eventjes. De consequenties daarvan zouden echter slecht zijn voor de werkgelegenheid bij opleidingen, theaters, gezelschappen, fondsen en overheden. Ook zouden reorganisatieprocessen die al in gang waren gezet weer op de schop moeten. Iedereen had eigenlijk ook een beetje behoefte aan rust in de tent.

Het huis staat in brand

Toch is dat jammer. De huidige noodtoestand in de kunsten, ontstaan door de draconische kortingen op de subsidies in 2012 en de daarmee gepaard gaande verslechtering van de relatie tussen publiek en makers, vereiste extremere maatregelen. Het huis staat immers in brand. Dan is het niet voldoende om in bad te gaan liggen om de vlammenzee te overleven. Dan wordt het tijd om naar buiten te rennen en te werken aan nieuwbouwplannen.

Die nieuwbouwplannen waren er. Zelfs bij het Fonds Podiumkunsten leefde de gedachte dat dit grote centraal georganiseerde instituut zichzelf misschien wel zou moeten opheffen, ten gunste van een veel decentraler georganiseerd subsidiesysteem. Immers: in Nederland, en zeker in Europa, worden de steden steeds belangrijker. Burgers identificeren zich steeds vaker als ‘Rotterdammer’,  ‘Berliner’ of ‘Marseillais’ dan als Nederlander, Duitser of Fransman. In de steden is ook behoefte aan een goede lokale culturele infrastructuur van kleine en grotere presentatieplekken, musea en opleidingen.

Matchmakers

Niemand heeft uiteindelijk de stap durven zetten om niet alleen het geld, maar ook beslissingsbevoegdheid te geven aan de steden. In plaats daarvan zijn nu matchmakers aangewezen die als een moderne ‘revisor’ gaan uitzoeken hoe dat nou werkt, zo’n lokale cultuursector.

Wat het jammerst is: de reisverplichting gaat niet worden afgeschaft. Met de grote centrale fondsen, met Toneelgroep Amsterdam als boegbeeld en het Nationale Theater als reisgezelschap zijn we er nog niet. Al die kleine groepen, die jonge makers, maar ook die onafhankelijke makers, krijgen nog steeds subsidie op basis van het aantal verschillende zalen dat ze aandoen met hun werk. Het zeventig jaar oude spreidingsideaal wordt kunstmatig in leven gehouden. Terwijl juist daar de podiumkunsten aan ten onder gaan.

Niemand blij

Waarom een klein en experimenteel gezelschap dwingen om in het busje te stappen op een reis die ze zal voeren langs kleine theaters die elke avond een ander experimenteel gezelschap presenteren aan een selecte groep liefhebbers? Niemand wordt daar blij van. Er is onvoldoende reuring om veel publiek te trekken. De fans moeten ook maar net die avond kunnen en iedereen moet sowieso morgen weer aan het werk.

Zonder reisverplichting zouden theaters en kunstenaars echt kunnen gaan samenwerken. Er zou ook een echt publiek kunnen worden opgebouwd. En dan heb ik het niet over vijf dagen achter elkaar dezelfde club met dezelfde programmering in huis, maar vijf weken. Dan zal er ook wel eens een mindere avond tussen zitten, maar krijgt iedereen wel de kans het te gaan zien.

Pauperparadijs

Het land geeft zelf al aan dat het er klaar voor is. Soldaat van Oranje trekt al een halve eeuw de Nederlandse musicalsector leeg vanuit een onbereikbare hangar in de duinen. Tom de Ket schreef 40.000 mensen naar een obscuur openluchtmuseum in Drenthe voor Het Pauperparadijs. Greg Nottrot zit twee weken elke avond volle bak op een weitje bij een bouwterrein in Leidsche Rijn. Mensen boeken hotels om festivals in uithoeken van het land te bezoeken.

De lokale kwartiermakers, matchmakers of wat dan ook van het centrale fonds podiumkunsten gaan iets doen wat in 1970 zinvol was geweest. Inderdaad zou het opheffen van de reisverplichting, in combinatie met de terechte inkomenseis voor gesubsidieerde makers, banen kosten. Theaters in kleine steden komen in de problemen en het leidt gegarandeerd tot een vermindering van het aanbod. Dat is bitter en eng. Het zou wel mooi zijn geweest als in ieder geval iemand wat langer met die gedachte had durven spelen.

Nachttreinen

De subsidiegever moet verder natuurlijk wel eisen dat een club die subsidie wil hebben ook zorgt dat in organisatie en aanbod de bevolking van de stad weerspiegeld wordt. Geen gemaar. Is je regio een witte enclave, doe je alles wit. Ben je Rotterdam, zul je echt iets moeten met de 140 nationaliteiten die daar rondlopen.

Over het andere ding heeft de kunstwereld helaas niets te zeggen, maar het zou een enorme boost zijn voor de sector: frequente treinen die tot diep in de nacht passagiers naar alle uithoeken van het land en terug vervoeren. Nu moeten de kunstenaars een dag in de file staan met hun decorspulletjes. Voor vijftien man in Stadskanaal. Het is economischer om die 15 man in Stadskanaal met de trein naar Groningen te laten gaan.

Voor mij, als Utrechter, wordt uitgaan in Groningen opeens een reële optie. En omgekeerd ook. Laat het publiek naar de kunst komen, maar geef ze wel de kans. Het zou trouwens ook heel goed zijn voor schrijvers van recensies, maar dat is weer een ander verhaal.

Mijn gekozen waardering € -

Coöperatie van journalisten én lezers. Sinds 2009.