Museum MORE toont het raadselachtig universum van schilder Jan Worst

Deze zomer hoopt schilder Jan Worst zijn zeventigste verjaardag te vieren. Een mooie aanleiding voor de solotentoonstelling A Curious Universe, waarmee Museum MORE zijn werk in retrospectief belicht.

Mooie, meestal jonge mensen in grote salons of bibliotheken, omringd door antiek meubilair − ziedaar de dominante onderwerpkeuze van kunstenaar Jan Worst. Hoewel, op het eerste gezicht spelen juist de decors de hoofdrol. Weelderige interieurs met glinsterende kroonluchters, glanzende parketvloeren, statige boekenkasten, veelvuldig reflecterende spiegels, bloemrijke tapijten, gedrapeerde gordijnen en wat dies meer zij. En daarin dwalen eigentijdse, introvert ogende personages rond, hangen verwezen op sofa’s, hurken halfnaakt op een tafeltje, knielen op het dressoir of liggen op het biljart.

Spiegels

In eigen land is Jan Worst (Heerenveen, 1953) tot dusver minder geëerd dan in het buitenland. Maar A Curious Universe gaat daarin ongetwijfeld verandering brengen. Voor ’s mans eerste museale tentoonstelling wereldwijd liet Museum MORE 46 schilderijen aanrukken, waaronder veel buitenlandse bruiklenen, tot uit Hongkong aan toe. Conservator Julia Dijkstra nam het initiatief. Vormgever Vanessa van Dam en architect Paul Toornend maakten er een wonderschoon geheel van, met behulp van 22 spiegels én in overleg met Jan Worst en diens broer Ids.

Decadentie

Een van de sprekers bij de officiële opening is de welbespraakte Britse publicist, curator en verzamelaar Adrian Dannatt, die een essay voor de catalogus schreef. Hij herinnert zich de eerste kennismaking met het werk van Worst en de schok die het hem gaf. “En tegenwoordig zijn er zóveel verschillende dingen te zien in de kunst, dat zo’n schok erg zeldzaam is.” Niet alleen was hij geraakt door Worsts verbluffende, zelf uitgevonden schildertechniek, maar vooral door de vraag die zich opdrong: wat betekent het, waar gáát dit over, kortom: “What the hell is going on?!” zoals Dannatt theatraal uitroept. “Is dit een viering van luxe, decadentie en sociaaleconomische ongelijkheid, of is het juist kritiek daarop?” Want Hollanders, meent hij, zijn immers juist afkerig van superioriteitsgevoel, Hollanders vinden rijkdom toch gênant, Hollanders zijn – hij zegt het maar even recht voor z’n raap – “…aggressively ordinary!” Gelach.

Ooit noemde Carel Willink zijn eigen werk ‘fantastisch realisme’, al sprak hij tevens van ‘imaginair realisme’. Beide termen lijken eveneens van toepassing op de stijl van Worst. In elk geval wijst de kunstenaar het label fotorealisme uit de jaren zeventig en tachtig resoluut van de hand: “Ik schilder niet een neutraal beeld van bijvoorbeeld een auto, een straat of een benzinestation,” zegt hij tegen journalist Joke de Wolf, die hem interviewde voor de catalogus. “Ik werk meer als een spelend kind. …Ik maak mijn eigen wereld, als in een soort dagdroom. Freud beschrijft ook ergens hoe het kind (…) de dingen in een nieuwe orde plaatst, zodat het voor het kind de werkelijkheid wordt. Als je dat als volwassene doet, heet het fantasie.”

Worst legt ook uit hoe hij beeldmateriaal verzamelt uit diverse interieur- en modeglossy’s, om aan de hand daarvan zijn eigen voorstelling in verf te ‘monteren’ zoals hij het noemt. ”Het gaat om ruimtes en licht, en mensen die ergens naar kijken. Het gaat erom dat het raadselachtig is.”

Oedipuscomplex

Freud komt overigens in meer opzichten om de hoek kijken. Zo zien we regelmatig een mooie vrouw en een of meer kleine jongens binnen één schilderij: Confidente (1988), Kinderszene (1990), In ’t voorbijgaan (1994), The Final Gaze (2002), Lost Connections (2003), The Generous Friend (2006) en jazeker: ook op The Great Rain Cloud (2008, met een wandtapijt over de ark van Noach) hangt rechtsonder een klein jochie achterover, starend naar de centrale vrouwenfiguur die weer een soort doos van Pandora bewaakt. Zo kun je nog vele vrouw-en-jongens-ensceneringen opsommen, waarbij je niet ontkomt aan de associatie met het Oedipuscomplex. Maar dit wordt alweer interpretatie, en je kunt je afvragen of dat de bedoeling is.

Tristesse

Jan Worst vertelt verhalen in olieverf, zijn titels geven daarbij enige richting, maar het plot kom je niet te weten. Een ‘viering’ van luxe en decadentie lijkt sowieso uitgesloten − of het zou een louter ambachtelijke, picturale viering moeten zijn; een zich wentelen in de weelde aan kleuren, details en perspectivische foefjes. Kritiek op rijkdom en sociale ongelijkheid? Nee, en toch: tussen de scharlakenrode portières, gepolitoerde meubels en gouden ornamenten schemert een onmiskenbare tristesse. Refereerde conservator Sito Rozema in zijn toelichting niet aan de literaire invloeden van Marcel Proust en Thomas Mann, die inzoomden op de hypocrisie van de welgestelde burgerij?

Tegelijk zijn daar subtiele verwijzingen naar oude meesters; zie bijvoorbeeld het virtuoze spel van zonlicht en schaduw op een Vermeer-doorkijkje als Cicerone (1997). En verderop, bij Wishful Scrutiny (2019), voel je weer de vibes van de Neue Sachlichkeit… Slechts één ding is zeker: bij alle kriskras gedachtesprongen blijft A Curious Universe een luisterrijke lust voor het oog.

Museum MORE, Gorssel. Nog te zien t/m 29 oktober 2023

Mijn gekozen waardering € -

Van Friese afkomst, maar geboren en getogen op de Veluwe. Na het gymnasium deed ik één semester Nederlandse taal- en letterkunde aan de Rijksuniversiteit Groningen. Daarna belandde ik op het conservatorium in Zwolle (nu ArtEZ) en begon als muziekstudent met het recenseren van concerten en cd's. Na mijn eindexamen verbreedde dit schrijfwerk zich naar meerdere genres en opdrachtgevers.
Van 1991-1998 studeerde ik daarnaast psychologie in deeltijd aan de Universiteit Utrecht.
Journalistieke aandachtsgebieden: human interest, cultuur, zingeving.