Oma’s zeiden het vroeger al: een mens heeft baat bij Reinheid, Rust en Regelmaat. En zij hadden het weer van hún oma, want de drie R’en waren al in de 19de eeuw populair. Begin 20ste eeuw, in 1916, verscheen het gelijknamige boekje van Aafke Gesina van Hulst, pionier van de Nederlandse wijkverpleging. Dat was ‘een beknopte uiteenzetting, hoe moeders hare zuigelingen op de minst omslachtige wijze goed kunnen verzorgen’. Daar profiteerde het hele gezin van. De gedachte erachter was: voor het kind, maar ook voor de ouders is het veel gezonder om een vast ritme in de dag aan te brengen.
Ook de oma van voedingswetenschapper Gerda Pot hield van regelmaat en structuur, zeker als het om eten ging. Ze bereikte de respectabele leeftijd van 94 jaar. Dat maakte kleindochter Pot nieuwsgierig: zou je het best op vaste tijdstippen kunnen eten?
Pot, werkzaam bij de Vrije Universiteit in Amsterdam en bij het King’s College in Londen, besloot dat te gaan onderzoeken. Dat deed ze door gegevens te bestuderen van 5.362 Britse babyboomers, het zogenaamde 1946 British birth cohort. ‘Tot mijn verbazing bleken mensen die op vaste tijdstippen eten minder vaak het metaboolsyndroom te ontwikkelen, een combinatie van overgewicht, een hoge bloeddruk, diabetes en een te hoog cholesterol. Zelfs als ze méér calorieën aten.’
Het heeft volgens Pot te maken met onze biologische klok. In de jaren zeventig vonden wetenschappers die in onze hersenen. Om precies te zijn: in een piepklein gebiedje in de hypothalamus. Daar zit de hoofdklok, die vooral ons dag- en nachtritme stroomlijnt. Lichtreceptoren in de ogen geven de hersenen een seintje als het tijd is om wakker te worden. En als het donker wordt, zorgt de hoofdklok ervoor dat we het slaaphormoon melatonine aanmaken.
Naast de hoofdklok hebben ook onze organen kleine biologische klokjes, vertelt Pot, die helpen om het ritme vast te houden. Die kleine klokjes zijn net zo stipt als haar oma: als er een maaltijd wordt overgeslagen, slaan ze alarm. Net als wanneer er ’s avonds om elf uur opeens hapjes op tafel komen, als dat anders niet gebeurt. De voedselverwerking raakt in de war en je wordt dik. Pot: ‘Als je echt slank wilt blijven, kun je natuurlijk beter helemaal niet snacken. Maar je kunt nog beter élke avond snacken – niet te veel natuurlijk – dan af en toe een keer.’
‘We leven in een voedingsjungle. Eet- en leefregels helpen om jezelf daartegen te beschermen.’
Ho! Stop! Dat laatste is ‘een levensgevaarlijk en oliedom advies’, meldt internist Frank van Berkum van de Ziekenhuisgroep Twente. ‘Zeker als je diabetes hebt en obees bent, zoals veel van mijn patiënten. Die zouden twee, maximaal drie maaltijden per dag moeten eten.Niet alleen omdat dat biologisch beter is, maar zo wapen je jezelf ook tegen alle verleidingen. Op elke hoek van de straat is eten te krijgen. We leven in een voedingsjungle. Eet- en leefregels helpen om jezelf daartegen te beschermen.’
Van Berkum ziet in zijn spreekkamer veel mensen met diabetes en overgewicht. ‘Wat opvalt is dat ze vaak op wisselende tijden eten. ‘Druk druk druk, ik vergeet soms te eten’, zeggen ze. Dat halen ze dan later in.’ Op een moment dat de biologische klokjes eigenlijk op een andere activiteit staan afgesteld, zoals slapen. Wie een nacht wakker ligt, eet de volgende dag zo’n 400 kilocalorieën meer. Nog meer reden dus om naar oma te luisteren.
Dit artikel werd eerder gepubliceerd in de Volkskrant (©).