Simone Storm genomineerd voor Rotterdamse Vrouw van het Jaar award 2024

Simone (49, getrouwd) is projectmanager bij een projectontwikkelaar en werkt als vrijwilliger bij Stichting JIJ, een organisatie die mensen met eetproblemen ondersteunt vanuit ervaringsdeskundigheid. Simone is hersteld van anorexia.

8 Maart 2024 is het Internationale Vrouwendag. Een speciale dag om aandacht te vragen voor vrouwen rondom thema’s zoals economische zelfstandigheid, empowerment, seksueel geweld, zorg, arbeid, discriminatie en racisme. De dag staat in het teken van strijdbaarheid en solidariteit van vrouwen overal ter wereld. Dit jaar is het thema: ‘Invest in women: Accelerate progress’  

In Rotterdam is het traditie om op de Internationale Vrouwendag een Rotterdamse vrouw in het zonnetje te zetten voor haar inzet en werk voor vrouwen. Een van de genomineerden is Simone Storm voor haar tomeloze, positieve inzet en heldere visie voor de mens en stichting JIJ.

Stichting JIJ is een zelfhulporganisatie voor mensen met een eetprobleem en hun naasten. Bijna iedereen die voor de organisatie werkt is ervaringsdeskundig. Simone: ‘De inzet van ervaringsdeskundigheid is van grote waarde in het herstelproces van mensen met een eetprobleem. Het klinkt misschien raar, maar door die anorexia ben ik in mijn kracht gekomen. Ik ben wie ik ben door alles wat er is gebeurd.”

Dit is Simones verhaal:

Veel mensen denken dat anorexia begint in de pubertijd, maar dat is niet altijd zo. Ik was begin twintig toen het begon. Zomaar, uit het ‘niks’. In mijn jeugd at ik probleemloos en ik was nooit bezig geweest met eten of afvallen.

Toen een collega vroeg of ik zin had om mee te doen met lijnen, dacht ik: waarom niet? Ik doe het een paar weken en dan stop ik weer. Ik begon met maaltijdvervangers, drie keer per dag een shake. De kilo’s vlogen eraf en ik kreeg veel complimentjes. Ik hield het lang vol en werd steeds fanatieker. Op een gegeven moment dacht ik: waarom zou ik die dure shakes nog kopen als ik ook gewoon minder kan eten?

Na verloop van tijd at ik een appeltje en wat groenten op een dag. Ik begon afspraken te vermijden of zei ze last minute af omdat ik samen eten wilde voorkomen. Ook ging ik steeds fanatieker sporten. Ik stond regelmatig om vijf uur ’s ochtends op om te gaan hardlopen voor het werk. Niemand sprak me aan op mijn gedrag. Zelfs mijn vriend, met wie ik samenwoonde, had het niet door. Pas na een paar jaar zei mijn omgeving: is het niet genoeg zo?

Als je me nu vraagt wat ze hadden kunnen doen,  was dat vooral: niet negeren. Als je iemand ziet worstelen met eten, vraag dan niet: eet jij wel genoeg? Benader mensen op een liefdevolle manier, zoek het hart op. Vraag hoe iemand zich voelt. Zeg dat je er hoe dan ook voor iemand bent. Je kunt iemand niet forceren om hulp te aanvaarden. Maar geeft het niet op, hou het bespreekbaar en blijf vragen hoe het gaat. Net zo lang tot iemand bereid is om iets te vertellen en open te gaan staan.

Bij mij duurde het heel lang. Jaren. Ik was in ontkenning en vond dat ik een perfect leven had. Ik had een leuke baan in de bouw, familie, een man… alles dikke mik. Hoe kon ik een eetprobleem hebben? Ik functioneerde toch? Ik ging naar mijn werk en deed het huishouden. Alles ging door, maar ondertussen werd de anorexia steeds sterker en viel ik regelmatig flauw in huis en onder de douche. Ik was continue in strijd met mezelf. Ik wist dat er iets aan de hand was, maar ik kon het niet veranderen.

