Altijd een eetstoornis – en steeds een andere

“Praten over eten blijft moeilijk. Zodra ik mijn gevoelens over eten deel, heb ik het niet meer in de hand. Althans, zo voelt het."

Anouk: “Controle is altijd heel belangrijk voor me geweest. Mijn dagen bestaan uit vaste rituelen. Vroeger meer dan nu. Toen mocht ik van mezelf een trui van 40 euro als ik eerst 40 dagen zo min mogelijk zou eten. Of moest ik stipt op bepaalde tijden eten en als dat niet kon, dan maar niet. Ook moest ik bepaalde oefeningen voor en na het eten doen. En als ik ‘teveel’ had gegeten, strafte ik mezelf door nog meer te doen.

Mijn gedachten waren ontzettend krom. Zo heb ik een tijd lang geen tandpasta durven gebruiken. Stel je voor dat daar calorieën in zaten? Later poetste ik mijn tanden juist voortdurend, maar wel volgens een bepaald stramien: 3 Keer achter elkaar flink poetsen met 3 verschillende soorten tandpasta, altijd als ik iets gegeten had. Ook probeerde ik minder te eten door mezelf iets leuks toe te staan als ik niet of maar een klein beetje at. Ik gebruik die dingen om controle te krijgen over mijn gedrag. Of eigenlijk, over mijn emoties. Als het mis gaat, raak ik in paniek.

Eten is altijd een strijd geweest. Al in de baarmoeder ging het mis. De placenta was niet goed en ik kreeg te weinig voeding. Daardoor bleef ik klein en werd veel te vroeg geboren. Vanaf mijn vierde jaar had ik last van eczeem en voedselallergie. Ik kreeg een eliminatiedieet en mocht bijna niets eten. Dat werd minder, maar op eetgebied bleef ik altijd een uitzondering. Door de eczeem vonden veel mensen het ook eng om me aan te raken. Ik voelde dat als een pijnlijke afwijzing. Mijn ouders hebben altijd hun best gedaan me te behoeden voor dergelijke negatieve reacties. Ze wilden me beschermen.

Mijn vriend doet hetzelfde. We hebben nu ruim twee jaar een relatie en hij laat me de mooie dingen van het leven zien. Maar het is niet makkelijk. Een eetprobleem is niet iets dat je kunt accepteren. Maar hij helpt me wel. Door bijvoorbeeld mijn bord op te scheppen of te helpen met het maken van een menu. Zo proberen we er samen zo goed mogelijk mee om te gaan. Heel belangrijk is ook dat hij verder kijkt dan alleen het probleem. Hij ziet míj en daarom lukt het ons om toch een goede relatie te hebben.

Het echte eetprobleem begon op mijn veertiende. Ik wilde wat afvallen en begon met lijnen. Ik besloot zo min mogelijk te eten en dat ‘hielp’. Ik werd dunner en dunner en hoe meer ik afviel, hoe dunner ik wilde zijn. Dat ik zowel lichamelijk en geestelijk achteruit vond ik niet belangrijk. Ik was altijd moe, had last van hoofdpijn en slapeloosheid. Maar dun-zijn was het enige dat telde. Ik hoopte dat als ik minder woog, mensen mij aardiger zouden vinden. Of, dat ik dan eindelijk mezelf zou kunnen accepteren.

Ik denk dat die aanhoudende onzekerheid de drijfveer was, en dus ging ik door. Ik viel kilo’s af, maar het was nooit genoeg. Als ik in de spiegel keek vond ik mezelf nog altijd te dik. Ik wilde perfectie en die drang werd steeds sterker. Als ik eenmaal een perfect lichaam had, zou het allemaal goed komen. En om dat te bereiken loog ik erop los. Over wat ik at en wat ik woog. Aan tafel smokkelde ik van alles weg. ’s Morgens strooide ik broodkruimels op mijn bord, zodat het leek of ik gegeten had. De koekjes die mijn moeder me bracht als ik aan het studeren was, spaarde ik op in een trommel. In diezelfde trommel verdween ook mijn lunch. Zo zag niemand dat ik eten liet liggen.

Ook deed ik oefeningen om calorieën te verbranden. Gewoon op mijn kamer op de grond, tijdens het studeren. Toen ik later excessief ging sporten, verzweeg ik de helft van de lessen die ik volgde. Liegen werd een gewoonte. Toch zag mijn moeder dat het niet goed met me ging. Ik moest naar de huisarts. Ook daar had ik mijn verhaal klaar. Van te voren  bedacht ik wat ik zogenaamd ontbeten had en ook bij het wegen sjoemelde ik er kilo’s bij. Ik mocht gewoon mijn kleren aanhouden en ‘natuurlijk’ droeg ik mijn dikste winterkleren. Lagen over elkaar. Met mijn ouders had ik een grensgewicht afgesproken. Als ik daaronder kwam zou ik worden opgenomen. Niemand heeft ooit geweten dat ik daar kilo’s onder zat. Ik heb me nooit goed gevoeld bij alle leugens. Maar op de een of andere manier lukte het toch om iedereen voor de gek te houden. Behalve mezelf natuurlijk. Ik wist dondersgoed waar ik mee bezig was. Ik hielp mezelf de vernieling in maar kon er niet mee stoppen.

