Zo maak je het ideale terras

Weinig is zo openbaar als het terras van een café of restaurant, maar tegelijkertijd is terrasbezoek vaak juist een heel intieme aangelegenheid. Dat stelt hoge eisen, maar wat maakt een terras aangenaam, of juist niet?

Laten we om te beginnen vaststellen dat het ene terras het andere niet is. Zo kom je in pretparken en op festivals massale volpropplekken tegen voor bieromanen dan wel ijs-, patat- en pizzapunteters. Daar gaan we het niet over hebben, net zo min als over de lounge-oases met ligbedden en ander hedonistisch zonnegerief die  strandtenten op hun plankieren inrichten. Hier gaat het om de twee soorten die het meest voorkomen, maar hemelsbreed van elkaar verschillen: restaurantterrassen en caféterrassen met bediening.

Een restaurantterras is een regelrechte voortzetting van de eetzaal, maar dan zonder dak en vaak wat spartaanser gedekt. In een nog iets ontspannener sfeer, komen er vooral gezelschappen eten en converseren, net als binnen. Daar wordt een goed restaurantterras ook op ingericht. De tafels zijn vierkant of rechthoekig, zodat ze tegen elkaar geschoven kunnen worden om ‘viertjes’, ‘zesjes’, en zo voort te maken. Daaromheen degelijke, comfortabele eettafelstoelen, liefst zonder armleuningen, zodat iemand halverwege het samenzijn zonder halsbrekende toeren even van tafel kan. Een vlakke en stabiele ondergrond is een must, niets eet vervelender dan een wiebeltafel. Alleen in rustiekere omgevingen – want ongemakkelijk voor hooggehakte dames – voldoet ook grind, waar tafels stevig ingedrukt kunnen worden.

Zoele zomeravonden

Omdat in onze streken vooralsnog alleen de zomerse vakantieperiode gelegenheid biedt tot buiten eten, ligt op een goed restaurantterras het accent op kleine tafels. Niemand schuift graag noodgedwongen aan bij wildvreemden, en zoele zomeravonden zijn bij uitstek het domein van verliefde of vertrouwde koppels. Die zitten bij het eten liefst tegenover elkaar.

Mede daarom zijn de onbehouwen houten banken die we zo vaak in de Nederlandse buitenhoreca tegenkomen ondingen. Die wat naar Piet Hein Eeks sloophoutontwerpen ruikende gevaartes zitten ongemakkelijk en maken aanschuiven onvermijdelijk. Het zijn vooral de eetcafés, de lower middle class van het restaurantwezen  (de echte lower class eetgelegenheid is natuurlijk de snackbar, die maar hoogstzelden een terras met bediening heeft) die zich hieraan bezondigen.

Voor eenlingen is een restaurantterras bijna net zo ongemakkelijk als de eetzaal zelf. Ook daarom horen op een goed terras veel ‘tweetjes’ te staan: In je eentje aan een vierpersoonstafel terechtkomen is geen pretje, zeker niet zo in het zicht van de halve wereld, en al helemaal niet als het wat drukker wordt. Daar staat tegenover dat op een terras het straatbeeld de eenzame eter meestal meer afleiding biedt dan binnen voorhanden is, waar je het met de buren en de bediening moet stellen.

Zonnebril

Het caféterras is een heel andere wereld. Hier zetten eenlingen veel sterker de toon:  individuele flaneerders en vermoeide wandelaars en langsfietsers. Het is waar Henny Vrienten in 1991 veilig achter zijn zonnebril van borst naar bil de meisjes nakeek die Andy Williams een kwart eeuw daarvoor al zo verlekkerd bezongen had. Verder is het de ideale omgeving voor informele afspraakjes van elke denkbare soort, van amoureus tot zakelijk. Het is waar je met je beste vriendin bij een muntthee of een tintelend glas vinho verde je privéproblemen kunt doornemen. Maar het is bovenal een oord waar je in je eentje in alle rust op je dooie gemak van een versnapering kunt genieten: In een weldadig voorjaarszonnetje of in de verkoelende schaduw van een parasol je krantje of boekje lezen of in je telefoon bladeren; even niks hoeven; het leven overdenken; mensen kijken en het gedoe van de anderen aan je voorbij laten trekken.

Dat zijn allemaal nogal intieme activiteiten, zodat een aantrekkelijk caféterras in al zijn openbaarheid paradoxaal genoeg een hoge mate van pricacy biedt, of dat op zijn minst suggereert. Hier zijn zitbanken, grof gevormd of niet, helemaal ongewenst. Die zijn alleen geschikt om verstokte rokers ‘van binnen’ op samen te stouwen. Buitengesloten rokers zoeken elkaars gezelschap. Er heerst onder hen  een soort samenzweerderige lotsverbondenheid. Ze delen het troostende, Asterix-achtige gevoel zich passief te verzetten tegen een vijandige buitenwereld. Daar passen stoere banken wel bij, maar ze verpesten elke schijn van intimiteit en privacy op een terras. Nog ongeschikter zijn lange tafels met dito zitbanken, type Oktoberfest. Die horen alleen thuis in de boertig-collectivistische sfeer van de biertuin. Maar als de echte terrasliefhebber één ding wil, dan is het niet dat. Je wilt juist alles en iedereen om je heen kunnen negeren. Je zit er open en bloot, en tegelijkertijd ben je er niet.

Licht, rond en flexibel

Wie alleen op het terras zit, wil liever niet aangestaard worden door een verwijtend lege eetkamerstoel tegenover zich. Vandaar dat op een goed caféterras de stoelen licht en klein zijn, een beetje Thonet-achtig van uitstraling. Ook staan ze niet onder, maar losjes rond de tafeltjes. Zo’n tafeltje is weinig meer dan een ankerpunt waar je je consumptie op stalt. Op het ideale terras zijn die tafeltjes daarom klein en rond, zodat ze makkelijk te verplaatsen zijn, klanten en personeel er zonder moeite tussendoor kunnen laveren en stoeltjes gemakkelijk van het ene naar het andere tafeltje gehaald kunnen worden, zodat eenlingen, paren en grotere groepen steeds gemakkelijk een plekje kunnen vinden.

Alles is hier licht en flexibel, overeenkomstig de verschillende bezigheden van de gasten. Wie met z’n tweeën komt mensen kijken, zit liefst min of meer naast elkaar aan weerszijden van z’n ankerpunt, met de rug naar het café. Wie een intiem gesprek wil voeren gaat dichter bij elkaar zitten, onder een hoek, maar zelden of nooit recht tegenover elkaar. Men wil een zekere nonchalance blijven uitstralen, een soort onverplichtende lichtheid. Daarom zit ook de eenling bijna nooit echt achter een tafeltje, maar min of meer terzijde ervan.

Ongedekt

Die tafeltjes zijn uiteraard ongedekt en liefst van metaal, zodat ze snel drogen als er een bui is gevallen en in één veeg schoon te maken zijn als er een glas is omgegaan. Maar het allerbelangrijkst zijn de stoeltjes. Heel klassiek zijn metalen stoeltjes, eventueel met een zitting van houten latjes maar zonder armleuningen, maar rieten of rotan fauteuiltjes zijn ook heel aangenaam en sfeervol. Kunststof zit meestal niet lekker en kan gemeen  aan blote dijen plakken. Wie aan die basisvoorwaarden voldoet, ziet met wat hulp van de zon z’n terras gegarandeerd vollopen.

Mijn gekozen waardering € -

Taalkundige, schrijver, vertaler en wetenschapsjournalist @rik_smits_ @RikSmitsAuthor