Mijn eetprobleem was anders dan de klassieke anorexia. Het ging bij mij niet over calorieën of gewicht maar over minder en meer naar de achtergrond. Het ging niet over mijn uiterlijk maar over mijn innerlijk. Ik had een ontzettend slecht zelfbeeld en vond mezelf vreselijk als mens. Ik was ervan overtuigd dat ik alleen maar ongeluk bracht en snapte niet dat mensen met mij om wilden gaan. Ik gaf alleen maar narigheid. Het niet-eten was een soort zelf-kastijden, ik strafte mezelf ermee. Ik vond het bijvoorbeeld moeilijk om iets te eten wat ik lekker vond. Dat gunde ik mezelf niet.

Hoe lager ik in gewicht kwam, hoe zwarter mijn gedachten werden. Hoe langer je blijft zitten met negatieve gedachten en ze niet uitspreekt of deelt, hoe erger het wordt. Uiteindelijk haatte ik mezelf. Als iemand een keer niet vroeg hoe het met me ging, dacht ik: zie je wel, ik ben niks waard! Tegelijkertijd was ik bang om het eetprobleem los te laten. Het was een houvast. Als ik het los zou laten, zou het dan wel lukken allemaal? Soms hoopte ik dat mijn lichaam er ineens mee op zou houden, dan moest ik wel stoppen. Maar zelf kon ik dat besluit niet nemen.

Ik keek wel rond naar hulp,  en had in oosten van het land wat praktijkhuizen gevonden. Ik had daar graag eens rondgekeken en geluisterd… Maar ik vond het doodeng en het was twee uur rijden. Met een baan en een eetprobleem was het gewoon te veel. Via zo´n praktijkhuis heb ik een tijdje gesprekken gevoerd met een ervaringsdeskundige in Gouda. Maar ik deed het meer voor mijn omgeving dan voor mezelf. Tijdens die gesprekken dacht ik alleen maar aan eten en dat ik erna ging hardlopen. Ik was nog niet klaar om beter te worden.

Pas na ongeveer negen jaar struggelen, heb ik een eerste, echte stap naar hulp gezet. Ik had ergens gezien dat de bibliotheek een programma had in het kader van ‘de dag van de eetstoornis’. Ik vond het doodeng maar ben erheen gegaan en heel demonstratief in het midden van de zaal gaan zitten. Ik hoorde verhalen van mensen die hersteld waren van een eetstoornis, die opgenomen waren geweest en nu weer aan het werk waren. Dat maakte impact. Dus je kan van een eetstoornis herstellen! Voor het eerst voelde ik een beetje hoop.

De volgende dag heeft mijn vader bij de GGZ geïnformeerd of ik terecht kon voor ambulante hulp. Een opname voelde als de stekker uit mijn leven, dat wilde ik vermijden. Maar ik was te laag in gewicht voor ambulante hulp. Ik moest opgenomen worden. De volgende dag heb ik me ziek gemeld en mijn buurman, die huisarts was, om advies gevraagd. Hij noemde de Ursula kliniek. Met tegenzin heb ik me aangemeld. Het ging zó slecht. Het moest wel.

Die eerste opname was een rustpunt maar heeft niet veel uitgehaald. Ik heb er negen maanden gezeten, vijf dagen intern en in het weekend naar huis. De focus lag erg op het eten en ik was vooral bezig met alles en iedereen om me heen. Ik vond alle andere mensen zielig en belangrijker dan mezelf. Dat was mijn grote valkuil. Ik liet anderen voor gaan en plaatste mezelf op de achtergrond. Er is een fundering gelegd voor mijn latere herstel, maar die eerste opname was niet voldoende.