Ondertussen had ik heel veel gelezen over eetproblemen en er zelfs een spreekbeurt over gehouden op school. Ik wist wat ik mezelf aan deed en moest en zou weer gewoon gaan eten. En dus probeerde ik ‘gewoon’ te doen. Maar ‘normaal’ eten was ik helemaal ontwend. Zodra ik iets at, sloeg ik door en kreeg een eetbui. Ik raakte al in paniek van een paar koekjes. Of wat rozijntjes. Eigenlijk kreeg ik alleen yoghurt en fruit redelijk ‘goed’ naar binnen. Al het andere resulteerde in een eetbui, waarna ik dan weer extreem ging lijnen om maar niet aan te komen. Het werd een vicieuze cirkel: Lijnen, eten, lijnen, eten. Op den duur leek het me al een wonder om één dag normaal te eten.

Ik schaamde me vreselijk. Ik, die altijd zo sterk en gedisciplineerd had gelijnd, verloor nu tijdens een eetbui ineens alle controle. Soms ging het een paar dagen redelijk, maar altijd zakte het weer af. Ik was met niets anders bezig dan eten: Wat ik zou gaan eten, wat ik wílde eten, hoeveel ik ging eten en wanneer. Eten was het eerste waar ik aan dacht als ik wakker werd en het laatste voor ik in slaap viel. Tijd of energie voor een sociaal leven had ik niet meer. Afspraken maken vond ik sowieso dood eng. Want stel je voor dat er wat gegeten zou worden?

Ik compenseerde extreem. Braken, laxeren, dieetpillen, eetlustremmers: Ik deed het allemaal. Sporten ook. Met perioden bewoog ik minstens 6 uur per dag. Toch dachten de mensen om me heen dat het eindelijk beter ging. Zij zagen mij vaker eten en waren opgelucht. Ik maakte mijn school af en ging naar de hbo. Het leek beter te gaan, maar van binnen ging ik nog steeds kapot. Als niemand het zag had ik eetbuien. Soms meerdere per dag.

Maar er waren ook periodes dat het wat beter ging. Dan hield ik mezelf voor dat ik er wel over heen zou groeien. En zo kabbelde het voort. Ik haalde mijn diploma en vond een baan. Ik was dolgelukkig en mijn verwachtingen waren hoog. Zou alles dan toch nog goed komen? Helaas liep het helemaal mis. Ik kon de stress van werken niet aan en mijn eetprobleem liep helemaal uit de hand. Uiteindelijk heb ik me ziek gemeld en ben ik samen met mijn moeder naar de dokter gegaan. Zij heeft hem over mijn eetprobleem verteld, zelf durfde ik dat niet. De huisarts stelde voor dat ik in therapie zou gaan bij een gespecialiseerde instelling maar dat wilde ik niet. Ik was niet gewend om over mijn eetproblemen te praten en vond ook dat ik het zelf moest oplossen. Ik dacht –heel naïef- dat ik dat wel zonder hulp zou kunnen. Ik had het probleem toch ook zelf veroorzaakt? Pas na een half jaar en heel veel praten, hebben mijn ouders en vriend me over de streep getrokken.

Ik begon met ambulante therapie. Dan ga je dagelijks, maar slaap je thuis. In therapie vond ik steun en herkenning, dat was een enorme opluchting. Ik kreeg ook meer duidelijkheid in bepaalde mechanismen en/of rituelen die ik hanteerde. Toch vond ik de inbreuk op mijn geheime eetleven vreselijk. Praten over eten bleef ontzettend moeilijk en hoewel ik echt mijn best deed, ging het eigenlijk steeds slechter. Mijn vriend en ik woonden inmiddels samen en overdag, als hij naar zijn werk was, had ik vrijspel. Ik loog, at zo min mogelijk en sportte extreem. Ik sloeg helemaal door, ging dagelijks naar de sportschool en deed thuis ook nog allerlei oefeningen. Net als met afvallen was het nooit genoeg. In korte tijd viel ik heel veel af. Het gekke was dat ik me aan de ene kant heel goed voelde omdat ik de controle weer terug had en veel kon afvallen. Maar tegelijkertijd voelde ik me ziek en depressief, alsof ik het leven niet meer aankon.

Uiteindelijk ben ik opgenomen in een gespecialiseerde kliniek voor meisjes met eetstoornissen. De focus lag vooral op het leren van structuur: 3 keer per dag een maaltijd en 3 keer per dag een tussendoortje. Maar de therapie was ook gericht op onderliggende problemen. Het contact met de meiden onderling was wisselend. De groep veranderde ook steeds, dus een echte band opbouwen is moeilijk. Je hebt veel steun aan elkaar, maar er is ook veel jaloezie en ergernis. Daarbij is iedereen heel erg met zichzelf bezig. Veel meiden zitten helemaal in hun eigen wereldje met hun eigen dwangmatigheden en rituelen. Toch heb ik een aantal hechte vriendschappen overgehouden aan de kliniek. Één hartsvriendin zelfs. Zij is inmiddels ook thuis en we hebben nog veel contact. Jammer genoeg sloeg de therapie bij mij niet echt aan. Ik kon mijn draai niet vinden en ging na een paar maanden met ontslag. Ik wilde het zelf proberen.

