Boogers’ schreeuwende stilte

Het is een ondergewaardeerd genre, de novelle, zo maakt 'Wanneer de mieren schreeuwen' van Alex Boogers (1970) maar weer eens duidelijk. Dit prachtige tot fictie geknede verhaal van de Rotterdamse jongen Sedar Soares, doodgeschoten vanwege het gooien van een sneeuwbal, lees je in één ruk uit.

Alex Boogers – Wanneer de mieren schreeuwen (135 p.)
Podium, € 15,00/€ 9,99 (e-boek)

‘Hou vol,’ fluisterde Jamal. Hij leek plots in slaap gesukkeld. Dromend van de cachupa van zijn moeder, de gesprekken met Suzanna, of zijn vrienden en voetbalmaatjes. Jamal had Socrates nog nooit zo rustig zien liggen. Hij had hem nooit vastgehouden. Niet zo.

In Wanneer de mieren schreeuwen brengt een Rotterdamse taxichauffeur de ik-verteller, een schrijver en voormalig bokskampioen, naar de Erasmus Universiteit, waar hij een lezing moet geven aan studenten. Verdiept in zijn aantekeningen begint hij vanaf de achterbank een praatje met chauffeur Gabriel, een eind dertiger die weinig dromen meer koestert sinds die ene dag tien jaar geleden, 1 februari 2003, de dag waarop spaceshuttle Columbia en zijn bemanning oploste in de dampkring. Die ene dag waarop alles veranderde.

Op deze dag, hier in een taxi in Rotterdam, verandert er ook iets voor de ik-verteller. De ‘praatjesmaker’, zoals Gabriel hem noemt, nodigt de chauffeur uit zijn verhaal te vertellen, en al luistert hij aanvankelijk nauwelijks, al snel raakt hij geboeid door het relaas dat zich gaandeweg ontvouwt.

‘Zijn verhaal is me altijd bijgebleven,’ mijmert hij achteraf.  Geen idee waarom het ene aan je voorbijgaat en het andere bij je blijft. Er ligt altijd een verhaal op je te wachten dat je niet zozeer wilt horen, maar dat je nodig hebt, op de een of andere manier. Het geeft je iets.’

Gabriel vertelt liefdevol over zijn neefje Socrates, op die noodlottige dag nog maar 13 jaar oud, een zachtaardige knul in de groei met lange, onhandige ledematen, die op het voetbalveld verandert in een sierlijke hinde. Zijn Kaapverdiaanse moeder moet sinds het vertrek van haar man hard knokken om haar drie kinderen en zichzelf te onderhouden en ziet haar zoon liever advocaat of arts worden. ‘Ze was niet uit Kaapverdië vertrokken om het hoofd van Socrates te vullen met dromen over profvoetbal en gekke ideeën over roem en geld. Als hij al iets moest leren van de reis van zijn familie, dan was het wel dat ze niet waren vertrokken voor spel en plezier.’

Maar een jongen van 13, die laat zich niet temmen. Die droomt van een betere toekomst, een carrière als voetballer en, heel voorzichtig, van een meisje. Die speelt op straat met zijn vrienden en haalt kattenkwaad uit. Die vergeet de tijd en komt te laat voor het eten. Die gooit sneeuwballen naar voorbijrijdende auto’s. Die wordt doodgeschoten.

Verstild

In gedoseerd, ingetogen proza, zonder de emotionele truukendoos open te trekken, beschrijft Boogers de in-tragische en volkomen zinloze dood van een Rotterdamse jongen, gewoon omdat hij een sneeuwbal gooide tegen de verkeerde auto. Zo eindigt een leven voordat het goed en wel begonnen is, zo blijven de nabestaanden geknakt en gedesillusioneerd achter. Terwijl de wereld in rep en roer is over de ramp met het ruimteveer, wordt het in een Rotterdamse familie steeds stiller.

‘Mijn vader vertelde ooit een verhaal over een boeddhistische monnik die naar China reisde om in een grot te wonen,’ vertelt de taxichauffeur. ‘Hij was zo verstild geraakt dat hij de mieren kon horen schreeuwen. (…) Ik kon me er niets bij voorstellen, maar kort na de dood van Socrates moest ik er ineens aan denken. Ik werd zo stil dat ik gevoelig werd voor alles wat ik hoorde en zag.’

Boogers schreef een gloedvolle novelle van een zinloze dood. Een dood die slechts betekenis krijgt als we die er als samenleving aan geven, als we die niet als een incident beschouwen, maar in een groter geheel plaatsen. Het zijn ongetwijfeld Boogers’ eigen woorden die de ik-verteller uitspreekt aan het einde van zijn lezing, waarin hij op zijn beurt weer de studenten het verhaal van Gabriel heeft verteld. 

‘Ik wil er eigenlijk mee zeggen dat ik hem gehoord heb. Ik heb geluisterd. Soms is dat het enige waar een mens behoefte aan heeft.’

Mijn gekozen waardering € -

Geef een reactie