Ik moest naar huis omdat mijn tijd erop zat. Wat ik nog steeds heel erg vind, is dat ik geen nazorg kreeg omdat ik 500 gram te licht was. Dat waren de regels. Dan doe ik het zelf, dacht ik, maar al snel begon ik weer af te glijden. Ik was ook meteen weer aan het werk gegaan. Ik had mijn baan opgezegd omdat ik me schaamde voor de opname en had vanuit de kliniek een nieuwe baan in de zorg geregeld. Ik was er niet op mijn plek. Iedere keer als ik langs een bouwput reed, verlangde ik naar mijn oude werk. Beetje bij beetje raakte ik weer verstrikt in het web van minder eten en dwangmatig sporten. Na drie jaar zag ik in: dit gaat niet. Als dit niet opgeruimd wordt, dan kom ik er niet meer uit. Dan ga ik dood…

Na wat aandringen mocht ik terug naar de Ursula. Omdat ik veel ondergewicht had, waren er wel speciale voorwaarden. Ik moest in een rolstoel, iedere ochtend en avond suiker prikken en in het weekend niet naar huis. Ik moest laten zien dat ik wilde vechten om uit dat speciale protocol te komen. Ik was extreem gemotiveerd maar het was wel lastig. Ik moest drie keer per dag eten en had geen enkele ruimte meer om te rommelen en dingen op mijn eigen manier doen. Ik had veel onrust en angst en maakte me zorgen om wat mijn lijf zou gaan doen. Na twee maanden mocht ik uit de rolstoel en starten met therapie. Vanaf dat moment maakte ik stappen in mijn herstel.

Vooral creatieve therapie heeft mij erg geholpen. Dat maakte iets in mij los, ik kwam erdoor bij een diepere, onbewuste laag

Deze keer richtte ik me heel bewust op mezelf. Ik realiseerde me voor het eerst: het probleem is dat ik mezelf haat. Vooral creatieve therapie heeft mij erg geholpen. Dat maakte iets in mij los, ik kwam erdoor bij een diepere, onbewuste laag. Ik heb gekleid, collages gemaakt en heel veel geschreven. Gedichten over mijn herstel, wel drie boeken vol! Het schrijven hielp om bij mezelf te komen. Als ik dingen teruglas dacht ik: ja dat bedoel ik.

Toen ik na een tijdje weer naar huis mocht in het weekend, merkte ik dat ik helemaal niet naar huis wílde. Ik voelde dat als ik wilde herstellen, ik moest stoppen met mijn relatie. Na bijna twintig jaar was dat doodeng, verschrikkelijk. Maar ik heb de knoop doorgehakt en daar zat ik dan: in een kliniek,  zonder huis, zonder werk en zonder relatie. Hoe laag kan je gaan? Maar het was ook mijn ommekeer. Ik voelde heel sterk: the only way is up! Ik moest naar het licht. Nu was de tijd om mijn leven te gaan bouwen zoals ik het wilde. Ik voelde een extreme oerkracht. Ik wist: het gaat goedkomen.

Ik kreeg steeds meer inzicht. Ik begon in te zien dat mijn jeugd eigenlijk helemaal niet normaal geweest was. Ik was opgegroeid met veel ruzie en spanningen om me heen. Niet zo gek dat ik slecht  met spanning kon omgaan en dat ik zo’n grote antenne had! Ik begon dingen in mijn gedrag te zien die bijdroegen aan de eetstoornis zoals altijd alles perfect willen doen, conflicten vermijden, mezelf verantwoordelijk maken voor de sfeer, mezelf wegcijferen, niet willen opvallen… Hoe meer ik aan mezelf werkte, hoe meer puzzelstukjes ik vond.

Beetje bij beetje begon ik te herstellen. Met ups en downs. De focus lag op zelfacceptatie. Ik hoefde mezelf niet geweldig te vinden als ik mezelf maar een hand kon geven. Even later dacht ik, als ik nu eens een arm om mezelf kan slaan… Ik werd bewust van mijn negatieve gedachten. Die negatieve, innerlijke stem, die de hele dag zei wat ik wel en niet mocht. Het hielp om die stem te visualiseren, ik noemde het de vogel op mijn schouder. Nu kon ik vechten tegen die vogel en niet meer continue tegen mezelf. Het werd tastbaar en – heel belangrijk – een vogel kan wegvliegen! Ik weet nog het moment dat ik wakker werd in de kliniek en dacht: hee het is rustig in mijn hoofd.