Na 8 weken werd ik weer opgenomen. Het lukte niet. Ik kreeg een andere, meer individuele behandeling en even ging het beter. Maar na een paar maanden escaleerde het. Ik viel nog verder af en kreeg extreme moeite met eten en drinken. Ik had mezelf totaal niet meer in de hand, kreeg angsten en was suïcidaal. Ik heb zelfs even op een gesloten afdeling gezeten. Wat een hel! Ik voelde me alleen en aan mijn lot overgelaten. De verpleging was koel en afstandelijk en het bezoekuur was overdag als mijn vriend moest werken. Ik zag hem heel weinig, wat extra frustreerde.

Gelukkig mocht ik na een paar dagen terug naar de afdeling voor eetstoornissen. Daar heb ik een time-out aangevraagd, ik mocht voor een week naar huis. Samen met mijn ouders en vriend hebben we toen besloten dat ik het weer thuis ging proberen. Voorwaarde was dat ik me aan een bepaald menu kon houden: Eén belegde boterham en een glas melk voor ontbijt, twee boterhammen voor lunch en ’s avonds een warme maaltijd. Tussendoor was koekjes en twee stuks fruit. Dat is het menu waar ik nu mee worstel. Ik krijg heel veel steun van mijn familie en vriend, maar het blijft moeilijk. Werken gaat voorlopig niet, de strijd vergt al mijn aandacht.

Eten, niet-eten, compenseren, zelfhaat, walging van mijn lichaam, angst om niet aardig gevonden te worden, perfect willen zijn… In mijn hoofd woedt een oorlog. Ik voel me vaak somber en depressief, maar probeer te onthouden dat die gevoelens ook weer over gaan. Sinds anderhalf jaar gebruik ik anti-depressiva en dat helpt een beetje. De schaamte voor mijn lichaam is er altijd. Ik voel me dik terwijl ik weet dat ik objectief gezien een normaal gewicht heb. Mijn vriend heeft de weegschaal de deur uit gedaan, en wellicht is dat maar beter ook. Wegen leidt me ontzettend af. Toch sta ik vaak op het punt er weer een aan te schaffen. Ik mis de controle en wil altijd weten wat ik weeg…

Tot nu toe heb ik me weten in te houden. Mijn doel is me goed te voelen in mijn lijf, ongeacht het cijfer dat daar bij hoort. Overdag zoek ik afleiding door mijn dagen zo goed mogelijk te structureren. Ik zorg voor mijn huisdieren en doe nu een cursus. Eén  keer per week ga ik naar therapie. Ik weet inmiddels dat mijn probleem voortkomt uit onzekerheid, faalangst en zelfhaat. Maar waar dat vandaan komt is me niet helemaal duidelijk. Het is iets diep in mij. Op de basisschool kreeg ik al therapie voor mijn slechte zelfbeeld. Misschien zal ik mezelf wel nooit accepteren, maar tegenwoordig probeer ik het voor mijn vriend en familie. Voor hen wil ik leven en leren om gezond te eten.”

Uit privacyoverwegingen is de naam van de geïnterviewde gefingeerd.

Anorexia en Boulimia Nervosa komen voornamelijk voor bij vrouwen tussen de 15 en 30 jaar; ongeveer 5% van de patiënten is man. Anorexia komt voor bij 1.5 op de 1000 vrouwen. De schattingen voor boulimia zijn aanmerkelijk hoger: 4,5% van de vrouwen en 1,5% van de mannen zou hier aan lijden. De ziektes duren gemiddeld 7,5 jaar, met een spreiding van een half jaar tot dertig jaar. De weg naar genezing is vaak lang. Ongeveer 45% van de patiënten herstelt volledig, 30% verbetert gedeeltelijk en het 25% herstelt niet. Ongeveer 10% van de patiënten overlijdt aan de gevolgen van deze ziektes (door slechte lichamelijk conditie of suïcide). Het hoogste sterftecijfer onder de psychische stoornissen! Naar schatting komt 55% (2002) helemaal niet in de hulpverlening terecht. Bron: Human Concern

Heb jij ook last van een langdurige eetstoornis? Bij Anonieme Overeters (www.anonieme-overeters.nl) , Human Concern (www.humanconcern.nl)   en Stichting Anorexia en Boulimia Nervosa (www.sabn.nl) kun je terecht voor hulp.

Image by Ryan McGuire from Pixabay

Mijn gekozen waardering € -

De artikelen van Anne verschenen eerder in tijdschriften en kranten waaronder Fabulous Mama, Viva, Margriet, Linda en NRC Next. Anne is cultureel antropoloog en eigenaar van Uitgeverij 11