Mijn grootste angst was dat alles zou mislukken en ik op straat zou eindigen. Een draaikolk naar beneden. Ik leerde met mezelf in gesprek te gaan. Niet boos worden als ik me toch weer even wat minder voelde, maar het accepteren. Als je boos wordt, ben je negatief op jezelf en wordt het allemaal groter. Als ik een negatieve gedachte had of een angst, dan vroeg ik mezelf: is dit reëel? Ik vroeg mezelf wat is het ergste dat me kan overkomen? Als mijn moeder overlijdt… dat vond ik het ergste. En dan viel de rest wel mee. Dat soort innerlijke gesprekken hielpen mij om rustig te blijven. Gaandeweg leerde ik erop te vertrouwen dat het ook weer beter zal gaan.

Ondertussen leerde ik weer gewoon te eten. Ik moest wel en het was fijn om het uit handen te geven. Tegen mijn eetprobleem kon ik zeggen: sorry ik moet. Dat werkte voor mij. Maar wat ik jammer vind in de reguliere behandeling van eetstoornissen is dat de focus vaak te veel op het eten ligt. Ik mocht in het begin geen therapie volgen omdat ik te veel ondergewicht had. De eerste weken lag ik op de bank in de huiskamer! Zonde. Ik geloof dat je het allebei moet aanpakken: het eten én het hoofd. Als je alleen maar richt op eten dan loopt het cognitieve, je hoofd, niet mee.

Na negen maanden mocht ik naar huis. In de weekenden had ik geoefend in een huisje van een vriendin dat te koop stond. Vanaf daar ben ik verder gegaan. Voor het eerst in mijn leven stond ik echt op eigen benen. Ik kocht een huisje voor mezelf en had een nieuwe baan geregeld vanuit de kliniek. Terug in de bouw, bij twee oude collega’s. Ik werk er nog steeds met veel plezier! Het eten ging goed en het sporten had ik losgelaten. Ik kon eindelijk goed voor mezelf zorgen. Het lukte, omdat ik mezelf het waard vond.

Mijn eetstoornis heeft in totaal twaalf jaar geduurd. Ik was 35 toen ik uit mijn laatste opname kwam. Het was zuur en vervelend en het heeft een hoop tijd gekost. Maar het is goed zoals het is. Ik voel me nu vogelvrij. De anorexia is helemaal weg. Ik heb nooit meer problemen gehad met eten en ook het dwangmatig sporten is nooit terug gekomen. Ik heb geen angsten meer en geen negatieve gedachten. Ik moet niks meer van mezelf en vind mezelf prima zoals ik ben. Ik gun mezelf alles. Ook op het gebied van eten. Waar ik mezelf vroeger niets lekkers gunde, bestel ik nu het juist het allerlekkerste op de menukaart!

Het grote verschil met vroeger is dat ik nu leef vanuit mijn hart. Ik durf eerlijk, vriendelijk en oprecht te zeggen wat ik denk en voel. Als iets me niet past, zeg ik het. Soms sta ik even stil en vraag ik me af: voelt het nog steeds goed, is dit wat ik wil? Af en toe die peilstok erin is belangrijk. Zo blijf je bij jezelf en kun je bijsturen als het nodig is. Het klinkt misschien raar, maar door die anorexia ben ik in mijn kracht gekomen. Ik ben wie ik ben door alles wat er is gebeurd.”

Meer inspirerende herstelverhalen lees je in de verhalenbundel van Stichting JIJ.
Je kunt de bundel hier bestellen.

Beeld: privé beeld

Mijn gekozen waardering € -

De artikelen van Anne verschenen eerder in tijdschriften en kranten waaronder Fabulous Mama, Viva, Margriet, Linda en NRC Next. Anne is cultureel antropoloog en eigenaar van Uitgeverij 11